Pagina 12 van 43

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 10:49
door Tiberius
Marieke schreef:En please, ik hoop dat ik geen "wishfull-thinking" verweten krijg...
Of alle kikkers in de kruiwagen willen houden. :)

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 10:50
door Marieke
Tiberius schreef:
Marieke schreef:En please, ik hoop dat ik geen "wishfull-thinking" verweten krijg...
Of alle kikkers in de kruiwagen willen houden. :)
Wat die verwijten betreft: kikkers in de kruiwagen kwaken nog precies hetzelfde als kikkers buiten de kruiwagen! :)

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 10:51
door Ander
Marieke schreef:
Ander schreef:
Wilhelm schreef:
En Tiberius, het is prachtig dat je alle kikkers in de kruiwagen wilt houden. Maar ik begrijp niet dat niet in wilt zien dat Ds. de Heer hier een doopvisie vertolkt die binnen de GGiN gangbaar is maar waar door velen predikanten binnen de GG, gelukkig anders over gedacht wordt.
Ik vind het zo grappig dat je hier mee komt. Er zijn 57 GG-predikanten. Er zijn er hier een paar genoemd die zich wat anders uitdrukken dan ds. de Heer en vervolgens zijn er velen die er anders over denken.
Ik vind het best dat er wat genuanceerd wordt over de doop. En zo'n verhaal als Marieke quote uit het dagboek vind ik ook echt prima. Maar ga de gedachte van ds. de Heer niet een GGiN-gedachte noemen, in de GG komt deze gedachte ook veelvuldig voor. En dan zeg ik: gelukkig.
Eens, de verschillen worden hier enorm uitgemeten en uitvergroot en in het wezen der zaak bedoelen ze allemaal hetzelfde. De een drukt zich inderdaad wat anders uit ("de zon schijnt" klinkt anders dan "het is niet donker buiten", maar het is precies hetzelfde) dan de andere, maar de verschillen zijn echt niet zo groot als dat hier gesuggereerd wordt. En please, ik hoop dat ik geen "wishfull-thinking" verweten krijg...
Eens, ja.

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 10:53
door huisman
Marieke schreef:
Tiberius schreef:
Marieke schreef:En please, ik hoop dat ik geen "wishfull-thinking" verweten krijg...
Of alle kikkers in de kruiwagen willen houden. :)
Wat die verwijten betreft: kikkers in de kruiwagen kwaken nog precies hetzelfde als kikkers buiten de kruiwagen! :)

Oké alle GG predikanten denken hetzelfde over de doop...ze zeggen alleen het niet :OO3

Kunnen wij nu weer terug naar de inhoud.

@Erasmiaan waarom ben jij het wel met mijn posting eens maar denk je toch dat ik het anders duidt.

Re: Artikel "Pleiten op de doop" (uit: Wist je dat)

Geplaatst: 28 jun 2011, 10:53
door Afgewezen
Geka schreef:Ja, omdat de doop van de kinderen van de gelovigen rust op Gods genadeverbond, en omdat Gods beloften van het verbond door de doop betekend en verzegeld worden (en dat is geen synoniem voor de oproep tot geloof en bekering); is de doop (of beter gezegd de inhoud van de doop: de verzegeling van Gods beloften) wel degelijk een aansporing tot pleiten.
In Ez. 36 gaat het heel nadrukkelijk om de Verbondsgod van Israel. En Ps. 81 maakt dat eveneens duidelijk. De oproep om te pleiten komt tot geheel Israel, ook tot degenen waarvan de HEERE moet klagen: Och, had naar Mijn raad, zich Mijn (! Waarom dat mijn? Verbond!) volk gedragen…
De HEERE blijft trouw aan Zijn verbond, bij al de ontrouw van onze kant. Toen en nu.
Overigens heeft dat ook een keerzijde: wie levend onder Gods verbond volhardt in onbekeerlijkheid, zal ook de wraak van Gods verbond eenmaal ervaren. Dan zullen de kinderen des Koninkrijks worden uitgeworpen.
De door jou genoemde Bijbelteksten spreken een heel verbondsvolk aan, niet speciaal de kinderen. Het gaat hier dus om mensen die in feite hebben beleden gelovigen te zijn (zie ook de diverse verbondssluitingen van God met Israël) en die dáárop worden aangesproken. Dat is een heel andere situatie dan een nog-niet gelovige aanspreken op wat hem is aangeboden in de belofte (wat dan vervolgens zou zijn betekend en verzegeld met de doop).
Dat het doopformulier zou leren dat de gedoopte kinderen de betekende zaak onderwerpelijk deelachtig geacht worden, zeg ik je overigens niet na. Ik zou je graag willen verwijzen naar het boekje van ds. P.J.M. de Bruin, dat recent door dr. P. de Vries en ds. A.A. Egas opnieuw is uitgegeven. De doop betekent en verzegelt geen onderwerpelijke genade in het kind, maar Gods beloften van het verbond. De doop zegt niet iets over de staat van het te dopen kind, maar alles over de God van het verbond die Zijn beloften betekent en verzegelt.
Dat is de oude gereformeerde lijn, die ook bij Calvijn en in onze confessie te vinden is.
Er zijn, zoals door mij in de afgesloten topic aangegeven, meerdere lijnen. In het doopsformulier vind je heel duidelijk de lijn dat een kind in de positie van een gelovige wordt gesteld. Dat zegt overigens nog niets over de onderwerpelijke genade. Maar kennelijk is dat een gedachtegang die zo moeilijk te volgen is, dat ze zelfs als ongereformeerd wordt beschouwd. :)
Mensen als Guido de Brès en Ursinus en ik meen ook Udemans, gingen overigens wél heel ver in het veronderstellen van geloof in de kinderen.
Maar pleit door een ongelovige op zijn doop, in de zin zoals dat onder ons voorgestaan wordt, is een heel merkwaardige zaak: een verbondsbreker gaat naar God toe en zegt: U hebt het toch beloofd?’

Dat is inderdaad een heel merkwaardige zaak. Als het werkelijk om Bijbels pleiten gaat, zal dat pleiten daarom altijd vergezeld gaan van de ootmoedige belijdenis: Ik ben Uw gramschap dubbel waard, en niet meer waard Uw kind genoemd te worden.
En tegelijkertijd zal het waarachtig geloof het dan niet kunnen laten om toch de toevlucht te nemen tot Gods barmhartigheid in Christus, die heerlijk doorklinkt in Zijn beloften.
Omdat het geloof ziet dat Gods beloften ja en amen zijn in Christus Jezus, en daarom als een boetvaardige tot Hem vlucht. Omdat Hij getrouw is aan Zijn verbond, bij al onze ontrouw…'
Dat klinkt heel dierbaar, maar daar gaat het toch niet om. Wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Als dat niet gebeurt, is het onzinnig om vervolgens als ongelovige te pleiten op datgene wat je zelf verwerpt!
Iets anders is het dat de weg terug in geloof en bekering altijd openstaat. Dat is ook wat ons de OT profetieën willen leren. Maar niet om dat als uitgangspunt voor de doop te gebruiken.
Overigens ben ik er niet voor om in de prediking de hoorders terug te werpen op zichzelf, door telkens te vragen: ja maar, is dat pleiten van je wel een Bijbels geloofspleiten?
Nee, de hele gemeente mag worden aangespoord te pleiten op Gods beloften, en moet er ook op worden gewezen dat we alleen rust zullen vinden wanneer we persoonlijk, doorleefd, bevindelijk weten het eigendom van Christus te zijn.

De hele gemeente mag horen wat zij heeft - in heilshistorische zin - in de beloften. Verder ben ik het hier met je eens.
Tot slot; hoe de doop in Hand. 2 functioneert is een (exegetische) discussie apart.
Dan kun je dit Bijbelgedeelte misschien beter niet aanhalen om je doopsvisie te ondersteunen.

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 10:57
door Afgewezen
huisman schreef:Gebruik de doodstaat van de mens toch niet ter verontschuldiging!
Dat is hier helemaal niet aan de orde. En echt, voor een oproep tot geloof en bekering heb je de doop heus niet nodig. Iedereen is welkom.

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 10:58
door Marieke
Huisman schreef:Oké alle GG predikanten denken hetzelfde over de doop...ze zeggen alleen het niet
Ik hoopte dat mijn voorbeeld over de zon schijnt en het niet donker zijn helder was. Vooruit, voor jou een bekender voorbeeld: het glas is half vol of half leeg. De ene legt meer de nadruk op het halfvolle glas de ander op het half lege glas. Het glas is echter even vol!

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 11:02
door Arjan
Volgens mij vergeten wij hier een vraag: waar komt het pleiten vandaan?!
kan een ongelovige, of een (zoals velen van jullie het noemen) "historisch gelovige" überhaupt wel pleiten?
is het pleiten niet duidelijk een teken dat je de dingen van Boven zoekt?!
DL III/IV art 15:
"Wie deze genade niet ontvangt, bekommert zich in het geheel niet om deze geestelijke dingen en gaat op in zijn eigen leven"
Het gaat hier om de genade van het ontvangen van geloof (art 14)

De aard van mensen is God en de naaste haten zondag 2 v&a5,
is pleiten op het verbond van God niet juist niet de aard van de mensen, is het pleiten op het verbond niet juist bekommeren om geestelijke dingen?!
Hoe zou je dingen kunnen doen, zonder dat God dat in je werkt?! is dat niet juist een vernieuwde wil?
zie ook: Filippensen 2: 13, Efeziërs 2:10 en Joh 15: 5-8 (kanttekeningen zijn verduidelijkend)
is de vernieuwde wil niet een effect van wedergeboorte? (DL III/IV art 12)

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 11:24
door memento
Arjan schreef:Volgens mij vergeten wij hier een vraag: waar komt het pleiten vandaan?!
kan een ongelovige, of een (zoals velen van jullie het noemen) "historisch gelovige" überhaupt wel pleiten?
is het pleiten niet duidelijk een teken dat je de dingen van Boven zoekt?!
DL III/IV art 15:
"Wie deze genade niet ontvangt, bekommert zich in het geheel niet om deze geestelijke dingen en gaat op in zijn eigen leven"
Het gaat hier om de genade van het ontvangen van geloof (art 14)

De aard van mensen is God en de naaste haten zondag 2 v&a5,
is pleiten op het verbond van God niet juist niet de aard van de mensen, is het pleiten op het verbond niet juist bekommeren om geestelijke dingen?!
Hoe zou je dingen kunnen doen, zonder dat God dat in je werkt?! is dat niet juist een vernieuwde wil?
zie ook: Filippensen 2: 13, Efeziërs 2:10 en Joh 15: 5-8 (kanttekeningen zijn verduidelijkend)
is de vernieuwde wil niet een effect van wedergeboorte? (DL III/IV art 12)
De vraag is, hoe je met dit gegeven omgaat? Er zijn 2 opties:
1. Ondanks dat je dit erkent, blijf je de oproepen tot geloof en bekering, tot pleiten, aan alle hoorders doen. Al was het alleen maar, omdat de Schrift het ook doet (bv: de prediking van Jezus). Blijkbaar is dit een middel wat God tot bekering wil gebruiken.
2. Je zegt: De oproep tot bekering en geloof, de beloften van God, en de oproep om te pleiten komt slechts tot de levendgemaakte zondaar.

Re: Artikel "Pleiten op de doop" (uit: Wist je dat)

Geplaatst: 28 jun 2011, 11:32
door Geka
Afgewezen schreef:
Geka schreef:Ja, omdat de doop van de kinderen van de gelovigen rust op Gods genadeverbond, en omdat Gods beloften van het verbond door de doop betekend en verzegeld worden (en dat is geen synoniem voor de oproep tot geloof en bekering); is de doop (of beter gezegd de inhoud van de doop: de verzegeling van Gods beloften) wel degelijk een aansporing tot pleiten.
In Ez. 36 gaat het heel nadrukkelijk om de Verbondsgod van Israel. En Ps. 81 maakt dat eveneens duidelijk. De oproep om te pleiten komt tot geheel Israel, ook tot degenen waarvan de HEERE moet klagen: Och, had naar Mijn raad, zich Mijn (! Waarom dat mijn? Verbond!) volk gedragen…
De HEERE blijft trouw aan Zijn verbond, bij al de ontrouw van onze kant. Toen en nu.
Overigens heeft dat ook een keerzijde: wie levend onder Gods verbond volhardt in onbekeerlijkheid, zal ook de wraak van Gods verbond eenmaal ervaren. Dan zullen de kinderen des Koninkrijks worden uitgeworpen.
De door jou genoemde Bijbelteksten spreken een heel verbondsvolk aan, niet speciaal de kinderen. Het gaat hier dus om mensen die in feite hebben beleden gelovigen te zijn (zie ook de diverse verbondssluitingen van God met Israël) en die dáárop worden aangesproken. Dat is een heel andere situatie dan een nog-niet gelovige aanspreken op wat hem is aangeboden in de belofte (wat dan vervolgens zou zijn betekend en verzegeld met de doop).
Dat het doopformulier zou leren dat de gedoopte kinderen de betekende zaak onderwerpelijk deelachtig geacht worden, zeg ik je overigens niet na. Ik zou je graag willen verwijzen naar het boekje van ds. P.J.M. de Bruin, dat recent door dr. P. de Vries en ds. A.A. Egas opnieuw is uitgegeven. De doop betekent en verzegelt geen onderwerpelijke genade in het kind, maar Gods beloften van het verbond. De doop zegt niet iets over de staat van het te dopen kind, maar alles over de God van het verbond die Zijn beloften betekent en verzegelt.
Dat is de oude gereformeerde lijn, die ook bij Calvijn en in onze confessie te vinden is.
Er zijn, zoals door mij in de afgesloten topic aangegeven, meerdere lijnen. In het doopsformulier vind je heel duidelijk de lijn dat een kind in de positie van een gelovige wordt gesteld. Dat zegt overigens nog niets over de onderwerpelijke genade. Maar kennelijk is dat een gedachtegang die zo moeilijk te volgen is, dat ze zelfs als ongereformeerd wordt beschouwd. :)
Mensen als Guido de Brès en Ursinus en ik meen ook Udemans, gingen overigens wél heel ver in het veronderstellen van geloof in de kinderen.
Maar pleit door een ongelovige op zijn doop, in de zin zoals dat onder ons voorgestaan wordt, is een heel merkwaardige zaak: een verbondsbreker gaat naar God toe en zegt: U hebt het toch beloofd?’

Dat is inderdaad een heel merkwaardige zaak. Als het werkelijk om Bijbels pleiten gaat, zal dat pleiten daarom altijd vergezeld gaan van de ootmoedige belijdenis: Ik ben Uw gramschap dubbel waard, en niet meer waard Uw kind genoemd te worden.
En tegelijkertijd zal het waarachtig geloof het dan niet kunnen laten om toch de toevlucht te nemen tot Gods barmhartigheid in Christus, die heerlijk doorklinkt in Zijn beloften.
Omdat het geloof ziet dat Gods beloften ja en amen zijn in Christus Jezus, en daarom als een boetvaardige tot Hem vlucht. Omdat Hij getrouw is aan Zijn verbond, bij al onze ontrouw…'
Dat klinkt heel dierbaar, maar daar gaat het toch niet om. Wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Als dat niet gebeurt, is het onzinnig om vervolgens als ongelovige te pleiten op datgene wat je zelf verwerpt!
Iets anders is het dat de weg terug in geloof en bekering altijd openstaat. Dat is ook wat ons de OT profetieën willen leren. Maar niet om dat als uitgangspunt voor de doop te gebruiken.
Overigens ben ik er niet voor om in de prediking de hoorders terug te werpen op zichzelf, door telkens te vragen: ja maar, is dat pleiten van je wel een Bijbels geloofspleiten?
Nee, de hele gemeente mag worden aangespoord te pleiten op Gods beloften, en moet er ook op worden gewezen dat we alleen rust zullen vinden wanneer we persoonlijk, doorleefd, bevindelijk weten het eigendom van Christus te zijn.

De hele gemeente mag horen wat zij heeft - in heilshistorische zin - in de beloften. Verder ben ik het hier met je eens.
Tot slot; hoe de doop in Hand. 2 functioneert is een (exegetische) discussie apart.
Dan kun je dit Bijbelgedeelte misschien beter niet aanhalen om je doopsvisie te ondersteunen.
De door jou genoemde Bijbelteksten spreken een heel verbondsvolk aan, niet speciaal de kinderen. Het gaat hier dus om mensen die in feite hebben beleden gelovigen te zijn (zie ook de diverse verbondssluitingen van God met Israël) en die dáárop worden aangesproken. Dat is een heel andere situatie dan een nog-niet gelovige aanspreken op wat hem is aangeboden in de belofte (wat dan vervolgens zou zijn betekend en verzegeld met de doop).

Dat in de door mij genoemde teksten een heel verbondsvolk wordt aangesproken is correct.
Inderdaad, niet speciaal de kinderen, maar zij worden er evenmin speciaal van uitgesloten!
Met andere woorden: ook zij behoren bij het verbondsvolk, op grond van Gen. 17:7.
En ook hen geldt zowel de aanbieding van de belofte, als ook de eis van Gods verbond.
Dat is immers de grond van de besnijdenis in het OT. Dat niet allen Israel zijn, die Israel genoemd worden, doet aan die werkelijkheid niets af.

In het NT is het niet wezenlijk anders. In de prediking wordt de gemeente van Christus aangesproken. Dat is het NT verbondsvolk. De gemeente is naar haar diepste aard de gemeente van Christus. En ook in het NT horen de kinderen daar nadrukkelijk bij. Denk aan Hand. 2:39 (en uw kinderen), en denk ook aan 1 Kor. 7.
Zeker, ook in het NT zit er volgens het Woord kaf tussen het koren. Maar ook dan doet dat niets af van de werkelijkheid dat de kinderen van de gemeente bij Gods verbond behoren, en daarom gedoopt moeten worden, zoals de HC het ons leert.

Samenvattend: de teksten in OT waar het verbondsvolk wordt opgeroepen om te pleiten op de beloften van Gods verbond, gelden ook vandaag de gemeente van Christus. En daar behoren de kinderen uitdrukkelijk wel toe, omdat zij juist daarom besneden werden/gedoopt worden.
Het gaat dus niet om een heel andere situatie. Juist die diepste eenheid tussen OT en NT als het gaat over het genadeverbond is onmisbaar voor een Bijbels zicht op de lijnen van verbond, besnijdenis en (kinder)doop.

Er zijn, zoals door mij in de afgesloten topic aangegeven, meerdere lijnen. In het doopsformulier vind je heel duidelijk de lijn dat een kind in de positie van een gelovige wordt gesteld. Dat zegt overigens nog niets over de onderwerpelijke genade. Maar kennelijk is dat een gedachtegang die zo moeilijk te volgen is, dat ze zelfs als ongereformeerd wordt beschouwd.
Mensen als Guido de Brès en Ursinus en ik meen ook Udemans, gingen overigens wél heel ver in het veronderstellen van geloof in de kinderen.


Opnieuw wil ik daar op ingaan. Naar mijn overtuiging wordt het kind in het doopformulier niet in de positie van een gelovige, maar in de positie van verbondskind gesteld. Als je let op de structuur van het formulier, dan is het ‘ten derde’ (waar gesproken wordt over de twee delen) een onmisbaar en wezenlijk onderdeel van de theologie achter het formulier.
Juist dat onderdeel maakt duidelijk dat de kinderen niet gesteld worden in de positie van een gelovige (waarbij mem uitgaat van aanwezig geloof en bekering), maar van een verbondskind dat onder de eis en nodiging tot geloof en bekering leeft, en eveneens onder Gods beloften Het gebed om de kinderen door de Geest in Christus in te lijven bevestigt dat.
Het dankgebed dat God deze kinderen tot Zijn kinderen aangenomen heeft, bevestigt het opnieuw. Wij moeten dat tot Zijn kinderen aangenomen hebben niet opvatten als ‘ze zijn te beschouwen als wedergeboren en gelovig’, maar vanuit de welmenende toezegging van Gods kant in het genadeverbond. Ook daarbij blijft het ‘ten derde’ (de twee delen) waar over gesproken werd voluit staan.

Dat iemand als Guido de Bres verder gaat in zijn uitspraken ben ik overigens wel met je eens.
Maar naar mijn overtuiging is dat niet de lijn van Calvijn, en de HC. Wat betreft Udeman is mijn kennis van hem te gering over daar een uitspraak over te doen.

Dat klinkt heel dierbaar, maar daar gaat het toch niet om. Wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Als dat niet gebeurt, is het onzinnig om vervolgens als ongelovige te pleiten op datgene wat je zelf verwerpt!
Iets anders is het dat de weg terug in geloof en bekering altijd openstaat. Dat is ook wat ons de OT profetieën willen leren. Maar niet om dat als uitgangspunt voor de doop te gebruiken.


Volgens mij begrijp je niet wat ik bedoel. Het is zeker waar: wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Helemaal mee eens.
Alleen je vervolg begrijp ik niet. Je spreekt over ‘als ongelovige pleiten op datgene wat je zelf verwerpt’. Dat lijkt me een onmogelijkheid.
Het pleiten, zoals ik het versta (zie eerdere post) is juist een daad van het waarachtig geloof.
Wie dus werkelijk pleit, pleit nooit als een ongelovige op datgene wat je zelf verwerpt.
Maar die vlucht, met de belijdenis van eigen onwaardigheid, tot Gods barmhartigheid in Christus. Dat is juist de weg van terugkeer in geloof en bekering. En juist de in de doop betekende en verzegelde beloften Gods in Christus sporen daar toe aan, nodigen daartoe, roepen daartoe op!
En nogmaals de opmerking: dat pleiten een geloofsdaad is, sluit de oproep tot pleiten aan de ongelovigen niet uit! Het is voluit Bijbels om de eis en oproep tot geloof te verkondigen.

Tot slot nogmaals Hand. 2: ik heb vers 39 aangehaald om erop te wijzen dat de verbondsbelofte ook de kinderen van de gemeente in het NT toekomt. Dat doet ons doopformulier ook, en daarom lijkt dat me op een gereformeerd forum geen verdere toelichting nodig te hebben.

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 11:36
door huisman
Afgewezen schreef:
huisman schreef:Gebruik de doodstaat van de mens toch niet ter verontschuldiging!
Dat is hier helemaal niet aan de orde. En echt, voor een oproep tot geloof en bekering heb je de doop heus niet nodig. Iedereen is welkom.
Het gaat niet om de doop, dat is het teken en zegel van het verbond. De HEERE laat in heel zijn Woord zien dat Hij verbondskinderen anders aanspreekt dan niet-bondelingen. De verbondskinderen krijgen de verbondsbeloften en hebben dus een grond om te smeken om vervulling....Opent uwen mond eist van mij vrijmoedig op mijn trouw verbond...

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 11:39
door Arjan
memento schreef: De vraag is, hoe je met dit gegeven omgaat? Er zijn 2 opties:
1. Ondanks dat je dit erkent, blijf je de oproepen tot geloof en bekering, tot pleiten, aan alle hoorders doen. Al was het alleen maar, omdat de Schrift het ook doet (bv: de prediking van Jezus). Blijkbaar is dit een middel wat God tot bekering wil gebruiken.
2. Je zegt: De oproep tot bekering en geloof, de beloften van God, en de oproep om te pleiten komt slechts tot de levendgemaakte zondaar.
ds de Marie schreef:Om helder te krijgen waar het om gaat, vat ik eerst de gereformeerde leer rond verkiezing, verbond, doop en geloof kort samen. We kunnen daarvoor eenvoudigweg putten uit onze gereformeerde belijdenisgeschriften. Wij belijden daarin dat God de uitverkorenen die door Hem in Zijn Welbehagen reeds bij de uitverkiezing bestemd zijn tot de eeuwige heerlijkheid, tot waar geloof brengt in de bedding van zijn verbond der genade. Alleen voor de uitverkorenen heeft Christus door zijn bittere dood verzoening volbracht voor al hun zonden. Alleen zij zullen de eeuwige zaligheid mogen beërven, uit genade en door geloof. In Christus zijn ze uitverkoren voor de grondlegging der wereld. Op aarde worden ze door het evangelie geroepen en ontvangen ze uit genade geloof, waardoor ze Christus als hun Verlosser mogen omhelzen en door Zijn Geest wedergeboren worden tot kinderen van God. Geloof en wedergeboorte zullen vruchten geven door de Geest gewerkt, vruchten van geloof, vruchten van dankbaarheid. Alles rust daarbij op het genadewerk en de verdienste van Christus. Alles wordt toegeëigend door de Geest van Christus.
De Here God roept en geeft zijn beloften in de bedding van het genadeverbond. De beloften van het verbond zijn de beloften van Christus en al Zijn weldaden. Ze komen mee in de prediking van het evangelie. Zo worden ze aangeboden. Het geloof, dat door de Heilige Geest gewerkt wordt, doet deze beloften aannemen. Het is alles het werk van God. De mens heeft geen vrije wil zoals de remonstranten leren, maar kan alleen door een door de Geest veranderde wil Gods Woord en Zijn beloften aannemen. In alles heeft de mens God als zijn Verlosser nodig. Van zichzelf ligt hij midden in de dood, maar door God wordt hij getrokken tot het Licht en opnieuw tot leven gewekt. De Heilige Geest werkt daarbij door middel van het Woord. Niet buiten het Woord om. Dus ook niet buiten de beloften om.

Wat is nu het werk van de mens in dit geheel? De mens krijgt de eis om te geloven, om zich te bekeren. Maar hij kan die eis niet zelf vervullen. Alleen door het goddelijke geschenk van het geloof, kan hij geloven. Alleen doordat de Geest zijn hart verandert, kan hij de beloften aannemen. Toch stelt God de mens verantwoordelijk voor zijn daad van geloof. Bij elke prediking is er een bevel van geloof en bekering. Maar die verantwoordelijkheid kan alleen op grond van de beloften, nl. de gave van de levendmakende Heilige Geest, die Christus voor de zijnen heeft verworven, worden vervuld.
Zo zijn de beloften van God vast en zeker. De vervulling ervan vereist geloof. Geloof dat God in de uitverkorenen werkt, als onverdiende genade. Maar geloof dat van een ieder in het verbond, en daarin komen ook niet-uitverkorenen voor, ook steeds wordt gevraagd. Steeds is daar het appèl, de eis van het verbond: neem Christus en Zijn weldaden aan en leef uit Gods beloften, leef in Gods verbond. Alles gebeurt in Christus, de Middelaar van het verbond. Wie in deze Christus gelooft, heeft eeuwig leven. Wie Hem verwerpt ondergaat Gods eeuwige toorn. Aan iedereen met wie God zijn verbond sluit, worden Gods rijke beloften beloofd. Deze beloften worden hen toegezegd met de eis van geloof en bekering. Daarom klinkt steeds weer:
Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet, (Hebr. 3:7)
DL II art 5: schreef:ARTIKEL 5
De belofte van het evangelie is nu, dat ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Aan alle volken en mensen tot wie God naar zijn welbehagen het evangelie zendt, moet zonder onderscheid deze belofte openlijk verkondigd worden met het bevel zich te bekeren en te geloven.
volgens mij is mijn keuze wel duidelijk zo...

Re: Artikel "Pleiten op de doop"

Geplaatst: 28 jun 2011, 12:09
door Afgewezen
huisman schreef:
Afgewezen schreef:
huisman schreef:Gebruik de doodstaat van de mens toch niet ter verontschuldiging!
Dat is hier helemaal niet aan de orde. En echt, voor een oproep tot geloof en bekering heb je de doop heus niet nodig. Iedereen is welkom.
Het gaat niet om de doop, dat is het teken en zegel van het verbond. De HEERE laat in heel zijn Woord zien dat Hij verbondskinderen anders aanspreekt dan niet-bondelingen. De verbondskinderen krijgen de verbondsbeloften en hebben dus een grond om te smeken om vervulling....Opent uwen mond eist van mij vrijmoedig op mijn trouw verbond...
Die belofte komt tot iedereen, niet alleen tot gedoopte kinderen. Dat is juist zo bijzonder: de belofte van het Evangelie is wereldwijd geworden. Daarom vind ik het zo ernstig om steeds dat exclusieve verbondsdenken te promoten. Alsof je dan toch iets extra's hebt om mee bij de Heere te komen.

Re: Artikel "Pleiten op de doop" (uit: Wist je dat)

Geplaatst: 28 jun 2011, 12:22
door Afgewezen
Geka schreef:De door jou genoemde Bijbelteksten spreken een heel verbondsvolk aan, niet speciaal de kinderen. Het gaat hier dus om mensen die in feite hebben beleden gelovigen te zijn (zie ook de diverse verbondssluitingen van God met Israël) en die dáárop worden aangesproken. Dat is een heel andere situatie dan een nog-niet gelovige aanspreken op wat hem is aangeboden in de belofte (wat dan vervolgens zou zijn betekend en verzegeld met de doop).
Dat in de door mij genoemde teksten een heel verbondsvolk wordt aangesproken is correct.
Inderdaad, niet speciaal de kinderen, maar zij worden er evenmin speciaal van uitgesloten!
Met andere woorden: ook zij behoren bij het verbondsvolk, op grond van Gen. 17:7.
En ook hen geldt zowel de aanbieding van de belofte, als ook de eis van Gods verbond.
Dat is immers de grond van de besnijdenis in het OT. Dat niet allen Israel zijn, die Israel genoemd worden, doet aan die werkelijkheid niets af.
Verbondsvolk zijn is méér dan het hebben van de aanbieding. Het is ook delen in het heil. Nu ligt dat bij het volk Israël wat lastiger, omdat dat daar sprake is van twee soorten heil: een aards heil en een eeuwig heil. In het aardse heil deelden zowel gelovigen als ongelovigen, in het eeuwige heil niet, ook al zou dat wel het geval moeten zijn.
Dat laatste is nu juist het onvolmaakte van het oude verbond: het ging niet met Israël, God moest een nieuw begin maken. En dat is gebeurd in het NT. Maar dat is dan ook echt de laatste kans. Wie Christus verwerpt, voor die blijft er geen slachtoffer over voor de zonde. In dát tijdsgewricht leven we nu, niet in het tijdsgewricht van het oude Israël. Zeker is er eenheid in het verbond, maar er is ook voortgang. Voor Israël was er een nieuwe 'kans': de belofte van het nieuwe verbond. Wij leven in die tijd, voor ons komt er niet nóg een kans. Daarom kun je niet zomaar de situatie van Israël overzetten op die van het NT, waarbij wij dan het ontrouwe volk zouden zijn, die zouden mogen pleiten enz. enz. Nee, wat God aan Israël toen beloofd heeft, dat komt nu tot allen die het Evangelie horen.
In het NT is het niet wezenlijk anders. In de prediking wordt de gemeente van Christus aangesproken. Dat is het NT verbondsvolk. De gemeente is naar haar diepste aard de gemeente van Christus. En ook in het NT horen de kinderen daar nadrukkelijk bij. Denk aan Hand. 2:39 (en uw kinderen), en denk ook aan 1 Kor. 7.
Zeker, ook in het NT zit er volgens het Woord kaf tussen het koren. Maar ook dan doet dat niets af van de werkelijkheid dat de kinderen van de gemeente bij Gods verbond behoren, en daarom gedoopt moeten worden, zoals de HC het ons leert.
Dat de kinderen bij de gemeente horen, is het punt niet. Maar ze horen níét bij de gemeente omdat het heil hun wordt aangeboden. Want dat is niet specifiek iets voor de gemeente, maar dat is universeel. Dat wordt met al dat exclusieve verbondsdenken te veel uit het oog verloren.
Samenvattend: de teksten in OT waar het verbondsvolk wordt opgeroepen om te pleiten op de beloften van Gods verbond, gelden ook vandaag de gemeente van Christus. En daar behoren de kinderen uitdrukkelijk wel toe, omdat zij juist daarom besneden werden/gedoopt worden.
Het gaat dus niet om een heel andere situatie. Juist die diepste eenheid tussen OT en NT als het gaat over het genadeverbond is onmisbaar voor een Bijbels zicht op de lijnen van verbond, besnijdenis en (kinder)doop.
Zeker is er een eenheid, maar er is ook voortgang! Door te doen alsof de NT gemeente in dezelfde positie verkeert als het OT Israël van destijds, maak je een ernstige fout: voor Israël kwam er nog een nieuwe tijd, voor ons niet meer. Als we ons nú, in de welaangename tijd, niet bekeren, is er geen toekomst meer.
Er zijn, zoals door mij in de afgesloten topic aangegeven, meerdere lijnen. In het doopsformulier vind je heel duidelijk de lijn dat een kind in de positie van een gelovige wordt gesteld. Dat zegt overigens nog niets over de onderwerpelijke genade. Maar kennelijk is dat een gedachtegang die zo moeilijk te volgen is, dat ze zelfs als ongereformeerd wordt beschouwd.
Mensen als Guido de Brès en Ursinus en ik meen ook Udemans, gingen overigens wél heel ver in het veronderstellen van geloof in de kinderen.


Opnieuw wil ik daar op ingaan. Naar mijn overtuiging wordt het kind in het doopformulier niet in de positie van een gelovige, maar in de positie van verbondskind gesteld. Als je let op de structuur van het formulier, dan is het ‘ten derde’ (waar gesproken wordt over de twee delen) een onmisbaar en wezenlijk onderdeel van de theologie achter het formulier.
Juist dat onderdeel maakt duidelijk dat de kinderen niet gesteld worden in de positie van een gelovige (waarbij mem uitgaat van aanwezig geloof en bekering), maar van een verbondskind dat onder de eis en nodiging tot geloof en bekering leeft, en eveneens onder Gods beloften Het gebed om de kinderen door de Geest in Christus in te lijven bevestigt dat.
Het dankgebed dat God deze kinderen tot Zijn kinderen aangenomen heeft, bevestigt het opnieuw. Wij moeten dat tot Zijn kinderen aangenomen hebben niet opvatten als ‘ze zijn te beschouwen als wedergeboren en gelovig’, maar vanuit de welmenende toezegging van Gods kant in het genadeverbond. Ook daarbij blijft het ‘ten derde’ (de twee delen) waar over gesproken werd voluit staan.
Deze discussie is inmiddels elders uittentreuren gevoerd; die ga ik niet meer overdoen.

Dat klinkt heel dierbaar, maar daar gaat het toch niet om. Wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Als dat niet gebeurt, is het onzinnig om vervolgens als ongelovige te pleiten op datgene wat je zelf verwerpt!
Iets anders is het dat de weg terug in geloof en bekering altijd openstaat. Dat is ook wat ons de OT profetieën willen leren. Maar niet om dat als uitgangspunt voor de doop te gebruiken.


Volgens mij begrijp je niet wat ik bedoel. Het is zeker waar: wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Helemaal mee eens.
Alleen je vervolg begrijp ik niet. Je spreekt over ‘als ongelovige pleiten op datgene wat je zelf verwerpt’. Dat lijkt me een onmogelijkheid.
Het pleiten, zoals ik het versta (zie eerdere post) is juist een daad van het waarachtig geloof.
Wie dus werkelijk pleit, pleit nooit als een ongelovige op datgene wat je zelf verwerpt.
Maar die vlucht, met de belijdenis van eigen onwaardigheid, tot Gods barmhartigheid in Christus. Dat is juist de weg van terugkeer in geloof en bekering. En juist de in de doop betekende en verzegelde beloften Gods in Christus sporen daar toe aan, nodigen daartoe, roepen daartoe op!
En nogmaals de opmerking: dat pleiten een geloofsdaad is, sluit de oproep tot pleiten aan de ongelovigen niet uit! Het is voluit Bijbels om de eis en oproep tot geloof te verkondigen.
Ik licht hier één regel uit, omdat die mijns inziens cruciaal is: wie dus werkelijk pleit, pleit nooit als een ongelovige op datgene wat jezelf verwerpt.
Precies. Maar dan ben je inmiddels ook een gelovige, voor wie de doop zijn werkelijke betekenis heeft (met Christus gestorven en opgestaan, gewassen en gereinigd van de zonde) en die heeft het ook niet meer nodig op een 'onvervulde' belofte te pleiten. Daarom zijn al die oproepen van gedoopt voorhoofd laten zien etc. etc. zinloos. Wie werkelijk pleit, heeft deel aan wat de doop hem heeft betekend en verzegeld.
Tot slot nogmaals Hand. 2: ik heb vers 39 aangehaald om erop te wijzen dat de verbondsbelofte ook de kinderen van de gemeente in het NT toekomt. Dat doet ons doopformulier ook, en daarom lijkt dat me op een gereformeerd forum geen verdere toelichting nodig te hebben.
Dat de verbondsbelofte de kinderen toekomt, is niet in het geding. De vraag is alleen hóé deze belofte de kinderen toekomt.

Re: Artikel "Pleiten op de doop" (uit: Wist je dat)

Geplaatst: 28 jun 2011, 13:26
door Geka
Afgewezen schreef:
Geka schreef:De door jou genoemde Bijbelteksten spreken een heel verbondsvolk aan, niet speciaal de kinderen. Het gaat hier dus om mensen die in feite hebben beleden gelovigen te zijn (zie ook de diverse verbondssluitingen van God met Israël) en die dáárop worden aangesproken. Dat is een heel andere situatie dan een nog-niet gelovige aanspreken op wat hem is aangeboden in de belofte (wat dan vervolgens zou zijn betekend en verzegeld met de doop).
Dat in de door mij genoemde teksten een heel verbondsvolk wordt aangesproken is correct.
Inderdaad, niet speciaal de kinderen, maar zij worden er evenmin speciaal van uitgesloten!
Met andere woorden: ook zij behoren bij het verbondsvolk, op grond van Gen. 17:7.
En ook hen geldt zowel de aanbieding van de belofte, als ook de eis van Gods verbond.
Dat is immers de grond van de besnijdenis in het OT. Dat niet allen Israel zijn, die Israel genoemd worden, doet aan die werkelijkheid niets af.
Verbondsvolk zijn is méér dan het hebben van de aanbieding. Het is ook delen in het heil. Nu ligt dat bij het volk Israël wat lastiger, omdat dat daar sprake is van twee soorten heil: een aards heil en een eeuwig heil. In het aardse heil deelden zowel gelovigen als ongelovigen, in het eeuwige heil niet, ook al zou dat wel het geval moeten zijn.
Dat laatste is nu juist het onvolmaakte van het oude verbond: het ging niet met Israël, God moest een nieuw begin maken. En dat is gebeurd in het NT. Maar dat is dan ook echt de laatste kans. Wie Christus verwerpt, voor die blijft er geen slachtoffer over voor de zonde. In dát tijdsgewricht leven we nu, niet in het tijdsgewricht van het oude Israël. Zeker is er eenheid in het verbond, maar er is ook voortgang. Voor Israël was er een nieuwe 'kans': de belofte van het nieuwe verbond. Wij leven in die tijd, voor ons komt er niet nóg een kans. Daarom kun je niet zomaar de situatie van Israël overzetten op die van het NT, waarbij wij dan het ontrouwe volk zouden zijn, die zouden mogen pleiten enz. enz. Nee, wat God aan Israël toen beloofd heeft, dat komt nu tot allen die het Evangelie horen.
In het NT is het niet wezenlijk anders. In de prediking wordt de gemeente van Christus aangesproken. Dat is het NT verbondsvolk. De gemeente is naar haar diepste aard de gemeente van Christus. En ook in het NT horen de kinderen daar nadrukkelijk bij. Denk aan Hand. 2:39 (en uw kinderen), en denk ook aan 1 Kor. 7.
Zeker, ook in het NT zit er volgens het Woord kaf tussen het koren. Maar ook dan doet dat niets af van de werkelijkheid dat de kinderen van de gemeente bij Gods verbond behoren, en daarom gedoopt moeten worden, zoals de HC het ons leert.
Dat de kinderen bij de gemeente horen, is het punt niet. Maar ze horen níét bij de gemeente omdat het heil hun wordt aangeboden. Want dat is niet specifiek iets voor de gemeente, maar dat is universeel. Dat wordt met al dat exclusieve verbondsdenken te veel uit het oog verloren.
Samenvattend: de teksten in OT waar het verbondsvolk wordt opgeroepen om te pleiten op de beloften van Gods verbond, gelden ook vandaag de gemeente van Christus. En daar behoren de kinderen uitdrukkelijk wel toe, omdat zij juist daarom besneden werden/gedoopt worden.
Het gaat dus niet om een heel andere situatie. Juist die diepste eenheid tussen OT en NT als het gaat over het genadeverbond is onmisbaar voor een Bijbels zicht op de lijnen van verbond, besnijdenis en (kinder)doop.
Zeker is er een eenheid, maar er is ook voortgang! Door te doen alsof de NT gemeente in dezelfde positie verkeert als het OT Israël van destijds, maak je een ernstige fout: voor Israël kwam er nog een nieuwe tijd, voor ons niet meer. Als we ons nú, in de welaangename tijd, niet bekeren, is er geen toekomst meer.
Er zijn, zoals door mij in de afgesloten topic aangegeven, meerdere lijnen. In het doopsformulier vind je heel duidelijk de lijn dat een kind in de positie van een gelovige wordt gesteld. Dat zegt overigens nog niets over de onderwerpelijke genade. Maar kennelijk is dat een gedachtegang die zo moeilijk te volgen is, dat ze zelfs als ongereformeerd wordt beschouwd.
Mensen als Guido de Brès en Ursinus en ik meen ook Udemans, gingen overigens wél heel ver in het veronderstellen van geloof in de kinderen.


Opnieuw wil ik daar op ingaan. Naar mijn overtuiging wordt het kind in het doopformulier niet in de positie van een gelovige, maar in de positie van verbondskind gesteld. Als je let op de structuur van het formulier, dan is het ‘ten derde’ (waar gesproken wordt over de twee delen) een onmisbaar en wezenlijk onderdeel van de theologie achter het formulier.
Juist dat onderdeel maakt duidelijk dat de kinderen niet gesteld worden in de positie van een gelovige (waarbij mem uitgaat van aanwezig geloof en bekering), maar van een verbondskind dat onder de eis en nodiging tot geloof en bekering leeft, en eveneens onder Gods beloften Het gebed om de kinderen door de Geest in Christus in te lijven bevestigt dat.
Het dankgebed dat God deze kinderen tot Zijn kinderen aangenomen heeft, bevestigt het opnieuw. Wij moeten dat tot Zijn kinderen aangenomen hebben niet opvatten als ‘ze zijn te beschouwen als wedergeboren en gelovig’, maar vanuit de welmenende toezegging van Gods kant in het genadeverbond. Ook daarbij blijft het ‘ten derde’ (de twee delen) waar over gesproken werd voluit staan.
Deze discussie is inmiddels elders uittentreuren gevoerd; die ga ik niet meer overdoen.

Dat klinkt heel dierbaar, maar daar gaat het toch niet om. Wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Als dat niet gebeurt, is het onzinnig om vervolgens als ongelovige te pleiten op datgene wat je zelf verwerpt!
Iets anders is het dat de weg terug in geloof en bekering altijd openstaat. Dat is ook wat ons de OT profetieën willen leren. Maar niet om dat als uitgangspunt voor de doop te gebruiken.


Volgens mij begrijp je niet wat ik bedoel. Het is zeker waar: wat bij de doop betekend en verzegeld wordt, moet door het geloof aangenomen worden. Helemaal mee eens.
Alleen je vervolg begrijp ik niet. Je spreekt over ‘als ongelovige pleiten op datgene wat je zelf verwerpt’. Dat lijkt me een onmogelijkheid.
Het pleiten, zoals ik het versta (zie eerdere post) is juist een daad van het waarachtig geloof.
Wie dus werkelijk pleit, pleit nooit als een ongelovige op datgene wat je zelf verwerpt.
Maar die vlucht, met de belijdenis van eigen onwaardigheid, tot Gods barmhartigheid in Christus. Dat is juist de weg van terugkeer in geloof en bekering. En juist de in de doop betekende en verzegelde beloften Gods in Christus sporen daar toe aan, nodigen daartoe, roepen daartoe op!
En nogmaals de opmerking: dat pleiten een geloofsdaad is, sluit de oproep tot pleiten aan de ongelovigen niet uit! Het is voluit Bijbels om de eis en oproep tot geloof te verkondigen.
Ik licht hier één regel uit, omdat die mijns inziens cruciaal is: wie dus werkelijk pleit, pleit nooit als een ongelovige op datgene wat jezelf verwerpt.
Precies. Maar dan ben je inmiddels ook een gelovige, voor wie de doop zijn werkelijke betekenis heeft (met Christus gestorven en opgestaan, gewassen en gereinigd van de zonde) en die heeft het ook niet meer nodig op een 'onvervulde' belofte te pleiten. Daarom zijn al die oproepen van gedoopt voorhoofd laten zien etc. etc. zinloos. Wie werkelijk pleit, heeft deel aan wat de doop hem heeft betekend en verzegeld.
Tot slot nogmaals Hand. 2: ik heb vers 39 aangehaald om erop te wijzen dat de verbondsbelofte ook de kinderen van de gemeente in het NT toekomt. Dat doet ons doopformulier ook, en daarom lijkt dat me op een gereformeerd forum geen verdere toelichting nodig te hebben.
Dat de verbondsbelofte de kinderen toekomt, is niet in het geding. De vraag is alleen hóé deze belofte de kinderen toekomt.
Dat de kinderen bij de gemeente horen, is het punt niet. Maar ze horen níét bij de gemeente omdat het heil hun wordt aangeboden. Want dat is niet specifiek iets voor de gemeente, maar dat is universeel. Dat wordt met al dat exclusieve verbondsdenken te veel uit het oog verloren.

Misschien bedoel je het anders, maar je spreken over ‘dat exclusieve verbondsdenken’ komt wel enigszins badinerend over. Laten we zo elkaars visie niet weergeven.

Inhoudelijk: ik zeg niet dat de kinderen bij de gemeente horen omdat hun het heil wordt aangeboden. Dat geldt inderdaad ook voor anderen. Overigens mogen we daar het woord universeel niet voor gebruiken. De aanbieding geldt allen tot wie het evangelie komt, dat is iets anders dan universeel.
Maar de kinderen horen bij de gemeente op grond van Gods verbondsbelofte aan hun (gelovige) ouders, zie Gen. 17:7. Dat wil zeggen: ze worden door hun geboorte geplaatst in een verbondsverhouding met de HEERE. De HEERE zegt tot hen: Ik heb u getrouwd (Jer. 3).
Dat wil zeggen: De HEERE spreekt hen aan, als staande in een verbondsrelatie tot Hem.
Dat zegt God niet tegen degenen die op een evangelisatiepost voor het eerst met het Woord in aanraking komen, ook al komt de aanbieding van genade en de oproep tot geloof en bekering tot hen. Maar het leven onder Gods verbondsbeloften is een (nog) groter voorrecht.
Op een evangelisatiepost worden mensen geroepen tot een verbondsverhouding tot de HEERE, in de weg van geloof en bekering. Wie als kind van gelovige ouders geboren wordt, wordt geboren in een verbondsverhouding tot de HEERE. Onder Zijn belofte en eis.

En voor de helderheid en het evenwicht: altijd zal moeten worden benadrukt dat wedergeboorte en geloof onmisbaar zijn om zaligmakend te delen in de weldaden van het verbond. Maar ook dat garandeert het verbond zelf.
Het verbond is niet alleen de aanbieding van de beloften en eis van geloof en bekering voor alle gedoopten (dat ook), maar het verbond zelf is (daarnaast) ook de vaste garantie dat de beloften vervuld zullen worden. De diepste kern van het verbond is de gemeenschap tussen God en Zijn gelovigen, in en door de gemeenschap met Christus. En daar ligt de relatie tussen de diepste kern van Gods genadeverbond en Gods verkiezend welbehagen.

Zeker is er een eenheid, maar er is ook voortgang! Door te doen alsof de NT gemeente in dezelfde positie verkeert als het OT Israël van destijds, maak je een ernstige fout: voor Israël kwam er nog een nieuwe tijd, voor ons niet meer. Als we ons nú, in de welaangename tijd, niet bekeren, is er geen toekomst meer.

Volgens mij verwar je nu de heilsgeschiedenis met de heilsorde, en dat is inderdaad een ernstige fout.
Ook voor elke Israeliet in het OT gold (heilsordelijk): Wie Gods aangeboden beloften in ongeloof verwerpt en zich niet bekeert, gaat voor eeuwig verloren. Voor zulke Israelieten kwam/komt er echt geen nieuwe welaangename tijd meer.
Dat geldt Israel in het OT, en het geldt eveneens allen in de gemeente van het NT.

Alleen heilshistorisch ligt het anders, en is er voortgang in de heilsgeschiedenis. De voortgang in de heilsgeschiedenis is dat de beloofde Messias de gekomen Christus is, dat de reikwijdte van Gods verbond niet langer Israel maar ook de gelovige heidenen betreft, en dat de Geest blijvend inwoont in de harten van Gods kinderen. Dat is de nieuwe tijd die Israel in het OT verwacht.

Maar de heilsordelijke ‘grondstructuren’ van verbond en belofte blijven exact hetzelfde: ook in het NT komt de belofte toe aan de gelovigen en hun kinderen. Ook in het NT ontvangen de kinderen van de gelovigen het teken en zegel van het verbond op grond van de belofte (dat het bloedige teken van de besnijdenis vervuld is door het niet-bloedige teken van het water van de doop is niet iets wat de fundamentele structuur van het verbond anders maakt).

Samenvattend: naast voortgang in de heilsgeschiedenis is er ook een basale continue lijn vanuit het verbond met Israel naar de gemeente van het NT. En inderdaad: dat is een onopgeefbaar gereformeerd aspect, waar de leer van verbond en doop onlosmakelijk mee samenhangt.

Deze discussie is inmiddels elders uittentreuren gevoerd; die ga ik niet meer overdoen.

Akkoord, maar door te verwijzen naar het doopformulier roep je deze reactie wel op.

Ik licht hier één regel uit, omdat die mijns inziens cruciaal is: wie dus werkelijk pleit, pleit nooit als een ongelovige op datgene wat jezelf verwerpt.
Precies. Maar dan ben je inmiddels ook een gelovige, voor wie de doop zijn werkelijke betekenis heeft (met Christus gestorven en opgestaan, gewassen en gereinigd van de zonde) en die heeft het ook niet meer nodig op een 'onvervulde' belofte te pleiten. Daarom zijn al die oproepen van gedoopt voorhoofd laten zien etc. etc. zinloos. Wie werkelijk pleit, heeft deel aan wat de doop hem heeft betekend en verzegeld.


Je reactie is dogmatisch enerzijds juist, in die zin dat iemand die daadwerkelijk pleit inderdaad een gelovige is. Maar tegelijkertijd blijkt mij hieruit geen enkel pastoraal gevoel met het oog op de verkondiging en de beleving. Want wat is de grond voor iemand die zich schuldig voor God weet, om tot de belofte te vluchten en daarop te pleiten?
Dat is niet en nooit de constatering: ik pleit werkelijk, dus ik ben een gelovige…
Dat is feite een variant op de theologie van dr. Steenblok: eerst moet ik weten een gelovige te zijn, pas dan mag ik ‘werkzaam’ zijn met de belofte.
Een van zonde overtuigde zondaar, die heerlijkheid ziet in Gods beloften van genade in Christus zal zich niet benoemen als een gelovige. Maar zal zich afvragen:
Mag ik daarop pleiten? Mag ik daarnaar vluchten?
En de enige grond om dat te mogen doen is de aanbieding van Gods beloften, die betekend en verzegeld zijn in de doop. En juist daarom zijn al die oproepen om te vluchten en te pleiten wel degelijk van het allergrootste belang. Het laat horen dat de poort van Gods genade in Christus Jezus openstaat, voor de ellendigste van de zondaren.