memento schreef:De Wet die de zondaar eerst ten dode toe vervloekte, pleit de zondaar weer vrij voor God, omdat de vloek der Wet gestild en begraven is geworden in de dood en het graf van Christus, en geeft de verloren zondaar weer zijn verloren recht op het eeuwige leven, de Wet prijst de zondaar zelfs weer bij zijn Schepper (net als in het werkverbond), op grond van het volbrachte werk van Christus, toegepast door de H. Geest aan zijn arme goddeloze verloren zondaarsziel. Het is volbracht!
Heb je hier een Bijbelse onderbouwing van? Van dat de wet een zondaar gaat vrijpleiten? Waarom spreek Paulus dan nog over een vrij zijn van de wet?
Vergeet niet, dat tegenover de vloek/doem der Wet Zijn verworven zegen staat, en tegenover de doding der Wet staat Zijn opstanding uit de doden. De zondaar is in Christus zondeloos en volkomen rein voor God, zodanig rein en hersteld met Zijn Goddelijke Beeld, als had hij zelf die heilige Wet volbracht. De Kerke Gods is daarom in Christus een dader des Woords c.q. dader der Wet. Lees hier Jacobus 1 : 22-25.
En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende. Want zo iemand een hoorder is des Woords, en niet een dader, die is een man gelijk, welke zijn aangeboren aangezicht bemerkt in een spiegel; Want hij heeft zichzelven bemerkt, en is weggegaan, en heeft terstond vergeten, hoedanig hij was. Maar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is, en daarbij blijft, deze, geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen.
daders des Woords,
Of doeners; waardoor de apostel niet verstaat degenen, waarvan Paulus spreekt, Rom. 2:13, die door het doen van de wet willen gerechtvaardigd worden, maar degenen, die met de harten gelovende ter rechtvaardigheid, hun leven naar de leer van Christus schikken, en hun geloof met de vruchten der bekering tonen.
met valse overlegging
Grieks paralogizomenoi; dat is, valse besluit-redenen makende, waarmede zij zichzelf bedriegen, besluitende dat zij zalig zullen zijn, omdat zij hoorders zijn van het Woord. Want Christus zegt Luk. 11:28, dat zij zalig zijn die Gods Woord niet alleen horen, maar ook bewaren.
een spiegel;
Want Gods Woord is gelijk als een spiegel; de wet, om daarin te zien onze smetten en zonden; en het Evangelie, om daarin te aanschouwen de genade Gods in Christus. Die nu de wet alleen aanziet, en zijn zonden, daarin aangewezen, niet betert en nalaat, en die de genade, in het Evangelie voorgesteld, met waar geloof niet aanneemt, die is zulk een man gelijk, en zulk aanschouwen zal hem niet nuttig zijn, als het andere niet volgt.
die inziet
Grieks die nederbukt; dat is, die nederbukkende ziet, gelijk men pleegt te doen als men iets naarstig wil inzien. Zie Luk. 24:12; Joh. 20:5; 1 Petr. 1:12.
in de volmaakte wet,
Dat is, het ingeplante woord, namelijk van het Evangelie, gelijk Jak. 1:21 gezegd wordt. Want het woord wet wordt hier genomen in het algemeen voor een leer, gelijk Paulus ook de leer van het Evangelie noemt de wet des geloofs; Rom. 3:27.
die der vrijheid
Dat is, die ons leert, dat wij door den Zoon waarlijk van de zonde zijn vrij gemaakt, en waardoor wij den Geest der vrijheid, en niet der dienstbaarheid ontvangen. Zie Joh. 8:36; Rom. 8:2,15.
in dit zijn doen.
Dat is, wanneer hij bij deze leer blijft, en die in het werk stelt. Hetwelk welk niet een verdiende oorzaak is der gelukzaligheid, die door het geloof alleen verkregen wordt, Hab. 2:4; Rom. 3:22, enz.; Gal. 2:16, en Gal. 3:8, enz.; maar een weg is om tot deze te komen; Ps. 1:1,2; Ef. 2:10.
Weet je wie zo'n dader des Woords, en der Wet was....?
David in Psalm 119