DWW schreef:Ik wens anderen niet anders aan te prijzen dan Christus en Dien gekruist, maar hoevelen hebben hun Christus alrede niet gevonden in hun wenen voor God, in hun overtuiging, in hun zielsontdekkingen, in een heenwijzing naar Hem, noem verder maar op.
Ach, en u meent alrede gevonden te hebben in het sterven aan de wet, want zo kun je elkaar wel over en weer op basis van het denken voor de ander veroordelen.
U matigt zich een oordeel aan wat u niet kunt. U meent zandgronden waar te nemen, daar waar u helemaal geen ogen hebt om dat te kunnen zien!
Hoevele malen heb ik u nu geschreven dat een zondaar nooit zelf meent op de ware grond te rusten voor de vrijspraak?
Toch voert u dit weer aan als zijnde een waargenomen probleem.
Ik vraag u: Wat te zeggen tegen zo iemand, als zo iemand zou bestaan: U staat op zand, u moet sterven aan de wet?
Of: U staat op zand, ik ken een betere grond, namelijk Christus!
Misschien kunt u eens overwegen om de wet en het evangelie in haar juiste orde te verstaan ten aanzien van de prediking. Die is een andere dan ervaren wordt in de toepassing. De prediking is het werk waartoe Gods knechten geroepen zijn. Zij mogen zaaien door Evangelie te prediken, Gods Woord uit te leggen. Gods Geest past het toe, en hoe, ja dat kunt u niet begrijpen.
Wel weten we dat Gods Woord spreekt over verslagenheid en troost in Christus. En u zegt dat verslagen mensen zich daarmee niet mogen troosten want het is zand. Ja, dat is de conclusie van uw denksysteem die dat inleest in de Schrift. Maar het is niet de taal van de apostelen en zeker niet van de Christus der Schriften zelf!
Dit zijn nu de zandgronden waarvoor ik wens te waarschuwen.
Daarvoor heeft u eerst een beschuldiging nodig aan het adres van de te waarschuwen mensen. Die beschuldiging mag u niet inbrengen, ja, dat geldt ieder mens!
Gods geroepen knechten mogen waarschuwen vanuit de strekking hunner prediking. Doch een los uit verband genomen beschuldiging in het algemeen zo ongereformeerd drijven, is een onbetamelijke zaak!
Jona was ook ontwaakt uit zijn slaap, maar was pas met die door God beschikte Vis verenigd toen hij overboord was geworpen in de golven ten dode. Toen was de zee pas gestild van haar verbolgenheid. Hier hoor ik bijna niemand over spreken.
U spreekt nu als een labadist. Daar wens ik naast dit schrijven geen verdere woorden aan vuil te maken. Ik raadt u dringend aan het werk van Jacobus Koelman hierover te raadplegen, tevens het naar aanleiding van de dwalingen der Middelburgse labadisten geschreven boek De Godvruchtige Avondmaalganger van Petrus Immens, en zeker het bekende werk van vader Brakel tegen de opvattingen der quiëtisten, te weten de labadisten met de titel De redelijke Godsdienst.
De vergelijking die u op deze wijze tever doortrekt is in deze vorm afkomstig uit Labadistische en middeleeuwse mystieke geestdrijverij.
U haalt het wonder van zaligworden volkomen weg, en ontneemt Gods eer die alleen maar verheerlijkt kan worden in de weg van het verloren gaan maar ook in de behoudenis van een zondaar.
Ach, u legt uw grond in de weg van afbraak, de voorbereiding als zijnde het onderscheidende tussen zijn en schijn. Ik daag u uit: Noem een bewijs uit het NT waaruit blijkt dat het OT zo toegepast dient te worden. U leert een leer waartegen geachte oudvaders gestreden hebben!
Dit nu is het verdoemende recht en het verzoenende recht, waar sommigen weleens over spreken. Zo alleen, wordt Zijn Goddelijke recht, waarvan Zijn wet een afspiegeling is, verheerlijkt, met behoud van Zijn Goddelijke deugden. Is God dan niet zeer barmhartig? Ja, maar God is ook zeer recht rechtvaardig, leert de HC onderwijzer. In dit heilige Recht worden beide deugden verheerlijkt in het hart van de zondaar. God heeft ze getrokken met Zijn koorden van goedertierenheid, heeft ze ten dode toe verdoemt en vervloekt naar Zijn rechtvaardigheid middels de eis die er vanuit Zijn heilige wet uitgaat tot een volkomen betaling, en is dat verkoren volk in de schenking van die éne meerdere grote beschikte Vis tot redding zeer barmhartig, tot rechtvaardigheid. Zo alleen komt God aan Zijn eer en Zijn verkoren volk aan de zaligheid, beste vriend. Want aan die eer van God, hangt de zaligheid van Zijn duurgekochte bruidskerk.
Och, dat recht wordt zo verdraaid. De Heere heeft zijn geliefde Zoon verdoemd om Zijn deugden niet te schenden.
En nu komt u met de oude roomse opvatting waar Luther zo onder vastliep. Ja met u wordt Luther onder de roomse leer gerechtvaardigd. Welk een subtiele vorm van rechtzinnige klanken die terug leiden tot dat waar onze vaderen tegen gestreden hebben. Och, zie toch dat de Heere niet verheerlijkt wordt in het verdoemen van zondaren maar in zondaren die zich bekeren en zich in hun ellende tot de Zaligmaker wenden. Ja, daartoe werkt de Heilige Geest. De Vader wordt in de Zoon verheerlijkt. De Trooster verheerlijkt de Vader door zondaars tot de gezegende Zaligmaker te brengen.
Dáár ligt de troost van de kerk. Niet in de soevereine weg waarlangs de Geest dat wrocht, hoe belangrijk die weg ook is.