Marco schreef:Je blijft er vanuit gaan dat de kennis van de ellende in de tijd vooraf gaat aan de kennis van Christus. Dat noem je het begin, en soms ook de stam, en je blijft daar heel veel nadruk op leggen. Ik probeer steeds uit te leggen dat het begin niet van belang is, zodra je maar in de Stam bent ingelijfd, en dat is Christus zelf. Vandaar mijn opmerkingen over het avondmaalsformulier, dat met zoveel woorden wil toetsen of je van harte voor Christus wil gaan. Daarbij wordt niet alleen gelet op de zichtbare vruchten, maar moet de gelovige ook echt zichzelf onderzoeken of hij van harte berouw heeft over zijn zonde, Gods beloften gelooft, en bereid is, voortaan uit liefde met God en zijn naaste te leven. Ook dat zijn vruchten van het geloof. Het is namelijk een complete levenshouding. Zo bezien zijn Geloof en vruchten eigenlijk helemaal niet te (onder)scheiden.
Als ik niet reageer lijkt het of ik het er mee eens ben. Dat ben ik uiteraard niet. Je kunt wel steeds uitleggen dat het begin niet van belang is, maar daarmee wordt dat nog niet meer waar! Het gaat inderdaad om de vereniging met Christus, maar die geschiedt niet buiten ons of zonder dat we dat merken. 't Zou toch wat zijn als je niets van je trouwdag kunt vertellen. Johannes wist het nog heel goed: het was de tiende ure, schrijft hij jaren en jaren later.
Marco schreef:Nee, we hebben het niet over hetzelfde. Het spreken over zondebesef, de wedergeboorte, de eerste bekering of wat dan ook als wortel waar de vruchten vandaan komen maakt het verwarrend. Ik houd het daarom liever bij de wortel die Christus is. Daarom praten we voor een deel langs elkaar, maar toch vinden we uiteindelijk de bewuste kennis van Christus allebei onmisbaar. Maar waar het uiteindelijk scheef loopt, is de vraag, waaraan je die moet ontlenen (1), en aan de vraag, hoe men tot geloof moet komen(2).
Bij (1) leg jij de nadruk op kennis van moment en omstandigheden van de persoonlijke wedergeboorte, terwijl volgens mijn visie de gelovige zichzelf voor alles dient te onderzoeken of hij ellende, verlossing en dankbaarheid bij zichzelf constateert. En ik meen daarbij de opstellers van het avondmaalsformulier aan mijn zijde te hebben. Die werken 1Kor11 die kant op uit (en de kanttekening bij 2kor13 verwijst naar 1kor11:28). Juist het avondmaalsformulier gaat heel teder om met mensen die met precies die vragen lopen die je hier noemt.
Bij (2) ga ik ervan uit dat iemand die dat 'onderzoek' van harte doet, gelovig genoemd kan worden. Of men van tevoren ellendekennis moest hebben om bij Christus terecht te komen, en zo ja, hoeveel, laat ik daarbij bewust in het midden. Ik wil namelijk niet in het werk van de Geest gaan wroeten, die dit werk op wonderlijke wijze volbrengt. Dat betekent ook dat ik de Catechismus lees op een manier die jij je kennelijk niet voor kan stellen: Zondag 1 is de samenvatting van de hele catechismus: niet alleen vraag en antwoord 1, maar ook vraag en antwoord 2. Oftewel: als er gevraagd wordt, wat ik moet weten om door de troost van vr/antw 1 gelukkig te leven en te sterven, wordt in het hele antwoord 2 het geloof beschreven. De zondagen 2 en verder leiden dus niet toe naar het geloof, maar beschrijven al het geloof, net zo goed als de overige zondagen dat doen.
Ik hoop trouwens dat je begrijpt dat ik daarmee niets wil afdoen van de noodzaak van wedergeboorte. Zonder wedergeboorte geen geloof, en zonder geloof geen wedergeboorte.
Tja, over dat avondmaalsformulier, ik kan me aansluiten bij wat Afgewezen daarover heeft gezegd. Wat betreft de catechismus vanaf zondag 2: dat is al geloof, maar dan wel in een levend Christusgemis. Of eigenlijk: Godsgemis. De mens krijgt eerst kennis aan zichzelf en zijn verloren staat. Dan gaat hij inleven dat hij gezondigd heeft tegen God en dat hij God mist. Maar ookk is er een liefde tot die God, die niet te verklaren is, omdat er zoveel schrik en vrees is. De zondaar krijgt een Zaligmaker nodig. Echt Marco, van nature hebben jij en ik geen zaligmaker nodig en al helemaal niet dé Zaligmaker. We zullen er niet naar vragen en niet naar zoeken, althans, niet met ons gehele hart.
Ik besef dat in ons heen- en weergeschrijf de grote kloof openbaar komt die er is tussen de GKv en de bevindelijke kerken.