Bestudering van Micha 1.

Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9097
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Bericht door Bert Mulder »

Niemand zin in Bijbelstudie dus
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Gebruikersavatar
Gian
Berichten: 6338
Lid geworden op: 27 nov 2004, 21:24

Bericht door Gian »

Gek he als je met lappen engels op de proppen komt. Vertaal het dan tenminste...
Hedendaagse bijbelstudie is voor een belangrijk deel het elimineren van theologische contradicties.
Gebruikersavatar
Christiaan
Berichten: 2057
Lid geworden op: 01 sep 2006, 10:03
Locatie: Zeeland

Bericht door Christiaan »

Vooraf de bijbelstudie kan alleen goed verlopen wanneer er geen discussies ontstaan zoals in normale topics.
Alle positieve bijdragen zijn welkom, hoe klein u/jij denk dat jou bijdrage ook is. Moge wij van elkaar leren!


Vooral bij bijbelstudie zijn meerdere vertalingen soms verhelderend. Hier de statenvertaling.

Micha 1
1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz [en] Jehizkia, koningen van Juda; dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.
2 Hoort, gij volken altemaal! merk op, gij aarde, mitsgaders derzelver volheid! de Heere HEERE nu zal tot een getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner heiligheid.
3 Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn plaats, en Hij zal nederdalen en treden op de hoogten der aarde.
4 En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort worden in de laagte.
5 Dit alles, om de overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israels; wie is [het] [begin] [van] de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie [van] de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem?
6 Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop des velds, tot plantingen eens wijngaards; en Ik zal haar stenen in de vallei storten, en haar fondamenten ontdekken.
7 En al haar gesneden beelden zullen vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand worden, en al haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want zij heeft ze van hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren.
8 Hierom zal ik misbaar bedrijven en huilen; ik zal beroofd en naakt gaan; ik zal misbaar maken als de draken, en treuren als de jonge struisen.
9 Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem.
10 Verkondigt [het] niet te Gath, weent zo jammerlijk niet; wentelt u in het stof in het huis van Afra.
11 Ga door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte; de inwoneres van Zaanan gaat niet uit; rouwklage is [te] Beth-haezel; hij zal zijn stand van ulieden nemen.
12 Want de inwoneres van Maroth is krank om des goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem.
13 Span de snelle dieren aan den wagen, gij inwoners van Lachis! (deze is der dochter Sions het beginsel der zonde) want in u zijn Israels overtredingen gevonden.
14 Daarom geef geschenken aan Morescheth-gaths; de huizen van Achzib zullen den koningen van Israel tot een leugen zijn.
15 Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Maresa! Hij zal komen tot aan Adullam, [tot] [aan] de heerlijkheid Israels.
16 Maak u kaal en scheer u, om uw troetelkinderen; verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd.


En de King James
Micha
Hoofdstuk 1

1 The word of the LORD that came to Micah the Morasthite in the days of Jotham, Ahaz, and Hezekiah, kings of Judah, which he saw concerning Samaria and Jerusalem. 2 Hear, all ye people hearken, O earth, and all that therein is: and let the Lord GOD be witness against you, the LORD from his holy temple. 3 For, behold, the LORD cometh forth out of his place, and will come down, and tread upon the high places of the earth. 4 And the mountains shall be molten under him, and the valleys shall be cleft, as wax before the fire, and as the waters that are poured down a steep place. 5 For the transgression of Jacob is all this, and for the sins of the house of Israel. What is the transgression of Jacob? is it not Samaria? and what are the high places of Judah? are they not Jerusalem? 6 Therefore I will make Samaria as an heap of the field, and as plantings of a vineyard: and I will pour down the stones thereof into the valley, and I will discover the foundations thereof. 7 And all the graven images thereof shall be beaten to pieces, and all the hires thereof shall be burned with the fire, and all the idols thereof will I lay desolate: for she gathered it of the hire of an harlot, and they shall return to the hire of an harlot. 8 Therefore I will wail and howl, I will go stripped and naked: I will make a wailing like the dragons, and mourning as the owls. 9 For her wound is incurable for it is come unto Judah he is come unto the gate of my people, even to Jerusalem. 10 Declare ye it not at Gath, weep ye not at all: in the house of Aphrah roll thyself in the dust. 11 Pass ye away, thou inhabitant of Saphir, having thy shame naked: the inhabitant of Zaanan came not forth in the mourning of Bethezel he shall receive of you his standing. 12 For the inhabitant of Maroth waited carefully for good: but evil came down from the LORD unto the gate of Jerusalem. 13 O thou inhabitant of Lachish, bind the chariot to the swift beast: she is the beginning of the sin to the daughter of Zion: for the transgressions of Israel were found in thee. 14 Therefore shalt thou give presents to Moreshethgath: the houses of Achzib shall be a lie to the kings of Israel. 15 Yet will I bring an heir unto thee, O inhabitant of Mareshah: he shall come unto Adullam the glory of Israel. 16 Make thee bald, and poll thee for thy delicate children enlarge thy baldness as the eagle for they are gone into captivity from thee.


Vragen:
Wat kunnen wij leren vanuit dit schrift gedeelte?

Is er de naam van Micha al niet een prediking op zich?
(Micha betekent: Wie is als God?)

In de profeten horen we telkens de boodschap van God komen. Wekt die boodschap in dit geval schrik of verlangen? En waarom?

Hoe verhoudt zich het verdriet van Micha over oordelen van God tot de vreugde die wij in de psalmen bijvoorbeeld tegenkomen?
Zie ook H.C. Zondag 19 waarsprake is van troost in verband met de belijdenis van het laatste oordeel.
Bij het lezen van de bijbel zijn twee fouten mogelijk: men neemt alles letterlijk of met vergeestelijkt alles (Blaise Pascal)

Wij zijn bedelaars, dat is waar. (Dr. Maarten Luther)
Plaats reactie