Ik ga niet zonder meer mee in deze redenering. Als God een zondaar arresteert met het DOEL hem tot Christus te brengen, dan ziet Hij deze zondaar op dát moment in Christus aan. Maar... betekent dat dus ook dat die zondaar wedergeboren is? De vraag of is je die conclusie moet trekken.ab321 schreef:Het aanzien van een onwedergeborene (met wie het nog alle kanten op kan) in het bloed van Christus zou in strijd zijn met de leer der rechtvaardigmaking. Buiten de rechtvaardigmaking door het bloed van Christus (een eenzijdige rechterlijke daad van God in de wedergeboorte) is God een verterend vuur.Afgewezen schreef:Dat lees ik zo niet in de Bijbel. Als God Zijn hand aan iemand legt om die persoon tot bekering te brengen, gaat dat buiten het bloed van Christus om?
Rom 5:1 Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.
Romeinen 5:9 Veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn.
Als er uitgebreid over gediscussieerd is, heeft het weinig zin om het bediscussieerde stuk opnieuw te citeren. Er zijn namelijk verschillende interpretaties mogelijk. Daarover ging die discussie, weet je wel.ab321 schreef:In een onwedergeborene kunnen er wel algemene overtuigingen zijn. Die zijn vrucht van Gods algemene genade. Daarmee kan een mens nog verloren gaan. Zaligmakende overtuigingen (hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, offeren een offerande van een verslagen en gebroken geest, die Gode aangenaam is) zijn er alleen in een levendgemaakte (=wedergeboren=gerechtvaardigde) zondaar. Hier is al uitgebreid over gediscussieerd. Ik volsta met het citeren van de Dordtse Leerregels:
Dordtse leerregels 3-4 schreef:De rechtzinnige leer verklaard zijnde, verwerpt de Synode de dwalingen dergenen,
4. Die leren: Dat de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde, of ontbloot van alle krachten tot het geestelijk goed; maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven, en offeren een offerande van een verslagen en gebroken geest, die Gode aangenaam is.
Want deze dingen strijden tegen de klare getuigenissen der Schrift: Gij waart dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1, 5); en: Het gedichtsel van des mensen hart is alleenlijk boos, te allen dage (Gen. 6:5 en 8:21). Daarenboven, hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende, en naar het leven, en Gode een offerande van een gebroken geest opofferen, geldt eigenlijk van de wedergeborenen, en van degenen die zalig genaamd worden (Ps. 51:19 en Matth. 5:6).