Ze moeten allemaal dood
["Niet bekwaam tot enig goed"??? :
- Opvang van verslaafden door verschillende stichtingen.
- Onderdak aan zwervers door bijv. het Leger des Heils.
- Het geven van medische hulp in bijv. Afrikaanse landen.
- Nazorg van bijv. de EO.
Niet bekwaam tot enig goed?
Okay, ook de mensen die dit werk doen zijn "geneigd tot alle kwaad", maar ze zijn zeker ook "bekwaam tot enig goed" omdat ze met Gods zegen dit werk doen.
Een 'breekje' van Breekijzertje [/quote]
Wij mensen vinden dit 'goede werken'.
En we mogen ze ook niet nalaten. Het is zelfs onze plicht om bezig te zijn met het nut van onze naaste. (Catechismus).
Maar het blijft mensenwerk.
Denk daarbij aan de uitspraak van Salomo:
Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon.
En dat is de verzuchting van veel van Gods volk met hem.
Het heeft dus meer een geestelijke inhoudt.
Ik ben het dan ook helemaal met Tukkertje eens: De mens van nature is niet bekwaam tot enig goed. Alleen door Gods hulp en kracht.
- Opvang van verslaafden door verschillende stichtingen.
- Onderdak aan zwervers door bijv. het Leger des Heils.
- Het geven van medische hulp in bijv. Afrikaanse landen.
- Nazorg van bijv. de EO.
Niet bekwaam tot enig goed?
Okay, ook de mensen die dit werk doen zijn "geneigd tot alle kwaad", maar ze zijn zeker ook "bekwaam tot enig goed" omdat ze met Gods zegen dit werk doen.
Een 'breekje' van Breekijzertje [/quote]
Wij mensen vinden dit 'goede werken'.
En we mogen ze ook niet nalaten. Het is zelfs onze plicht om bezig te zijn met het nut van onze naaste. (Catechismus).
Maar het blijft mensenwerk.
Denk daarbij aan de uitspraak van Salomo:
Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon.
En dat is de verzuchting van veel van Gods volk met hem.
Het heeft dus meer een geestelijke inhoudt.
Ik ben het dan ook helemaal met Tukkertje eens: De mens van nature is niet bekwaam tot enig goed. Alleen door Gods hulp en kracht.
Waarom heeft dit nu opeens "meer een geestelijke inhoud"?Oorspronkelijk gepost door Guppy
Wij mensen vinden dit 'goede werken'.
En we mogen ze ook niet nalaten. Het is zelfs onze plicht om bezig te zijn met het nut van onze naaste. (Catechismus).
Maar het blijft mensenwerk.
Denk daarbij aan de uitspraak van Salomo:
Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon.
En dat is de verzuchting van veel van Gods volk met hem.
Het heeft dus meer een geestelijke inhoudt.
Ik ben het dan ook helemaal met Tukkertje eens: De mens van nature is niet bekwaam tot enig goed. Alleen door Gods hulp en kracht.
Een 'breekje' van Breekijzertje
De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.Oorspronkelijk gepost door Breekijzertje
"Niet bekwaam tot enig goed", dat gaat er bij mij niet in. Dat is té pessimistisch gezien.
Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet één.
Welke context Kislev?Oorspronkelijk gepost door KislevDe HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht.Oorspronkelijk gepost door Breekijzertje
"Niet bekwaam tot enig goed", dat gaat er bij mij niet in. Dat is té pessimistisch gezien.
Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet één.
Er is toch wel eens iets met "uit z'n verband halen" of zo.............?
Een 'breekje' van Breekijzertje
Een mens ligt dood in zonde, dat beaam ik.Oorspronkelijk gepost door Kislev
Ik haal niets uit z'n verband. Paulus haalt dit Nota Bene aan om schriftuurlijk te bewijzen dat de mens dood ligt in de zonde (Romeinen 3?).
Maar houdt dat dan ook in dat een mens alléén maar slechte dingen doet?
Jij mag het zeggen.
Van sommige oudtestamentische koningen wordt ook gezegd: "En hij deed wat recht (goed) was in de ogen van de Here.
Ik ben er van overtuigd dat een mens 'goed' kan doen.
Uiteraard geen goede dingen tot zijn eigen behoud, maar dat mag duidelijk zijn.
Een 'breekje' van Breekijzertje
In princiepe is niemand in staat goed te doen. Maar door de kracht van God weldegelijk. De punten die Breekijzertje noemde (opvang verslaafden en daklozen e.d.) komen daar uit voort. Ik heb btw, eens even gelezen wat Tukkertje in dat andere topic zei, nou, dat klinkt inderdaad nog al wat anders, ik snap het niet zo goed geloof ik...
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Breekijzertje,
Paulus spreekt hier over het wezen van de mens. De mens is vlees en blijft vlees, ook na ontvangen genade. We zondigen omdat we zondaar zijn! Niet het zondigen maakt ons zondaar. Dat is een kardinaal verschil.
Paulus spreekt hier over het wezen van de mens. De mens is vlees en blijft vlees, ook na ontvangen genade. We zondigen omdat we zondaar zijn! Niet het zondigen maakt ons zondaar. Dat is een kardinaal verschil.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Er bestaat een boek van ds. De Graaff: Onbekwaam tot enig goed?!
Daarin maakt hij een verhelderend onderscheid tussen het in staat zijn om iets geestelijk goeds te doen (ten opzichte van God) en iets moreel goeds (ten opzichte van medemensen).
Tot het eerste is een mens zonder bijzondere genade niet in staat, tot het tweede wel.
In praktijk rekent zelfs de meest rechts-gereformeerde hiermee. Wie gebruikt er nooit opmerkingen als: 'Zoiets doe je toch gewoon niet, dat kun je echt niet maken...'
Wanneer je ervan uitging dat de mens echt niets goeds kon, zou zo'n opmerking zinloos zijn.
AJM
Daarin maakt hij een verhelderend onderscheid tussen het in staat zijn om iets geestelijk goeds te doen (ten opzichte van God) en iets moreel goeds (ten opzichte van medemensen).
Tot het eerste is een mens zonder bijzondere genade niet in staat, tot het tweede wel.
In praktijk rekent zelfs de meest rechts-gereformeerde hiermee. Wie gebruikt er nooit opmerkingen als: 'Zoiets doe je toch gewoon niet, dat kun je echt niet maken...'
Wanneer je ervan uitging dat de mens echt niets goeds kon, zou zo'n opmerking zinloos zijn.
AJM
Juist.Oorspronkelijk gepost door ajm
Er bestaat een boek van ds. De Graaff: Onbekwaam tot enig goed?!
Daarin maakt hij een verhelderend onderscheid tussen het in staat zijn om iets geestelijk goeds te doen (ten opzichte van God) en iets moreel goeds (ten opzichte van medemensen).
Tot het eerste is een mens zonder bijzondere genade niet in staat, tot het tweede wel.
In praktijk rekent zelfs de meest rechts-gereformeerde hiermee. Wie gebruikt er nooit opmerkingen als: 'Zoiets doe je toch gewoon niet, dat kun je echt niet maken...'
Wanneer je ervan uitging dat de mens echt niets goeds kon, zou zo'n opmerking zinloos zijn.
AJM
Dit probeerde ik hieronder al de gehele tijd uit te leggen.
Misschien lag het aan mijn woordkeus dat dat niet gelukt is.
Dat "niet bekwaam tot enig goed" moeten we niet alleen maar geestelijk zien.
Maatschappelijk gezien kan een mens zeker wel goed doen.
Een 'breekje' van Breekijzertje
De NGB zegt over "goede werken" het volgende:
Artikel 24. Van de heiligmaking des mensen en de goede werken.
Wij geloven dat dit waarachtig geloof, in den mens gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwen mens, en doet hem leven in een nieuw leven, en maakt hem vrij van de slavernij der zonde. Daarom is het zover vandaar, dat dit rechtvaardigmakend geloof de mensen zou doen verkouden* (= de genegenheid om vroom en heilig te leven verkoelt) in een vroom en heilig leven, dat zij daarentegen zonder ditzelve nimmermeer iets doen zullen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelven en uit vrees van verdoemd te worden. Zo is het dan onmogelijk dat dit heilig geloof ledig zij in den mens; aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof, maar van zulk een, hetwelk de Schrift noemt een geloof, dat door de liefde werkt (Gal. 5:6), dat den mens beweegt om zich te oefenen in de werken, die God in Zijn Woord geboden heeft; welke werken, als zij voortkomen uit den goeden wortel des geloofs, goed en bij God aangenaam zijn, overmits zij alle door Zijn genade geheiligd zijn. Intussen komen zij niet in rekening om ons te rechtvaardigen. Want het is door het geloof in Christus dat wij gerechtvaardigd worden, ook eer wij goede werken doen; anderszins zouden zij niet méér kunnen goed zijn dan een vrucht des booms goed zijn kan voordat de boom goed is. Zo doen wij dan goede werken; maar niet om te verdienen (want wat zouden wij verdienen?); ja, wij zijn in God gehouden voor de goede werken die wij doen, en niet Hij in ons* (=gehouden zijn in - betekent - verplicht zijn aan): aangezien Hij het is, Die in ons werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen (Filp. 2:13). Laat ons dan letten op hetgeen dat er geschreven staat: Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen (Luc. 17:10). Intussen willen wij niet loochenen dat God de goede werken beloont; maar het is door Zijn genade dat Hij Zijn gaven kroont. Voorts, al is het dat wij goede werken doen, zo gronden wij toch onze zaligheid niet daarop; want wij kunnen geen werk doen, of het is besmet door ons vlees en ook strafwaardig; en al konden wij er één voortbrengen, zo is toch de gedachtenis van één zonde genoeg, dat het van God zou verworpen worden. Alzo dan zouden wij altijd in twijfel staan, herwaarts en derwaarts drijvende zonder enige zekerheid, en onze arme consciëntiën zouden altijd gekweld worden, indien zij niet steunden op de verdiensten van het lijden en sterven van onzen Zaligmaker.
We kunnen geen rechten ontlenen aan onze goede werken maar integendeel: we moeten God er dankbaar voor zijn.
Artikel 24. Van de heiligmaking des mensen en de goede werken.
Wij geloven dat dit waarachtig geloof, in den mens gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwen mens, en doet hem leven in een nieuw leven, en maakt hem vrij van de slavernij der zonde. Daarom is het zover vandaar, dat dit rechtvaardigmakend geloof de mensen zou doen verkouden* (= de genegenheid om vroom en heilig te leven verkoelt) in een vroom en heilig leven, dat zij daarentegen zonder ditzelve nimmermeer iets doen zullen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelven en uit vrees van verdoemd te worden. Zo is het dan onmogelijk dat dit heilig geloof ledig zij in den mens; aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof, maar van zulk een, hetwelk de Schrift noemt een geloof, dat door de liefde werkt (Gal. 5:6), dat den mens beweegt om zich te oefenen in de werken, die God in Zijn Woord geboden heeft; welke werken, als zij voortkomen uit den goeden wortel des geloofs, goed en bij God aangenaam zijn, overmits zij alle door Zijn genade geheiligd zijn. Intussen komen zij niet in rekening om ons te rechtvaardigen. Want het is door het geloof in Christus dat wij gerechtvaardigd worden, ook eer wij goede werken doen; anderszins zouden zij niet méér kunnen goed zijn dan een vrucht des booms goed zijn kan voordat de boom goed is. Zo doen wij dan goede werken; maar niet om te verdienen (want wat zouden wij verdienen?); ja, wij zijn in God gehouden voor de goede werken die wij doen, en niet Hij in ons* (=gehouden zijn in - betekent - verplicht zijn aan): aangezien Hij het is, Die in ons werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen (Filp. 2:13). Laat ons dan letten op hetgeen dat er geschreven staat: Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen (Luc. 17:10). Intussen willen wij niet loochenen dat God de goede werken beloont; maar het is door Zijn genade dat Hij Zijn gaven kroont. Voorts, al is het dat wij goede werken doen, zo gronden wij toch onze zaligheid niet daarop; want wij kunnen geen werk doen, of het is besmet door ons vlees en ook strafwaardig; en al konden wij er één voortbrengen, zo is toch de gedachtenis van één zonde genoeg, dat het van God zou verworpen worden. Alzo dan zouden wij altijd in twijfel staan, herwaarts en derwaarts drijvende zonder enige zekerheid, en onze arme consciëntiën zouden altijd gekweld worden, indien zij niet steunden op de verdiensten van het lijden en sterven van onzen Zaligmaker.
We kunnen geen rechten ontlenen aan onze goede werken maar integendeel: we moeten God er dankbaar voor zijn.