Woord en Geest

Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

olfie schreef:
Kaw schreef:
olfie schreef:
Kaw schreef: Maar die inwendige roeping werkt alleen waar de uitwendige roeping in alle volheid praktijk is.
Hmmm.. hoe zou de moordenaar aan het kruis tot geloof zijn gekomen? Er was op dat moment geen uitwendige roeping, en toch was er de inwendige roeping tot Jezus, en dat niet uit zichzelf. Het was niet om z'n hachie op t laatste moment te redden.
Er was geen uitwendige roeping? Jezus hing naast hem! Indringerder kan ik me niet voorstellen...
Als ik op jullie af moet gaan is de verkondiging van Het Woord de uitwendige roeping. Al die mensen zagen Jezus hangen.. indringender kan niet... Nee ik denk niet dat deze vlag op gaat
De verkondiging van het Woord is idd de uitwendige, maar voor velen ook de inwendige roeping.
8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
9 [Namelijk], indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
10 Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
11 Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden.
12 Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.
13 Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.
14 Hoe zullen zij dan [Hem] aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij [in Hem] geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die [hun] predikt?
15 En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen!
16 Doch zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest; want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd?
17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.
Gebruikersavatar
olfie
Berichten: 836
Lid geworden op: 26 jan 2006, 21:00
Locatie: Ergens in Zuid-Holland

Bericht door olfie »

17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.

Als jij deze tekst letterlijk neemt, dan kan de moordenaar aan het kruis niet zalig zijn geworden, het woord werd daar niet verkondigd.
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

olfie schreef:17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.

Als jij deze tekst letterlijk neemt, dan kan de moordenaar aan het kruis niet zalig zijn geworden, het woord werd daar niet verkondigd.
Het Woord hing naast hem.
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Gebruikersavatar
olfie
Berichten: 836
Lid geworden op: 26 jan 2006, 21:00
Locatie: Ergens in Zuid-Holland

Bericht door olfie »

Kaw schreef:
olfie schreef:17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.

Als jij deze tekst letterlijk neemt, dan kan de moordenaar aan het kruis niet zalig zijn geworden, het woord werd daar niet verkondigd.
Het Woord hing naast hem.
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Als je het zo stelt, hoe verklaar je het woord gehoor dan? Eerst gebruik je de prediking en de bijbel als het Woord en nu gebruik je Jezus als Het Woord. Even eenduidig worden aub.
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

olfie schreef:
Kaw schreef:
olfie schreef:17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.

Als jij deze tekst letterlijk neemt, dan kan de moordenaar aan het kruis niet zalig zijn geworden, het woord werd daar niet verkondigd.
Het Woord hing naast hem.
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Als je het zo stelt, hoe verklaar je het woord gehoor dan? Eerst gebruik je de prediking en de bijbel als het Woord en nu gebruik je Jezus als Het Woord. Even eenduidig worden aub.
Het gehoor is niet perse je oor, maar het gehoor is dat de geluids- of beeldgolven van van het Woord niet langs je heen glijden, maar dat je het hoort. Je kunt ook luisteren naar een boodschap in een brief (zonder dat er geluid is te horen) en tot de conclussie komen dat het waar is. Dan geloof je die brief. Dan heb je er gehoor aan gegeven.

Jezus is het Woord en de bijbel is het Woord. Zo onafscheidelijk zijn ze. De prediking is prediking van het Woord en het Woord is Jezus Christus.
Gebruikersavatar
olfie
Berichten: 836
Lid geworden op: 26 jan 2006, 21:00
Locatie: Ergens in Zuid-Holland

Bericht door olfie »

Een brief kun je gehoorzamen, accepteren, maar ik heb nog nooit een brief gehoord.
Nu ga je gehoorzamen en gehoor aan elkaar koppelen, maar dat is natuurlijk klinkklare onzin.
Hoe kun jij HET gehoor uitleggen als gehoorzamen? Nee.. hier ga ik echt niet in mee in zo'n redenering.
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Bericht door memento »

Misschien moeten we wat duidelijker zijn. Ik zal een aantal stellingen neerzetten, dan kunnen we zien over welke punten we het eens zijn, en over welke punten niet. Dan kunnen we wat gerichter discussieren.

1. God roept, dmv de prediking, iedereen welmenend, om tot Hem te komen, en zich te laten verlossen van zijn zonden.
2. Om tot Christus te komen zijn geen voorwaarden vereist. Ook ellendekennis niet.
3. Het is voor een mens onmogelijk zich tot God te bekeren; hij kan niet
4. Het is voor een mens onmogelijk zicht tot God te bekeren; hij wil niet
5. Nooit zal een mens tot Christus komen, tenzij hij door de Vader getrokken wordt.
6. De Vader trekt altijd zodanig, dat de mens een zekere behoefte gevoelt, die hem Jezus nodig doet hebben. Dit kan een kennis van zonde en zondigheid zijn, maar ook bv. het zien van de leegheid van het leven zonder God (de 'waar leven we voor' vraag'), of het zien van het geluk van Gods volk.
7. God bekeerd de mens door Woord en Geest.
8. Woord en Geest zijn gescheiden, het Woord klinkt tot iedereen, en de Geest werkt in iedereen, doch niet in iedereen onwederstandelijk, en dus niet in iedereen tot bekering.
9. God geeft wat Hij beveelt. Hij beveelt ons het -voor ons- onmogelijke, namelijk het houden van Zijn wet, en het geloven in Zijn Zoon. Doch Hij belooft ons ook dat Hij ons wil redden. Laat onze bede dan ook zijn, met Augustinus: Heere, geef wat U beveelt
10. Onbekeerden mogen niet rekenen met de uitverkiezing, dat behoord tot de verborgen raad van God, iets wat Hij alleen Zijn kinderen wil openbaren.
11. Onbekeerden moeten wél rekenen met de oproep en de eis van de Schrift, namelijk het houden van Gods wet, en de plicht te geloven. Deze moeten, zonder beperkingen, worden gepredikt, daar het Gods eigen woord is. Wie hiervan afdoet, werkt de Geest tegen, die bij uitstek werkt door een onverkorte prediking, die niet is passend gemaakt naar menselijk redeneren.
12. Daarom, de uitverkiezing dient enkel gepredikt te worden als: (a) opluistering van Gods deugden (ook in het verloren gaan van zondaren wordt God verheerlijkt), en (b) tot troost van de kleingelovigen.
13. Daarin zijn deze onderscheiden, dat de uitverkiezing is voor de gelovigen, en de oproep tot heiligheid (wet) en geloof (evangelie) tot beide gelovigen en ongelovigen.
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

olfie schreef:Een brief kun je gehoorzamen, accepteren, maar ik heb nog nooit een brief gehoord.
Nu ga je gehoorzamen en gehoor aan elkaar koppelen, maar dat is natuurlijk klinkklare onzin.
Hoe kun jij HET gehoor uitleggen als gehoorzamen? Nee.. hier ga ik echt niet in mee in zo'n redenering.
Gehoor geven aan...?
M. Henry over die tekst:
He shows that the word preached is the ordinary means of working faith (v. 17): So then, ara--however; though many that hear do not believe, yet those that believe have first heard. Faith cometh by hearing. It is the summary of what he had said before, v. 14. The beginning, progress, and strength of faith, are by hearing. The word of God is therefore called the word of faith: it begets and nourishes faith. God gives faith, but it is by the word as the instrument. Hearing (that hearing which works faith) is by the word of God. It is not hearing the enticing words of man's wisdom, but hearing the word of God, that will befriend faith, and hearing it as the word of God. See 1 Thess. ii. 13.
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

Memento,

Het heeft geen zin om te reageren op je stellingennames, omdat velen van die stellingnames tweeduidig zijn te beantwoorden. Indien ik ja zou antwoorden, dan kan de reactie zijn: Zie je wel. Indien ik nee beantwoord, dan kan dat nog. Dan moet ik een hele uitgebreide genuanceerd antwoord geven die elke vorm van misinterpretatie uitsluit en daar heb ik geen behoefte aan om dit 13 keer te moeten doen,
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Kaw schreef:Memento,

Het heeft geen zin om te reageren op je stellingennames, omdat velen van die stellingnames tweeduidig zijn te beantwoorden. Indien ik ja zou antwoorden, dan kan de reactie zijn: Zie je wel. Indien ik nee beantwoord, dan kan dat nog. Dan moet ik een hele uitgebreide genuanceerd antwoord geven die elke vorm van misinterpretatie uitsluit en daar heb ik geen behoefte aan om dit 13 keer te moeten doen,
Ik vind de stellingen van memento duidelijk en eenduidig. Maar even iets anders, Kaw: je discussieert hier niet met de prediking die je elke zondag (?) hoort, maar je discussieert hier met mensen die vaak echt wel genuanceerder denken dan jij suggereert.
Gebruikersavatar
Miscanthus
Berichten: 5306
Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
Locatie: Heuvelrug

Bericht door Miscanthus »

even dit:
II. ‘ROEPING’ IN DE THEOLOGIEGESCHIEDENIS

...het begrip roeping
Dit ‘op begrip gebrachte’ roepen Gods riep het vraagstuk op van de relatie met het
begrip van de verkiezing. Werd in de brieven van Paulus roeping en verkiezing nog
inéén gedacht, in het denken van de vroege kerk wordt het steeds moeilijker het
verband tussen de als van eeuwigheid gedachte goddelijke verkiezing en de in de tijd ervaren roeping als manifestatie daarvan, vast te houden. Het feit dat in de
praktijk van de gemeente niet alle geroepenen ook werkelijk de roep beantwoordden,
zette een vraagteken achter hun verkiezing. Het gevolg was dat beide begrippen
in zekere zin een ‘verenging’ ondergingen en een ‘schaduwbegrip’ naast zich
kregen: naast een beperkt aantal ‘uitverkorenen’ was ook sprake van de ‘massa
perditionis’. Om de bijbelse gedachte van de universaliteit van de roeping vast te
houden werd een onderscheid in het begrip zelf aangebracht, tussen ‘werkzame
roeping’(vocatio efficax) en ‘niet-werkzame roeping’: allen worden geroepen maar
deze roeping ‘werkt’ alleen bij hen die verkoren zijn. Dit leidde tot een innerlijke
uitholling van het begrip en tot onzekerheid ten aanzien van de actuele roeping.
Deze gedachtegang, voornamelijk ontwikkeld door Augustinus wordt overgenomen
en nader uitgewerkt door Calvijn. Hij maakt onderscheid tussen algemene
roeping, waarmee God door de prediking van zijn woord alle mensen tot zich
nodigt en daarnaast bijzondere roeping, die alleen de gelovigen ten deel valt. Bij
deze laatste is het God die bewerkt, dat door de innerlijke verlichting door de
Heilige Geest het woord in het hart wordt opgenomen. Motief is hier steeds het
genadige handelen Gods in de mens, voortkomend uit de genadige uitverkiezing
van eeuwigheid.
Is bij Calvijn de uitverkiezing het beslissende thema, bij Luther wordt het begrip
roeping weer opnieuw geactualiseerd vanuit het dagelijks leven. Uitverkiezing
is bij hem alleen bestemming tot het eeuwige leven en daarmee het fundament van
het actuele gebeuren van de roeping. Het roepen van God richt zich tot allen gelijkelijk.
Luther keert zich tegen het onderscheiden in het roepingsbegrip zelf, hetgeen
zou betekenen dat de roep van God in bepaalde gevallen niet ernstig gemeend
zou zijn, waarmee een tegenspraak in God zelf geprojecteerd wordt.
Vanuit zijn sterke kritiek op de gedachte van een speciale roep van God voor een
beperkt aantal mensen – een gedachte die hij in de praktijk zag bevestigd in het
ontstaan en de ontwikkeling van de religieuze orden voor mensen met een bijzondere
vocatio – kwam Luther tot één roeping van God voor allen, die bestaat enerzijds
uit de voor allen gelijke ‘vocatio spiritualis’, als de roep door middel van het
Evangelie tot doop en geloof en anderzijds de ‘vocatio externa’ als de voor ieder
verschillende vormgeving van deze zelfde roeping in het dagelijks leven en met
name in het werk. Op deze wijze wordt het actuele en universele karakter van het
roepen Gods bij Luther opnieuw in het licht gesteld.
De nadruk op het universele karakter blijft ook kenmerkend voor de lutherse
orthodoxie van de 17e en 18e eeuw. Het begrip zelf wordt echter ingebouwd in de
leer van de ‘heilstoepassing door de Heilige Geest’ (gratia spiritus sancti applicatrix)
waarvan het als de eerste van de opeenvolgende momenten in de persoonlijke
ontwikkeling van het heil in de mens wordt beschouwd. Als volgende momenten in
deze heilsorde (ordo salutis) worden veelal gezien: wedergeboorte, verlichting,
bekering, rechtvaardiging, mystieke vereniging met God, heiliging, vernieuwing.
Daarmee ging echter opnieuw het actuele, op het hele leven betrokken, karakter van
de roeping verloren.
De na-reformatorische gereformeerde dogmatiek blijft in de geest van Calvijn
onderscheid maken in het roepingsbegrip zelf, waarbij de onderscheidingen nog
verder ontwikkeld worden. Allen ontvangen een ‘vocatio universalis’ of ‘naturalis’
langs de weg van het geweten en de natuurlijke godskennis. De eigenlijke
roeping, de ‘vocatio specialis of evangelica’ is onderverdeeld in de ‘vocatio
externa’ die door de verkondiging van het woord aan ieder wordt gericht en de
‘vocatio interna’ die door de Heilige Geest wordt bewerkt en slechts door de
uitverkorenen wordt vernomen. In de 18e en 19e eeuw verliest het thema roeping
binnen de theologie langzamerhand aan aandacht. De onderscheidingen met betrekking
tot het begrip hebben sindsdien vooral doorgewerkt in de verschillende
stromingen van het piëtisme.
In onze eeuw is het Karl Barth die het thema opnieuw een centrale plaats heeft
gegeven, met name in zijn christologie. De ontmoeting van God en mens vindt
plaats in de scheppende roep van Jezus Christus tot ieder mens als een gebeuren in
de tijd. Barth wijst zowel de specialisering van het roepingsbegrip als zijn ‘fragmentisering’
in een ‘ordo salutis’ af. Het roepen van God kan niet anders dan
universeel zijn. De roep van God gaat naar iedere mens uit: er zijn alleen ‘geroepenen’
en ‘nog-niet-geroepenen’. De enige onderscheiding is dan ook die tussen de
‘vocatio externa’ in de objectiviteit van de verkondiging en de ‘vocatio interna’
waardoor de mens zich geroepen weet. Alle mensen zijn voor deze roep gepredisponeerd.
Uitgaande van het begrip in de apostolische brieven ziet hij als doel van de
roeping de gemeenschap met de opgestane Christus, om hem als de ‘waarachtige
getuige’ te volgen.
Dit korte overzicht geeft aanleiding tot enkele overwegingen:
Kenmerkend voor de theologische discussie tot in onze dagen is dat het uitgangspunt
van het denken over het roepen van God niet zozeer gezocht wordt in de
verhalen over het roepen van mensen in de Hebreeuwse bijbel en het Nieuwe
Testament maar voornamelijk in het alleen in de apostolische brieven voorkomende
substantief klèsis.11
Het is waarschijnlijk dit begripsmatige uitgangspunt dat er toe leidt dat het
denken over roeping telkens opnieuw tendeert naar een versmalling van de bijbelse
voorstelling, een ontwikkeling die in de geschiedenis van de kerk duidelijk
zichtbaar is. Het roepen van God wordt dan van zijn actualiteit in de concrete
situatie losgemaakt en uitgelegd als ‘de roep tot het christen-zijn’, terwijl het
roepen in de heilige Schriften een veel breder en gevarieerder gebeuren beschrijft.
Hoewel in de conceptie van Barth het universele karakter opnieuw benadrukt
wordt en de nadruk ligt op het ‘gebeuren’ van de roep van God in Christus dreigt
ook bij hem het roepen om dezelfde reden een abstractie te worden, vastgezet als
“Die Berufung in den Christenstand”.
Gebruikersavatar
Miscanthus
Berichten: 5306
Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
Locatie: Heuvelrug

Bericht door Miscanthus »

en dit:
2 Thessalonicensen 2:13,14

13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijd, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Gestes, en geloof der waarheid; 14 Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus. 15 Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief. 16 En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, 17 Vertrooste uw harten, en versterken u in alle goed woord en werk.

Aan de hand van deze en andere schriften leren wij dat God iedereen roept om met Hem verzoend te worden. Er is in Gods roeping geen onderscheid tussen mensen, iedereen is welkom om door de Heere Jezus Christus bij God te komen. Het is wel zo dat God degene is die de regels bepaalt en niet wij. De Bijbel leert ons dat heel duidelijk, terwijl iedereen welkom is om het Evangelie aan te nemen, God accepteert niet elke daad die de mens doet. Vandaar dat bekering is een heel belangrijk onderdeel in het omkeren van mensen naar de ware God.

Hebreen 11:6

" Maar zonder geloof is het onmogelijk Goed te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is degenen, die Hem zoeken".

Geachte lezer, Misschien vraagt u "Wie is degene die mij roept" ? dan is het antwoord " de Heere Jezus Christus" . Ik wil u aanraaden om het bekeringsverhaal van de apostel Paulus te lezen in Handelingen 9:10-26. Verwacht niet dat God in deze tijd u via een visioen zal roepen. Dat in niet nodig. Wij hebben de Bijbel tot onze beschikking gekregen.

Er wonen op deze aarde bijna 6 miljard mensen. Velen van hun Wonen in landen waar de Bijbel aanwezig is maar wordt weinig gebruikt terwijl andere 'mensen in andere land smeken om in het bezit te komen van deze belangrijke boek. Het is n.l. zo dat waar de God van de Bijbel is daar er is ook wijsheid en licht....

Ik wens u een hele gezegende week. Ik hoop dat samen kunnen bidden meer mensen Gods genade en liefde door de Heere Jezus Christus zullen leren kennen.

Groeten,

Dov Avnon
Laatst gewijzigd door Miscanthus op 02 feb 2006, 21:13, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

Afgewezen schreef:
Kaw schreef:Memento,

Het heeft geen zin om te reageren op je stellingennames, omdat velen van die stellingnames tweeduidig zijn te beantwoorden. Indien ik ja zou antwoorden, dan kan de reactie zijn: Zie je wel. Indien ik nee beantwoord, dan kan dat nog. Dan moet ik een hele uitgebreide genuanceerd antwoord geven die elke vorm van misinterpretatie uitsluit en daar heb ik geen behoefte aan om dit 13 keer te moeten doen,
Ik vind de stellingen van memento duidelijk en eenduidig. Maar even iets anders, Kaw: je discussieert hier niet met de prediking die je elke zondag (?) hoort, maar je discussieert hier met mensen die vaak echt wel genuanceerder denken dan jij suggereert.
Anders geef jij een aanzetje en antwoord je op Memento's stellingen?
Maar wat is genuanceerd Afgewezen? Is nuance het antwoord? Beetje van dit en een beetje van dat. Als je maar niet zegt dat mensen zich moeten bekeren, maar ook niet zegt dat het niet hoeft. Als je maar niet zegt dat God mensen een onwelgemeend aanbod der genade doet, maar ook niet zegt dat het voor iedereen welgemeend is. Je mag wel de geopenbaarde wil verkondigen, maar je moet niet vergeten om daar de verborgen wil van God bij te benadrukken. Je mag niet zeggen dat God ellendekennis eist, maar ook niet dat het niet zo is. Schieten we wat op met zulke antwoorden?
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

Tiberius schreef: Moeilijk stukje, Misc.
Kan je het even samenvatten voor de eenvoudigen onder ons?
Zeg je dat zondags ook tegen de dominee?
Gebruikersavatar
Tiberius
Administrator
Berichten: 34635
Lid geworden op: 12 jan 2006, 09:49
Locatie: Breda

Bericht door Tiberius »

Miscanthus schreef:even dit:
II. ‘ROEPING’ IN DE THEOLOGIEGESCHIEDENIS

...het begrip roeping
Dit ‘op begrip gebrachte’ roepen Gods riep het vraagstuk op van de relatie met het
begrip van de verkiezing. Werd in de brieven van Paulus roeping en verkiezing nog
inéén gedacht, in het denken van de vroege kerk wordt het steeds moeilijker het
verband tussen de als van eeuwigheid gedachte goddelijke verkiezing en de in de tijd ervaren roeping als manifestatie daarvan, vast te houden. Het feit dat in de
praktijk van de gemeente niet alle geroepenen ook werkelijk de roep beantwoordden,
zette een vraagteken achter hun verkiezing. Het gevolg was dat beide begrippen
in zekere zin een ‘verenging’ ondergingen en een ‘schaduwbegrip’ naast zich
kregen: naast een beperkt aantal ‘uitverkorenen’ was ook sprake van de ‘massa
perditionis’. Om de bijbelse gedachte van de universaliteit van de roeping vast te
houden werd een onderscheid in het begrip zelf aangebracht, tussen ‘werkzame
roeping’(vocatio efficax) en ‘niet-werkzame roeping’: allen worden geroepen maar
deze roeping ‘werkt’ alleen bij hen die verkoren zijn. Dit leidde tot een innerlijke
uitholling van het begrip en tot onzekerheid ten aanzien van de actuele roeping.
Deze gedachtegang, voornamelijk ontwikkeld door Augustinus wordt overgenomen
en nader uitgewerkt door Calvijn. Hij maakt onderscheid tussen algemene
roeping, waarmee God door de prediking van zijn woord alle mensen tot zich
nodigt en daarnaast bijzondere roeping, die alleen de gelovigen ten deel valt. Bij
deze laatste is het God die bewerkt, dat door de innerlijke verlichting door de
Heilige Geest het woord in het hart wordt opgenomen. Motief is hier steeds het
genadige handelen Gods in de mens, voortkomend uit de genadige uitverkiezing
van eeuwigheid.
Is bij Calvijn de uitverkiezing het beslissende thema, bij Luther wordt het begrip
roeping weer opnieuw geactualiseerd vanuit het dagelijks leven. Uitverkiezing
is bij hem alleen bestemming tot het eeuwige leven en daarmee het fundament van
het actuele gebeuren van de roeping. Het roepen van God richt zich tot allen gelijkelijk.
Luther keert zich tegen het onderscheiden in het roepingsbegrip zelf, hetgeen
zou betekenen dat de roep van God in bepaalde gevallen niet ernstig gemeend
zou zijn, waarmee een tegenspraak in God zelf geprojecteerd wordt.
Vanuit zijn sterke kritiek op de gedachte van een speciale roep van God voor een
beperkt aantal mensen – een gedachte die hij in de praktijk zag bevestigd in het
ontstaan en de ontwikkeling van de religieuze orden voor mensen met een bijzondere
vocatio – kwam Luther tot één roeping van God voor allen, die bestaat enerzijds
uit de voor allen gelijke ‘vocatio spiritualis’, als de roep door middel van het
Evangelie tot doop en geloof en anderzijds de ‘vocatio externa’ als de voor ieder
verschillende vormgeving van deze zelfde roeping in het dagelijks leven en met
name in het werk. Op deze wijze wordt het actuele en universele karakter van het
roepen Gods bij Luther opnieuw in het licht gesteld.
De nadruk op het universele karakter blijft ook kenmerkend voor de lutherse
orthodoxie van de 17e en 18e eeuw. Het begrip zelf wordt echter ingebouwd in de
leer van de ‘heilstoepassing door de Heilige Geest’ (gratia spiritus sancti applicatrix)
waarvan het als de eerste van de opeenvolgende momenten in de persoonlijke
ontwikkeling van het heil in de mens wordt beschouwd. Als volgende momenten in
deze heilsorde (ordo salutis) worden veelal gezien: wedergeboorte, verlichting,
bekering, rechtvaardiging, mystieke vereniging met God, heiliging, vernieuwing.
Daarmee ging echter opnieuw het actuele, op het hele leven betrokken, karakter van
de roeping verloren.
De na-reformatorische gereformeerde dogmatiek blijft in de geest van Calvijn
onderscheid maken in het roepingsbegrip zelf, waarbij de onderscheidingen nog
verder ontwikkeld worden. Allen ontvangen een ‘vocatio universalis’ of ‘naturalis’
langs de weg van het geweten en de natuurlijke godskennis. De eigenlijke
roeping, de ‘vocatio specialis of evangelica’ is onderverdeeld in de ‘vocatio
externa’ die door de verkondiging van het woord aan ieder wordt gericht en de
‘vocatio interna’ die door de Heilige Geest wordt bewerkt en slechts door de
uitverkorenen wordt vernomen. In de 18e en 19e eeuw verliest het thema roeping
binnen de theologie langzamerhand aan aandacht. De onderscheidingen met betrekking
tot het begrip hebben sindsdien vooral doorgewerkt in de verschillende
stromingen van het piëtisme.
In onze eeuw is het Karl Barth die het thema opnieuw een centrale plaats heeft
gegeven, met name in zijn christologie. De ontmoeting van God en mens vindt
plaats in de scheppende roep van Jezus Christus tot ieder mens als een gebeuren in
de tijd. Barth wijst zowel de specialisering van het roepingsbegrip als zijn ‘fragmentisering’
in een ‘ordo salutis’ af. Het roepen van God kan niet anders dan
universeel zijn. De roep van God gaat naar iedere mens uit: er zijn alleen ‘geroepenen’
en ‘nog-niet-geroepenen’. De enige onderscheiding is dan ook die tussen de
‘vocatio externa’ in de objectiviteit van de verkondiging en de ‘vocatio interna’
waardoor de mens zich geroepen weet. Alle mensen zijn voor deze roep gepredisponeerd.
Uitgaande van het begrip in de apostolische brieven ziet hij als doel van de
roeping de gemeenschap met de opgestane Christus, om hem als de ‘waarachtige
getuige’ te volgen.
Dit korte overzicht geeft aanleiding tot enkele overwegingen:
Kenmerkend voor de theologische discussie tot in onze dagen is dat het uitgangspunt
van het denken over het roepen van God niet zozeer gezocht wordt in de
verhalen over het roepen van mensen in de Hebreeuwse bijbel en het Nieuwe
Testament maar voornamelijk in het alleen in de apostolische brieven voorkomende
substantief klèsis.11
Het is waarschijnlijk dit begripsmatige uitgangspunt dat er toe leidt dat het
denken over roeping telkens opnieuw tendeert naar een versmalling van de bijbelse
voorstelling, een ontwikkeling die in de geschiedenis van de kerk duidelijk
zichtbaar is. Het roepen van God wordt dan van zijn actualiteit in de concrete
situatie losgemaakt en uitgelegd als ‘de roep tot het christen-zijn’, terwijl het
roepen in de heilige Schriften een veel breder en gevarieerder gebeuren beschrijft.
Hoewel in de conceptie van Barth het universele karakter opnieuw benadrukt
wordt en de nadruk ligt op het ‘gebeuren’ van de roep van God in Christus dreigt
ook bij hem het roepen om dezelfde reden een abstractie te worden, vastgezet als
“Die Berufung in den Christenstand”.
Moeilijk stukje, Misc.
Kan je het even samenvatten voor de eenvoudigen onder ons?
Plaats reactie