Roeping tot het ambt
-
- Berichten: 951
- Lid geworden op: 19 jul 2004, 22:47
Memento,
Als sabra stelt dat het woord ambtsdragers in de Schrift niet voorkomt, dan kun jij dat niet afdoen met: "we zijn hier op een reformatorisch forum".
Ik dacht dat juist de kracht van de reformatie was het terugkeren naar de Schrift. Zoals jij het stelt zijn we rooms. Niet wat mensen zeggen of synodes maar alleen de Schrift, zie ook art. 7 van de NBG.
Als sabra stelt dat het woord ambtsdragers in de Schrift niet voorkomt, dan kun jij dat niet afdoen met: "we zijn hier op een reformatorisch forum".
Ik dacht dat juist de kracht van de reformatie was het terugkeren naar de Schrift. Zoals jij het stelt zijn we rooms. Niet wat mensen zeggen of synodes maar alleen de Schrift, zie ook art. 7 van de NBG.
Niets vreemds aan mijn implicatie. Dat blijkt wel uit de definities die jij hebt opgezocht.Oorspronkelijk gepost door vlinder
huh?? vreemd geimpliceert. Hoe verklaar jij dan: geroepen tot het predikambt???
Het kramers woordenboek zegt bij ambt: openbare betrekking, kerkelijke bediening.
Lijkt me duidelijk verder.
Bij ambtsdrager/ambtsdienaar staat trouwens ook: dienaar van het ambt, inzonderheid kerkelijk
[Aangepast op 2/2/05 door vlinder]
Daarnaat hoef ik niets te verklaren over de roeping tot het predikambt. Omdat het predikambt niet bestaat. Lees jij in de bijbel dat mensen geroepen worden tot het predikambt? Ik niet. Hiermee ga ik totaal niet voorbij aan het feit dat mensen door God worden geroepen op te gaan prediken. Ik zie het als twee verschillende grootheden.
Dat daarnaast het woordenboek een definitie geeft aan het woord ambtsdienaar is vrij eenvoudig uit te leggen. Deze termen (ambtsdienaar etc.) zijn ouder dan en waren eerder in gebruik dan het(een) woordenboek.
Tot slot, een woordenboek is geen bijbel.
Sabra stelt vraagtekens bij het bijbels zijn van het ambt van predikant. De reformatie heeft, op basis van de Schrift, geconcludeerd dat de ambten gegrond zijn op de Schrift. Dit is binnen heel de gereformeerde gezindte geaccepteerd, en lijkt me daarom niet iets voor een discussie hier.Oorspronkelijk gepost door Toeschouwer
Memento,
Als sabra stelt dat het woord ambtsdragers in de Schrift niet voorkomt, dan kun jij dat niet afdoen met: "we zijn hier op een reformatorisch forum".
Ik dacht dat juist de kracht van de reformatie was het terugkeren naar de Schrift. Zoals jij het stelt zijn we rooms. Niet wat mensen zeggen of synodes maar alleen de Schrift, zie ook art. 7 van de NBG.
Daarbij raad ik Sabra idd eens aan een woordenboek ter hand te nemen, waarin ze zal kunnen lezen dat er verschil is tussen ambtenaren en ambtsdragers. Ambtsdrager is niets anders dan een woord voor iemand die geroepen is om te prediken. Als het goed is heeft deze geen andere bevoegdheid (naast prediken en sacrementsbediening) dan de ouderlingen en diakenen...
[Aangepast op 2/2/2005 door memento]
Dat dit tijdens de Reformatie zo is uitgelegd zou kunnen. Ik heb me daar niet zo in verdiept. Dat dit breed gedragen wordt is nog geen oproep om het niet te onderzoeken. Ook binnen de reformatorische traditie komen zaken voor die niet bijbels zijn.Sabra stelt vraagtekens bij het bijbels zijn van het ambt van predikant. De reformatie heeft, op basis van de Schrift, geconcludeerd dat de ambten gegrond zijn op de Schrift. Dit is binnen heel de gereformeerde gezindte geaccepteerd, en lijkt me daarom niet iets voor een discussie hier.
Ik zou enkel nog willen opmerken dat je de bijbel moet lezen, en eventueel geschriften hierover. Trek tot slot je eigen conclusie. Verder is dit niet zo'n heel belangrijk punt.
Dit wordt meer een discussie in de marge, maar iemand die een ambt vervuld is een ambtenaar/ambtsdienaar/ambtsdrager. Dat is hetzelfde. Mijn opleiding impliceert dat ik public manager word, zoals dat tegenwoordig heet. Ik ben dan in het ambt, draag dat ambt en dien dat ambt. Max Weber heeft hier boeiende literatuur over geschreven.Daarbij raad ik Sabra idd eens aan een woordenboek ter hand te nemen, waarin ze zal kunnen lezen dat er verschil is tussen ambtenaren en ambtsdragers. Ambtsdrager is niets anders dan een woord voor iemand die geroepen is om te prediken. Als het goed is heeft deze geen andere bevoegdheid (naast prediken en sacrementsbediening) dan de ouderlingen en diakenen...
Begrijp ik je goed Sabra, wil jij dus niet zozeer de prediker afschaffen maar wel z'n ambt? Het zou dus naast zijn normale werk een bijkomende klus zijn? Paulus verkondigde naast het maken van tenten ook nog eens het Evangelie.
Met vriendelijke groet, Egbert.
Maar indien gij elkander bijt en vereet, zie toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt.
Galaten 5:15
ps. iedereen die jarig is geweest of iets anders memorabels heeft meegemaakt is hierbij gefeliciteerd, alle anderen veel sterkte.
Maar indien gij elkander bijt en vereet, zie toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt.
Galaten 5:15
ps. iedereen die jarig is geweest of iets anders memorabels heeft meegemaakt is hierbij gefeliciteerd, alle anderen veel sterkte.
Gelukkig dat er ambten zijn zowel in de Romana RKK , Oud Katholiek ,Reformatie, Orthodoxie.
De Ambten; voluit van uit de Heilige Schrift.
Opmerking; hoe zijn de ambten ingevuld ,om bij het OSW form te blijven dus Reformatie,dat zou een discussie punt kunnen zijn.
Maar dat er Ambten zijn en Roeping staat buiten elke discussie.
De Ambten; voluit van uit de Heilige Schrift.
Opmerking; hoe zijn de ambten ingevuld ,om bij het OSW form te blijven dus Reformatie,dat zou een discussie punt kunnen zijn.
Maar dat er Ambten zijn en Roeping staat buiten elke discussie.
Ds. Honkoop slaat de plank misschien niet eens zo erg mis...
Want het zijn nogal eens ‘mannetjes’, zij die een roeping hebben. Van die wijze, volmaakte, vlekkeloze ‘jochies’. Ze lijken alles op orde te hebben in hun leven en in de prediking. Dan denk ik onder de dienst ‘man, heb je God –juist ook na ontvangen genade- niet eens een trap willen geven, Hij van de troon en ik erop?” (heerlijk om dan Kersten jr. te lezen waar je soms ook die worstelingen proeft)
Kandidaten zijn nog wel schappelijk maar zodra ze bevestigd zijn tot ds. slaat het opeens hoog in de bol. Ds. dit en ds. dat. Zo van: “laatst zij iemand tegen mij “dominee, ik….”
Als je autistische trekken hebt (syndroom van Asperger ofzo) kun je 2 dingen doen. De klassieke muziek ingaan of dominee worden. Dat eerste gebeurd met de regelmaat van de klok (die artisticiteit is vaak simpelweg contactstoornis) Het laatste gebeurd echter ook nogal eens (nooit de gemeente aankijken, altijd erover heen, ook bij ouders tijdens doopdiensten). Er zijn nogal wat predikanten die keurig kunnen preken en prachtige dogmatische stukken kunnen schrijven maar op het sociale/communicatieve vlak een ramp zijn. Veel kunnen praten maar niet echt communiceren (en slecht met kritiek om kunnen gaan).
Je dient als ds. wel bepaalde (basis)gaven te hebben lijkt me. Het psychische van het geestelijke te kunnen onderscheiden bijvoorbeeld. (Waren er maar veel ds. geweest tijdens de gezelschappen die dat onderscheid hadden.) en veel, heel veel liefde tot mensen en hun behoud.
Veel dominees staan graag in het middelpunt van de belangstelling. Is dat niet erg toevallig? ’t Komt als het ware wel erg goed uit dat ze predikant zijn geworden. Je ziet maar weinig predikanten die uit zichzelf echt bescheiden zijn en zichzelf wegcijferen (en als ze het zijn is er wel een dominante ouderling die hem platdrukt). Past ook zo langzamerhand in de refo-cultuur: als je een refo-boekhandel binnenloopt dan struikel je over de biografieën van predikanten (liefst met veel fotootjes en met veel nietszeggende tekst).
Het ambt van predikant heeft in onze kringen status, aanzien, respect en macht (zeker daar waar tekorten zijn). Zouden diegene die een roeping hebben ook een roeping hebben als ze niet verzekerd waren van loon maar met een sinaasappelkistje de achterbuurten in moesten trekken en daar op straat moeten gaan staan. Moet niet uitmaken; het gaat toch om het behoud van zielen? Iemand die een roeping heeft wil het Woord immers uit bewogenheid brengen, toch? Jezus was steeds met innerlijke ontferming bewogen. Vreemd dat zoveel predikanten de mensen zo gemakkelijk onbekeerd laten.
Ik denk dat iedereen die de Christus in zijn leven leert kennen een begeerte voelt tot het ambt. Men meent direct dat men het evangelie moet verkondigen. Laat het maar aan de Heere over, laat God maar met je worsten zoals ds. Honkoop het zegt.
Voor de fervente lezers onder ons een zeer lezenswaardig stuk van dr. Martin Lloyd Jones over de roeping tot het ambt. Het is maar een gedeelte uit een hoofdstuk. Het komt uit het boek ‘Predikers en prediking’.
Laten we eerst de roeping op zich eens bezien. Wat is de prediker? Wel, het ligt voor de hand dat de prediker christen is, zoals elk ander christen. Dat is fundamenteel en een absolute vereiste. Maar hij is iets meer dan dat, er is nog iets: nu komen we bij de roeping. Een prediker is niet een christen die besluit te gaan prediken, hij besluit daar zomaar niet toe; hij besluit zelfs niet te gaan preken vanuit (een) roeping, maar dat is wel vaak het geval geweest. Er zijn mensen geweest die er wel idee in hadden om predikant te zijn. Het schijnt een ideale vorm van leven te zijn, een leven met nogal wat vrije tijd zodat je ruimschoots de gelegenheid hebt om te lezen; filosofische werken, theologische werken, en wat al niet meer. Als ze ook nog goed kunnen dichten krijgen ze ruimschoots de tijd om gedichten te schrijven. Hetzelfde geldt voor essayisten of romanschrijvers. Veel jonge mannen hebben zich tot het leven van een predikant vaak aangetrokken gevoeld en velen zijn op deze wijze predikant geworden.
Ik hoef nauwelijks te zeggen dat dit volkomen verkeerd is en niets te maken heeft met wat de Schrift ons laat zien en ook niet met het leven van de grote predikers van alle eeuwen. Het antwoord op deze verkeerde opvatting is dat preken nooit een zaak is waartoe een man besluit. Wat veeleer het geval moet zijn, is, dat hij zich van een "roeping" bewust wordt. De hele kwestie aangaande de roeping is geen gemakkelijke zaak; en alle predikers hebben ermee geworsteld omdat het zo bijzonder belangrijk voor ons is.
"Ben ik tot predikant geroepen of niet? Hoe weet ik dat?" Ik geloof dat er bepaalde criteria zijn. Een roeping begint meestal zo dat men zich er inwendig van bewust wordt, u voelt dat er een soort druk op uw geest wordt uitgeoefend, dat uw geest wat onrustig wordt en dat uw gedachten geheel en al op de kwestie van het spreken zijn gericht. U bent er niet rustig voor gaan zitten om er eens goed over na te denken, u bent niet gaan zitten om zonder enige aandoening de mogelijkheden te overwegen, om na er verschillende bekeken te hebben te besluiten deze roeping te aanvaarden. Zo gaat het niet. Dit is iets wat u overkomt. Het is God, Die met u bezig is en God, Die door Zijn Geest in u werkt; het is iets waar u zich van bewust wordt, niet van wat u doet. U heeft er niet om gevraagd, het wordt u aangeboden en op deze wijze bijna onophoudelijk aan u opgedrongen.
Vervolgens wordt dat wat er zo in uw geest is omgegaan bevestigd of geaccentueerd door de invloed van anderen die wellicht met u spreken en u vragen stellen. Dit is dikwijls de weg geweest waarin mensen tot het predikambt geroepen zijn. In vele biografieën kunt u lezen dat een jonge man, die nooit aan preken gedacht heeft, door een ouderling of een geestelijke medebroeder van de kerk benaderd werd en hem de vraag werd gesteld: "Gelooft u niet dat u wel eens tot dienaar van het Evangelie geroepen zou kunnen worden?" De vrager zegt daarna waarom hij dit vraagt. Hij heeft u gadegeslagen en hij heeft gevoeld dat hij geleid werd om tot u te spreken. Hij is misschien het middel tot deze eerste stap. Mijn ervaring is dat deze twee dingen over het algemeen samen gaan.
Vervolgens ontwikkelt zich dit en krijgt men met anderen te doen. Ik stel dit tegenover de veel te algemene opvatting dat predikant worden hetzelfde is als een beroep of een "roeping" aannemen. De echte roeping brengt met zich mee, dat men bekommerd is over anderen, dat men belang in hen stelt, dat men een besef heeft van hun verloren staat en toestand en dat men een begeerte heeft iets voor hen te doen. Om hen de boodschap te brengen en de weg der zaligheid aan te wijzen. Dit behoort zeer wezenlijk bij de roeping; en het is een bijzonder belangrijk middel om onszelf te onderzoeken. Het is dikwijls voorgekomen dat jonge mannen met bepaalde gaven, wanneer ze naar een geweldig predikant luisteren, door hem en door wat hij doet geboeid worden; zijn persoon of zijn welsprekendheid bekoort hen, hij doet hen iets en onbewust beginnen ze een begeerte te voelen om als hem te zijn en te doen wat hij doet. Dat kan of goed of helemaal verkeerd zijn. Het kan zijn dat alleen de bekoring van het preken hen fascineert en dat het idee om voor een gehoor te spreken en het te beïnvloeden hen aanspreekt. Allerlei verkeerde en onjuiste motieven kunnen zo ongemerkt binnendringen. Om zich tegen zulk een gevaar te wapenen moet men zich afvragen: Waarom wil ik dit doen? Wat houdt me hiermee bezig? En, tenzij men ontdekt dat men oprecht bewogen is met andere mensen en met hun staat en toestand en men begeert hen te helpen, dan doet u er heel goed aan een vraagteken te zetten.
Maar we moeten verder iets noemen dat nog dieper ligt: men moet zich ook gedrongen voelen. Dat is zeker de vuurproef. Het betekent dat u voelt dat u niets anders kunt doen. Het was geloof ik Spurgeon die gewoonlijk tegen jonge mannen zei: "Als je iets anders kunt doen, als je buiten het ambt kunt blijven, blijf er dan buiten." Ook ik zou dit zonder enige aarzeling willen zeggen. Voor mij is de enige man die tot predikant geroepen is, hij, die niets anders kan in die zin, dat niets anders hem bevredigt. Deze roeping om te preken laat hem niet los en begint zo zwaar op hem te drukken dat hij zegt: "Ik kan niets anders, ik moet preken."
Of laat het mij zo zeggen - en ik spreek uit persoonlijke ervaring: U weet zeker dat u geroepen bent wanneer u niet in staat bent het geheim te houden en u er tegen te verzetten. U probeert het met man en macht. U zegt: "Nee, ik zal doorgaan met datgene waar ik mee bezig ben; dat kan ik en het is goed werk." U doet uw uiterste best om deze onrust, die op verschillende manieren van uw geest bezit neemt, te verdringen en ervan af te komen, maar u bereikt het punt dat dit onmogelijk wordt. Het wordt bijna een obsessie en het wordt u zo machtig dat u tenslotte zegt: "Ik kan niets anders meer, ik kan me er niet langer tegen verzetten." Dat is volgens mij wat bedoeld wordt met een roeping tot het predikambt. Maar laten wij nog iets noemen dat even belangrijk is en waaraan we onze roeping kunnen toetsen. Ik heb het reeds in het voorbijgaan genoemd. U moet voelen dat u geen vrijmoedigheid heeft, dat u onwaardig, dat u onbekwaam bent. Dit wordt nergens zogoed verwoord als in 1 Cor. 2, waar Paulus spreekt over "zwakheid en vreze en in veel beving." Hij herhaalt hetzelfde beeld in 2 Cor. 2 vers 14 t/m 16 waar hij vraagt: "Wie is tot deze dingen bekwaam?" Paulus' onderwijs aangaande Gods roeping tot dit bijzondere werk, waarover we uitvoerig gesproken hebben, leidt onvermijdelijk tot die vraag. Hij zegt het zo: ,,En Gode zij dank, Die ons altijd doet triumferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; dezen wel een reuk des doods ten dode, maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam?"
Wanneer we beseffen dat dit in de prediking vervat is, dan moet een man zich wel onwaardig en onbekwaam voelen. Daarom aarzelt hij niet alleen, hij twijfelt eraan of zijn gevoel wel echt is en zet er een vraagteken achter. Hij onderzoekt zijn gevoel heel nauwkeurig; hij doet er alles aan om het te verdringen. Ik onderstreep dit alles omdat dit vreemd genoeg iets is waarover in onze tijd en door onze generatie nauwelijks gesproken wordt. Dit is het ook wat ik uiteindelijk tegen de "oefening" heb. Neem nu zo'n man die zichzelf opwerpt als prediker en niet aarzelt om de preekstoel op te vliegen om te preken en die beweert dat hij het er in zijn vrije tijd wel bij kan doen. Wat weet hij van "zwakheid, van vreze en in vele beving?" Helaas is het dikwijls het tegenovergestelde en in zijn zelfvertrouwen heeft hij veel kritiek op en minacht hij in het ambt bevestigde predikanten. Hoewel ze niets anders te doen hebben zijn het maar ellendige mislukkingen; maar hij kan het er als bijbaantje wel bij hebben. Dat staat nu precies volkomen haaks op wat, zoals we gezien hebben, voor de grote Apostel gold en wat in alle daarop volgende eeuwen ook voor de grootste predikanten in de kerk heeft gegolden. Het schijnt zelfs zo te zijn dat hoe geweldig en voortreffelijk de predikant hoe minder vrijmoedig hij in het algemeen is om te preken. Het is vaak zo dat zulke mannen door predikanten en ouderlingen ertoe overgehaald moesten worden; zij deinsden terug voor deze ontzaglijke verantwoordelijkheid. Dat gold ook voor George Whitefield, een van de grootste en welsprekendste predikers die ooit een preekstoel hebben gesierd. En dat heeft voor vele anderen gegolden. Mijn argument is dus dat een man die denkt dat hij bekwaam is en dat het hem gemakkelijk af zal gaan en daarom overijld gaat preken, zonder enige angst, beving of aarzeling te gevoelen, iemand is die openlijk laat zien dat hij nooit tot predikant "geroepen" is. De man die door God geroepen is, is iemand die zich realiseert waartoe hij geroepen is en hij beseft zo goed wat een ontzaglijke taak dit is, dat hij er voor terugdeinst. Alleen dit overweldigende besef van zich geroepen en gedrongen te weten zou iedereen altijd tot preken moeten brengen.
[Aangepast op 9/2/05 door Kislev]
Want het zijn nogal eens ‘mannetjes’, zij die een roeping hebben. Van die wijze, volmaakte, vlekkeloze ‘jochies’. Ze lijken alles op orde te hebben in hun leven en in de prediking. Dan denk ik onder de dienst ‘man, heb je God –juist ook na ontvangen genade- niet eens een trap willen geven, Hij van de troon en ik erop?” (heerlijk om dan Kersten jr. te lezen waar je soms ook die worstelingen proeft)
Kandidaten zijn nog wel schappelijk maar zodra ze bevestigd zijn tot ds. slaat het opeens hoog in de bol. Ds. dit en ds. dat. Zo van: “laatst zij iemand tegen mij “dominee, ik….”
Als je autistische trekken hebt (syndroom van Asperger ofzo) kun je 2 dingen doen. De klassieke muziek ingaan of dominee worden. Dat eerste gebeurd met de regelmaat van de klok (die artisticiteit is vaak simpelweg contactstoornis) Het laatste gebeurd echter ook nogal eens (nooit de gemeente aankijken, altijd erover heen, ook bij ouders tijdens doopdiensten). Er zijn nogal wat predikanten die keurig kunnen preken en prachtige dogmatische stukken kunnen schrijven maar op het sociale/communicatieve vlak een ramp zijn. Veel kunnen praten maar niet echt communiceren (en slecht met kritiek om kunnen gaan).
Je dient als ds. wel bepaalde (basis)gaven te hebben lijkt me. Het psychische van het geestelijke te kunnen onderscheiden bijvoorbeeld. (Waren er maar veel ds. geweest tijdens de gezelschappen die dat onderscheid hadden.) en veel, heel veel liefde tot mensen en hun behoud.
Veel dominees staan graag in het middelpunt van de belangstelling. Is dat niet erg toevallig? ’t Komt als het ware wel erg goed uit dat ze predikant zijn geworden. Je ziet maar weinig predikanten die uit zichzelf echt bescheiden zijn en zichzelf wegcijferen (en als ze het zijn is er wel een dominante ouderling die hem platdrukt). Past ook zo langzamerhand in de refo-cultuur: als je een refo-boekhandel binnenloopt dan struikel je over de biografieën van predikanten (liefst met veel fotootjes en met veel nietszeggende tekst).
Het ambt van predikant heeft in onze kringen status, aanzien, respect en macht (zeker daar waar tekorten zijn). Zouden diegene die een roeping hebben ook een roeping hebben als ze niet verzekerd waren van loon maar met een sinaasappelkistje de achterbuurten in moesten trekken en daar op straat moeten gaan staan. Moet niet uitmaken; het gaat toch om het behoud van zielen? Iemand die een roeping heeft wil het Woord immers uit bewogenheid brengen, toch? Jezus was steeds met innerlijke ontferming bewogen. Vreemd dat zoveel predikanten de mensen zo gemakkelijk onbekeerd laten.
Ik denk dat iedereen die de Christus in zijn leven leert kennen een begeerte voelt tot het ambt. Men meent direct dat men het evangelie moet verkondigen. Laat het maar aan de Heere over, laat God maar met je worsten zoals ds. Honkoop het zegt.
Voor de fervente lezers onder ons een zeer lezenswaardig stuk van dr. Martin Lloyd Jones over de roeping tot het ambt. Het is maar een gedeelte uit een hoofdstuk. Het komt uit het boek ‘Predikers en prediking’.
Laten we eerst de roeping op zich eens bezien. Wat is de prediker? Wel, het ligt voor de hand dat de prediker christen is, zoals elk ander christen. Dat is fundamenteel en een absolute vereiste. Maar hij is iets meer dan dat, er is nog iets: nu komen we bij de roeping. Een prediker is niet een christen die besluit te gaan prediken, hij besluit daar zomaar niet toe; hij besluit zelfs niet te gaan preken vanuit (een) roeping, maar dat is wel vaak het geval geweest. Er zijn mensen geweest die er wel idee in hadden om predikant te zijn. Het schijnt een ideale vorm van leven te zijn, een leven met nogal wat vrije tijd zodat je ruimschoots de gelegenheid hebt om te lezen; filosofische werken, theologische werken, en wat al niet meer. Als ze ook nog goed kunnen dichten krijgen ze ruimschoots de tijd om gedichten te schrijven. Hetzelfde geldt voor essayisten of romanschrijvers. Veel jonge mannen hebben zich tot het leven van een predikant vaak aangetrokken gevoeld en velen zijn op deze wijze predikant geworden.
Ik hoef nauwelijks te zeggen dat dit volkomen verkeerd is en niets te maken heeft met wat de Schrift ons laat zien en ook niet met het leven van de grote predikers van alle eeuwen. Het antwoord op deze verkeerde opvatting is dat preken nooit een zaak is waartoe een man besluit. Wat veeleer het geval moet zijn, is, dat hij zich van een "roeping" bewust wordt. De hele kwestie aangaande de roeping is geen gemakkelijke zaak; en alle predikers hebben ermee geworsteld omdat het zo bijzonder belangrijk voor ons is.
"Ben ik tot predikant geroepen of niet? Hoe weet ik dat?" Ik geloof dat er bepaalde criteria zijn. Een roeping begint meestal zo dat men zich er inwendig van bewust wordt, u voelt dat er een soort druk op uw geest wordt uitgeoefend, dat uw geest wat onrustig wordt en dat uw gedachten geheel en al op de kwestie van het spreken zijn gericht. U bent er niet rustig voor gaan zitten om er eens goed over na te denken, u bent niet gaan zitten om zonder enige aandoening de mogelijkheden te overwegen, om na er verschillende bekeken te hebben te besluiten deze roeping te aanvaarden. Zo gaat het niet. Dit is iets wat u overkomt. Het is God, Die met u bezig is en God, Die door Zijn Geest in u werkt; het is iets waar u zich van bewust wordt, niet van wat u doet. U heeft er niet om gevraagd, het wordt u aangeboden en op deze wijze bijna onophoudelijk aan u opgedrongen.
Vervolgens wordt dat wat er zo in uw geest is omgegaan bevestigd of geaccentueerd door de invloed van anderen die wellicht met u spreken en u vragen stellen. Dit is dikwijls de weg geweest waarin mensen tot het predikambt geroepen zijn. In vele biografieën kunt u lezen dat een jonge man, die nooit aan preken gedacht heeft, door een ouderling of een geestelijke medebroeder van de kerk benaderd werd en hem de vraag werd gesteld: "Gelooft u niet dat u wel eens tot dienaar van het Evangelie geroepen zou kunnen worden?" De vrager zegt daarna waarom hij dit vraagt. Hij heeft u gadegeslagen en hij heeft gevoeld dat hij geleid werd om tot u te spreken. Hij is misschien het middel tot deze eerste stap. Mijn ervaring is dat deze twee dingen over het algemeen samen gaan.
Vervolgens ontwikkelt zich dit en krijgt men met anderen te doen. Ik stel dit tegenover de veel te algemene opvatting dat predikant worden hetzelfde is als een beroep of een "roeping" aannemen. De echte roeping brengt met zich mee, dat men bekommerd is over anderen, dat men belang in hen stelt, dat men een besef heeft van hun verloren staat en toestand en dat men een begeerte heeft iets voor hen te doen. Om hen de boodschap te brengen en de weg der zaligheid aan te wijzen. Dit behoort zeer wezenlijk bij de roeping; en het is een bijzonder belangrijk middel om onszelf te onderzoeken. Het is dikwijls voorgekomen dat jonge mannen met bepaalde gaven, wanneer ze naar een geweldig predikant luisteren, door hem en door wat hij doet geboeid worden; zijn persoon of zijn welsprekendheid bekoort hen, hij doet hen iets en onbewust beginnen ze een begeerte te voelen om als hem te zijn en te doen wat hij doet. Dat kan of goed of helemaal verkeerd zijn. Het kan zijn dat alleen de bekoring van het preken hen fascineert en dat het idee om voor een gehoor te spreken en het te beïnvloeden hen aanspreekt. Allerlei verkeerde en onjuiste motieven kunnen zo ongemerkt binnendringen. Om zich tegen zulk een gevaar te wapenen moet men zich afvragen: Waarom wil ik dit doen? Wat houdt me hiermee bezig? En, tenzij men ontdekt dat men oprecht bewogen is met andere mensen en met hun staat en toestand en men begeert hen te helpen, dan doet u er heel goed aan een vraagteken te zetten.
Maar we moeten verder iets noemen dat nog dieper ligt: men moet zich ook gedrongen voelen. Dat is zeker de vuurproef. Het betekent dat u voelt dat u niets anders kunt doen. Het was geloof ik Spurgeon die gewoonlijk tegen jonge mannen zei: "Als je iets anders kunt doen, als je buiten het ambt kunt blijven, blijf er dan buiten." Ook ik zou dit zonder enige aarzeling willen zeggen. Voor mij is de enige man die tot predikant geroepen is, hij, die niets anders kan in die zin, dat niets anders hem bevredigt. Deze roeping om te preken laat hem niet los en begint zo zwaar op hem te drukken dat hij zegt: "Ik kan niets anders, ik moet preken."
Of laat het mij zo zeggen - en ik spreek uit persoonlijke ervaring: U weet zeker dat u geroepen bent wanneer u niet in staat bent het geheim te houden en u er tegen te verzetten. U probeert het met man en macht. U zegt: "Nee, ik zal doorgaan met datgene waar ik mee bezig ben; dat kan ik en het is goed werk." U doet uw uiterste best om deze onrust, die op verschillende manieren van uw geest bezit neemt, te verdringen en ervan af te komen, maar u bereikt het punt dat dit onmogelijk wordt. Het wordt bijna een obsessie en het wordt u zo machtig dat u tenslotte zegt: "Ik kan niets anders meer, ik kan me er niet langer tegen verzetten." Dat is volgens mij wat bedoeld wordt met een roeping tot het predikambt. Maar laten wij nog iets noemen dat even belangrijk is en waaraan we onze roeping kunnen toetsen. Ik heb het reeds in het voorbijgaan genoemd. U moet voelen dat u geen vrijmoedigheid heeft, dat u onwaardig, dat u onbekwaam bent. Dit wordt nergens zogoed verwoord als in 1 Cor. 2, waar Paulus spreekt over "zwakheid en vreze en in veel beving." Hij herhaalt hetzelfde beeld in 2 Cor. 2 vers 14 t/m 16 waar hij vraagt: "Wie is tot deze dingen bekwaam?" Paulus' onderwijs aangaande Gods roeping tot dit bijzondere werk, waarover we uitvoerig gesproken hebben, leidt onvermijdelijk tot die vraag. Hij zegt het zo: ,,En Gode zij dank, Die ons altijd doet triumferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; dezen wel een reuk des doods ten dode, maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam?"
Wanneer we beseffen dat dit in de prediking vervat is, dan moet een man zich wel onwaardig en onbekwaam voelen. Daarom aarzelt hij niet alleen, hij twijfelt eraan of zijn gevoel wel echt is en zet er een vraagteken achter. Hij onderzoekt zijn gevoel heel nauwkeurig; hij doet er alles aan om het te verdringen. Ik onderstreep dit alles omdat dit vreemd genoeg iets is waarover in onze tijd en door onze generatie nauwelijks gesproken wordt. Dit is het ook wat ik uiteindelijk tegen de "oefening" heb. Neem nu zo'n man die zichzelf opwerpt als prediker en niet aarzelt om de preekstoel op te vliegen om te preken en die beweert dat hij het er in zijn vrije tijd wel bij kan doen. Wat weet hij van "zwakheid, van vreze en in vele beving?" Helaas is het dikwijls het tegenovergestelde en in zijn zelfvertrouwen heeft hij veel kritiek op en minacht hij in het ambt bevestigde predikanten. Hoewel ze niets anders te doen hebben zijn het maar ellendige mislukkingen; maar hij kan het er als bijbaantje wel bij hebben. Dat staat nu precies volkomen haaks op wat, zoals we gezien hebben, voor de grote Apostel gold en wat in alle daarop volgende eeuwen ook voor de grootste predikanten in de kerk heeft gegolden. Het schijnt zelfs zo te zijn dat hoe geweldig en voortreffelijk de predikant hoe minder vrijmoedig hij in het algemeen is om te preken. Het is vaak zo dat zulke mannen door predikanten en ouderlingen ertoe overgehaald moesten worden; zij deinsden terug voor deze ontzaglijke verantwoordelijkheid. Dat gold ook voor George Whitefield, een van de grootste en welsprekendste predikers die ooit een preekstoel hebben gesierd. En dat heeft voor vele anderen gegolden. Mijn argument is dus dat een man die denkt dat hij bekwaam is en dat het hem gemakkelijk af zal gaan en daarom overijld gaat preken, zonder enige angst, beving of aarzeling te gevoelen, iemand is die openlijk laat zien dat hij nooit tot predikant "geroepen" is. De man die door God geroepen is, is iemand die zich realiseert waartoe hij geroepen is en hij beseft zo goed wat een ontzaglijke taak dit is, dat hij er voor terugdeinst. Alleen dit overweldigende besef van zich geroepen en gedrongen te weten zou iedereen altijd tot preken moeten brengen.
[Aangepast op 9/2/05 door Kislev]
Kislev, heb jij het een paar keer slecht getroffen met je dominee? Ik herken het beeld echt niet. Wel het omgaan met kritiek, dat schijnt erg moeilijk te zijn. Maar voor de rest zijn de dominees die ik ken(de) gewone hartelijke mensen die hun "werk" goed doen.
Het zou wel kunnen dat predikanten in bv de gergem meer op een voetstuk werden gezet dan in de nhk.
Het zou wel kunnen dat predikanten in bv de gergem meer op een voetstuk werden gezet dan in de nhk.
Be yourself, there are plenty of others.
Kislev heeft wel een punt. In de gg traditie wordt de waardering van het ambt door sommige weleens in het absurde getrokken. Ook de ds's kunnen daar soms maar moeilijk mee omgaan. Ik denk dat dat in jou traditie anders is. De status van een predikant is minder.Oorspronkelijk gepost door Marjan
Kislev, heb jij het een paar keer slecht getroffen met je dominee? Ik herken het beeld echt niet. Wel het omgaan met kritiek, dat schijnt erg moeilijk te zijn. Maar voor de rest zijn de dominees die ik ken(de) gewone hartelijke mensen die hun "werk" goed doen.
Het zou wel kunnen dat predikanten in bv de gergem meer op een voetstuk werden gezet dan in de nhk.
je kan dus overdrijven. Bijvoorbeeld het woord van een ds als onfeilbaar betitelen. Dat is wat er soms wel gebeurd. Of goede vriendjes willen worden met de ds. vakanties aanbieden ed. En daar reageren ds’s positief op. Nou goed. Ik zal niet zeggen dat het veel gebeurd, maar het gebeurd absoluut.Oorspronkelijk gepost door Robert
1 tim 5:17
"Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer."
Ik wil alleen maar refereren aan het "fout" zijn van ds Kersten in de tweede wereld oorlog. Ik zei dit een keer op een cath als 17 jarige puber; ik dacht dat de ouderling een rolberoerte kreeg. Dat mag van zo'n man met zulk een staat van dienst niet eens gedacht worden, laat staan worden uitgesproken.
[Aangepast op 9/2/05 door jacob]
Nee hoor, niet slecht getroffen, maar ik kijk wel om me heen. Ik zou een hoop verhalen kunnen vertellen. In de bevindelijk gereformeerde hoek maak je rare dingen mee met predikanten. Niet voor niets dat eigenlijk elke scheiding meer een eerverschil was dan een leerverschil.Oorspronkelijk gepost door Marjan
Kislev, heb jij het een paar keer slecht getroffen met je dominee? Ik herken het beeld echt niet. Wel het omgaan met kritiek, dat schijnt erg moeilijk te zijn. Maar voor de rest zijn de dominees die ik ken(de) gewone hartelijke mensen die hun "werk" goed doen.
Het zou wel kunnen dat predikanten in bv de gergem meer op een voetstuk werden gezet dan in de nhk.
Ik ken ook een heleboel gewone hartelijke mensen onder de predikanten hoor. Gelukkig maar ;-)