De derde weg bij jou is dat je mensen die ‘ontdekt’ zijn niet naar Christus uit ziet drijven en tóch bekeert noemt. Dat is dus onmogelijk.Welke derde weg stel ik dan voor??
Sorry, maar ik had mijn bewering dat de kern van vdZ is dat hij er voor waarschuwt de mensen niet te vroeg de handen op te leggen maar hen uit te drijven naar Christus keurig netjes onderbouwt met voorbeelden en argumenten. Jij reageert vervolgens met de opmerking dat het niet de kern is maar het uitgangspunt (en wat is overigens het verschil) en dat hij teveel naar links is geschoten. Ja, sorry, maar dat ik niets mee als je dat niet verder onderbouwt.Jouw bewering, waarop ik reageer, is evenmin onderbouwd. Ik blijf van mening dat het ‘venijn’ bij Van der Zwaag in de staart zit, dus met name in de laatste bladzijden van zijn boek. En dan verwijs ik met name naar het citaat zoals ik dat reeds heb weergegeven.
Aha, maar nu is het duidelijk. Wel, als mensen niet zijn geïnteresseerd in de vraag van de toe-eigening in historisch en theologisch perspectief dan moeten ze inderdaad niet het boek gaan lezen. Helemaal mee eens. Het boek is dan ook geschreven voor mensen die dat wél interessant vinden. Overigens heb je zelf je bewering weerlegd dat het links en rechts vandaan ‘geplukt’ is.Juist vanwege het feit dat ik vele theologische werken gelezen heb, laat mij zien dat Z.’s manier van citeren volstrekt willekeurig is. Wat boeit het de lezer of Wentsel of Van Brummelen iets vindt, om maar eens een voorbeeld te noemen? Het heeft toch helemaal geen zin om zulke mensen te citeren? Haal uit hun boeken wat je nodig hebt en schrijf je eigen verhaal!
Citeren vind ik prima, maar met De Wit ben ik van mening dat je dat wel genuanceerd en evenwichtig moet doen. Wat jij wilt doen is hem in een zwart-wit schema persen, en dat is dus niet goed.Als ik niet citeer, moet ik citeren en als ik citeer, ‘ruk’ ik citaten ‘uit hun verband’. Zo doe ik het dus nooit goed. Maar ik heb bij Z. echt niets uit zijn verband gerukt en wanneer je iemand wilt beoordelen, moet je zeker op zijn conclusies afgaan. Immers, daar heeft hij toch naartoe geschreven?
Conclusies komen voort uit het betoog, daar heb je gelijk in, maar nogmaals, citeer dan volledig. Wat zegt vdZ namelijk nog meer?
“Dus er wordt óf een toe-eigening gepredikt die reeds in de doop beloofd is (en waarvan de doop een teken en zegel is), óf de noodzaak van wedergeboorte wordt gepredikt om ingelijfd worden in het verbond. In het eerste geval gelden de beloften alle gedoopten, in het tweede geval alleen de uitverkorenen onder de gedoopten. In het eerste geval is de doop een verzegeling van de belofte voor dit gedoopte kind, in het tweede geval een verzegeling van een waarheid (dat God Zijn uitverkorenen zalig maakt). De wedergeboorte functioneert ook in de eerste benadering, maar valt daar samen met het persoonlijke geloof in de toegezegde beloften. De beloften en bedreigingen van het verbond, de verbondszegen én de verbondswraak, gelden feitelijk niet voor de tweede groep omdat de gedoopte wezenlijk buiten het verbond staat.”
De vetgedrukte woorden laten de duidelijke nuancering zien die jij achterwege laat.
“Krijg de indruk dat”…. Ja, als je dat verder niet concreet kan maken, dan moet ik het dus doen met een indruk van iemand anders. Snap je wat ik bedoel? Bovendien zegt vdZ in zijn boek niets meer en niets minder dan hetzelfde als Kievit, namelijk dat alleen door de toepassing van de Heilige Geest ware bondelingen er kunnen zijn. Bij het citaat uit conclusie zeven geldt wat ik eerder schreef. De uitspraak van Kievit komt precies overeen met de vetgedrukte woorden.Ik ga niet herhalen wat ik al heb gezegd. Alleen dit: wanneer ik zelf het boekje van ds. Kievit lees krijg ik de indruk dat hij in zijn verbondsleer dichter tegen de GG aan ligt dan Z. ons wil doen geloven. En daarin heb ik ds. Kersten aan mij zijde!
Kievit zegt: “Door de toepassing des Geestes alléén word ik bondeling…”
Dat vind ik anders dan: “Dus er wordt óf een toe-eigening gepredikt die reeds in de doop beloofd is…” , en bij dat laatste ligt Z.’s sympathie.
Natuurlijk kun je die twee uitspraken met elkaar in overeenstemming proberen te brengen, maar het verschil van benadering is duidelijk.
Tja, ik heb altijd binnen de GG gehoord (waar ik onder groot geworden ben, namelijk onder andere Blok, Van Dieren, Koster etc.) dat je niet op Gods rechterstoel mag gaan zitten en dat je de mate van de bekering niet aan de ander mag afmeten. Maar ik begrijp nu dat dit niet meer het eigene van de GG is?Precies zoals het er staat, beste Leonius. Lees die laatste bladzijden met voetnoten nog eens goed door en kijk dan in welk klimaat je je bevindt. Jonge mensen die geen ingrijpende bekering hebben meegemaakt! Waar Z. positief over oordeelt.
Ik begrijp werkelijk niet dat je het niet positief waardeert dat jongeren weer de ‘oudvaders’ ontdekken. Ik werd er door dezelfde predikanten altijd toe aangespoord…
Dat is een goeie, ik bedoel met ‘oudvaders’ de reformatoren en de nadere reformatoren….Met welke oudvaders? Er zijn er nogal wat.
Prima, maar zegt dat gewoon zo zonder al die geromantiseerde bombastische taal erom heen. Dat is absoluut onnodig, omdat het weliswaar de beleving van deze predikanten geweest kan zijn, maar dat is nog niet normgevend voor de ander. Dezelfde predikanten benadrukken namelijk ook dat je de mate bij iemand anders moet nemen en de ander bijvoorbeeld van beschuldigen niet ‘diep’ genoeg te zijn geweest. En dat is toch wat vaak gebeurd… Bovendien vind ik gevaarlijk dat (wat jij ook doet) dat vóór deze rechtvaardiging mensen bekeerd worden genoemd, en dat is volstrekt onbijbels.Overigens is wat Van der Poel etc. zeggen gewoon heel bijbels, alleen op een beeldende manier weergegeven. De ontdekte zondaar moet zichzelf veroordelen voor Gods aangezicht. Op dat moment openbaart God Zich als een verzoend God in Christus aan de zondaar, de schuld is weggenomen. Dát is in kort bestek wat Van der Poel en ds. Blok bedoelen te zeggen. En heel bijbels, zie 2 Kor. 5:21 bijvoorbeeld.
2 Kor. 5:21 bevestigd dat alleen maar. Je kan daarin toch moeilijk bombastische taal waarnemen, nog de noodzaak daarvan, nog uit afleiden dat voor die rechtvaardiging mensen bekeerd zijn….