Geborenomvrijtezijn schreef:Beste Joannah,
Ik begrijp uit pagina veertien dat er wat ruimte gekomen is voor mensen die anders over de kinderdoop denken.
Vandaar dat ik nu de vrijmoedigheid weer durf te nemen om te reageren.
Joannah, met je vraag m.b.t tot het verbond zit je behoorlijk dicht bij de kern vraag.
Want de vraag rond om het verbond is nu net waar het om draait en waar de problemen rond de kinderdoop ook ontstaan.
De besnijdenis was namelijk het teken van het verbond tot zover zullen de meesten het met me eens zijn.
Maar als het verbond nu eens voor de Joden was en dat zij zich dus aan deze geboden moesten houden.
Toen Jezus gestorven is en weer opgestaan is werd het oude verbond vervangen door het nieuwe verbond wat beter was dan het oude verbond.
Dit verbond is voor zowel de Joden als de heidenen.
Want in dit nieuwe verbond kunnen we niet opgenomen worden maar door geloof alleen kunnen we er deel aan krijgen.
Dit lees ik bijvoorbeeld in Gal. 3 vers 23 - 25
Zo begrijp ik het ook.
We zeggen wel de vervangingstheorie te hebben afgezworen, maar is dat echt zo?
Dan moeten we toch ook de kinderdoop opnieuw eens gaan bekijken,lijkt me.En wat vinden we van wat de enceclopedie zegt(onpartijdig, neem ik aan, geen voordeel hebbend aan welke uitleg dan ook))
bijbelwiki zegt er dit over:
"In latere eeuwen werd, door de Rooms Katholieke Kerk, de kinderdoop ingevoerd welke eveneens werd overgenomen door de kerken van de Reformatie. De onderbouwing van deze praktijk is voornamelijk gelegen in de zogenaamde 'verbondsleer' of Vervangingsleer en kent geen Bijbelse gronden".
En dat is nogal wat.
Hier de hele pagina:
De kinderdoop is een gebruik dat vanaf ca. de 12e eeuw na Christus door de kerk werd voorgeschreven als de methode van dopen. Zij beroept zich hierbij op diverse delen uit onder meer de Handelingen der Apostelen waaruit afgeleid wordt dat hele gezinnen, inclusief onmondigen, gedoopt zouden zijn.
Vanuit de Evangeliën is er geen indicatie voor het dopen van kinderen. Het is door Jezus niet ingesteld en ook door zijn discipelen niet gepraktizeerd.
Justianus de Martelaar zette omstreekts 140 n.Chr. aan de Romeinse keizer Antonius Pius in zijn verdediging-geschrift tot in details uiteen wat de geloofspraktijk van Christenen was. De kinderdoop was hiervan geen onderdeel. Justianus gaf in dit verslag -waarvan de echtheid door niemand wordt bestreden- een heel nauwkeurige beschrijving, hoe de gelovigen zich in de doop aan God en Zijn dienst wijdden, en dat de dopelingen van de waarheid van de nieuw-testamentische leer overtuigd moesten zijn (wat een kinderdoop uitsluit) alvorens gedoopt te worden.
In de Didache, een vroegchristelijk geschrift van omstreeks 120 n. Chr., lezen we in hoofdstuk VII het volgende met betrekking tot de doop: "U moet als volgt dopen: nadat u al het bovenstaande hebt gezegd, doop in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest met stromend water. Indien u geen stromend water hebt, doop dan met ander water. Indien het niet mogelijk is met koud water, dan met warm. Indien u geen van beide ter beschikking hebt, giet dan water over het hoofd in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Degeen die de doop verricht moet voor de doop vasten. De dopeling, en zo mogelijk enige anderen, moet ook vasten. Wat de dopeling betreft, u moet hem opdragen dit een of twee dagen te doen." Hier wordt weliswaar voor het eerst melding gemaakt van een begieten in plaats van onderdompelen, maar ook hier is de dopeling geen baby, maar een volwassen persoon. Een zuigeling immers kun je moeilijk opdragen om een of twee dagen te vasten.
Verder is er in de vroegchristelijke literatuur geen vermelding van een andere wijze van dopen dan de onderdompeling, tot aan de bekende kerkvader en schrijver Tertullianus (155-220 n.Chr.) omstreeks het jaar 200 n.Chr. Hij tekende ernstige bezwaren aan tegen een vorm van kinderdoop, die hier en daar scheen plaats te vinden. Voortkomend uit de wereld der heidense mysteriën werd de kinderdoop zo langzaam ingevoerd binnen de Christelijke gemeenten, net als andere heidense gewoonten, en werkten veelvuldig en vroegtijdig op de leer en het geloofsleven van de vroege kerk in, nadat zij zich van haar (oorspronkelijk Joodse) identiteit had losgemaakt. En zo is het daarom niet verwonderlijk, dat ook de kinderdoop haar oorsprong vindt in een heidense reinigingsritus, die onmiddellijk na de geboorte als initiatie tot het leven plaatsvond. Door de kerk is dit religieuze oersymbool overgenomen als werkzaam teken van de wedergeboorte uit het oude bestaan.
In zijn geschrift "De Baptismo" (Over de Doop) somde Tertullianus reeds alle latere bezwaren tegen de kinderdoop, aan de hand van bijbelse gegevens, op. Desondanks werd de kinderdoop in de synode van Carthago (251 n.Chr.) als regel vastgelegd.
In het begin van de 4e eeuw geraakte de kinderdoop in brede kring in discrediet, maar tegen het einde van de 4e eeuw werd deze crisis bezworen en sinds die tijd motiveert de kerk de kinderdoop als wegneming of "afwassing" van de erfzonde (Augustinus in "Pelagius").
Tot aan de 12e eeuw werd door heel Europa heen echter nog volwassen gedoopt. Een bekend voorbeeld hiervan was de Friese Koning Radbout: hij liet zich na zijn bekering onderdompelen. In de navolgende periode werden echter, in de periode 1200-1515, in opdracht van de kerk alleen nog kinderen gedoopt. Vanaf 1515 ontstond er weer discussie over de doop, met de komst van John Smith, Dirk Philips, Menno Siemons en vele anderen die hun leven riskeerden door de 'volwassendoop' weer te praktizeren.
Externe links
http://www.google.com/search?hl=en&q=on ... kinderdoop