Voor een goed verstaan van het boek Jona, is het handig om de hoofdlijnen van het OT, en de historische context, duidelijk te hebben.
Ninevé lag in een land, waar Israël regelmatig oorlog mee had. Nu wordt Jona, een profeet van God, een kind Israëls, een "rechtvaardige", gestuurd naar de vijand (waarvan hij het helemaal niet erg gevonden had als ze vernietigd werden), heidenen, die Gods geboden verachten, en Gods volk naar het leven stonden. Het opvallende is, dat het tegenovergestelde van wat je zou verwachten op het eerste gezicht, gebeurt. De "rechtvaardige", de dienaar Gods, is opstandig tegen God, terwijl de "onrechtvaardigen", de heidenen, zich bekeren (dit thema, dat Gods volk Israël God verwerpt en de heidenen die wél naar God luisteren, komt trouwens vaker voor in het profetenboeken)
Van Jona lezen we ook niet dat hij zich bekeerd. Het boek heeft een open einde. En stelt zo lezer voor de vraag: Moet de "rechtvaardige" zich bekeren, en waarom doet hij dit niet?
In het kader van het zo verstaan van het boek Jona, kan en mag je m.i. niet stellen dat de houding en de vragen van Jona terecht zijn. Eerder het tegendeel, de houding van de Ninevieten (the bad guys) geldt als voorbeeld, terwijl de houding van de profeet (the good guy) geldt als verwerpelijk.
theoloog schreef:En dan verklap ik alvast het slot. In hst. 42 neemt God alle schuld op zich, nadat Hij Job allerlei vragen gesteld heeft. Job is tot de conclusie gekomen dat God niet past binnen zijn denkkaders. Hij roept het uit: eerst kende ik God van horen zeggen, maar nu heb ik God gezien van aangezicht tot aangezicht.
Wat uiterst opmerkelijk is in hst. 42 is dat God al zijn vee en goederen 2x keer teruggeeft en zijn kinderen 1x. Dat is precies wat in de wetten van Mozes wordt opgedragen. Als je vee of goederen van iemand gestolen had of er schade aan had toegebracht moest je het dubbel vergoeden. Als je echter een mens iets had aangedaan was het oog om oog tand om tand. Kortom de genoegdoening was gelijkwaardig. Dat is wat God hier doet in hst. 42. Om diep van onder de indruk te raken. Zo groot is God dat Hij zelf de schuld op zich neemt. Zou je dan niet op je knieën vallen van aanbidding. Zo gaat God met mensen om!
Een aardige exegese, eentje die prima past binnen "de Amsterdamse School". Maar niet binnen de gereformeerde exgese.
Het klopt, wat je zegt:
Job is tot de conclusie gekomen dat God niet past binnen zijn denkkaders. Hij roept het uit: eerst kende ik God van horen zeggen, maar nu heb ik God gezien van aangezicht tot aangezicht.
Maar wat daarna volgt is belangrijk. Job verootmoedigt zich voor God ([bijbel]Job 42:6[/bijbel]). Binnen het geheel van het OT is dit heel belangrijk. Want God ontfermd zich over de ootmoedigen en nederigen van hart, die zich voor Hem in het stof buigen. Job is eindelijk op de plek waar hij hoort. Dat God hem vervolgens overlaad met rijkdommen, is m.i. het beste te verstaan als een bewijs van Gods genadige barmhartigheid.
M.i. is Job dus een boek, waarin met name Gods soevereiniteit centraal staat. God is niet verkeerd bezig, als Hij zelfs de rechtvaardige Job laat lijden. Het is niet aan de mens om te bepalen of wat God doet goed is of niet, of daar kritische vragen over te stellen, of daarover te klagen. De mens is slechts daar op zijn plaats, waar hij buigt voor God. Uw wil geschiedde. Wie zich zo voor God vernederd, zal door Hem verhoogd worden, en Zijn zegen ontvangen.