De moeilijkheid met leerstukken is dat je er niet over kunt discussiëren zonder allerlei emoties los te maken.
Je merkt dat doordat met gevoel geschreven stukjes (hoewel dogmatisch onjuist) bijval vinden en andere meer 'strakke' stukjes (maar dogmatisch juist) weerzin wekken.
Het stuk van de rechtvaardigmaking kan juist heel goed dogmatisch behandeld worden. Alleen blijven de mensen die discussiëren steeds projecteren. Als je iets zegt hoor je mensen soms denken: ja maar, als dat zo is, dan zou het voor die en die niet (nog) waar zijn. Want die kent dat niet en toch vind ik dat dat een kind van God is. Dat zijn pastorale motieven maar ze verstoren het zuivere denken over een onderwerp.
Ik hoop dat deze redevoering een beetje duidelijk is, want ik ga afdingen op de boodschap van Herman.
De reformatie heeft de rechtvaardiging door het geloof weer voor het voetlicht gebracht. De HC verwerkt dat als volgt: De eerste zondagen schetsen de ellende, dan volgt al in zondag 7 de oplossing. Zondag 8-22 behandelen alleen de 12 artikelen en horen eigenlijk bij zondag 7. Dan wordt in zondag 23 gevraagd: wat is het nut? Dat ik rechtvaardig ben. Alles een beetje (te) kort weergegeven. Lees het maar na.
Oftewel: het geloof bevat de rechtvaardigmaking. Het is onlosmakelijk verbonden. De volgende zin
Refojongere, de rechtvaardiging is een vrijspraak in het geweten.
kan ik dan ook niet plaatsen. De HC leert dat het het nut is. Ze spreekt niet over meer of minder nut, dat kan namelijk niet. De rechtvaardigmaking is er of is er niet. Met een klein geloof ben je volledig rechtvaardig, met een groot geloof evenzeer en niet meer. Deze uitspraak is ook niet juist
de rechtvaardiging, als een uiting van het geloof
. Het is niet een uiting, het is het nut. Onlosmakelijk verbonden en - dat vergat ik nog te zeggen - door God geschonken.
Niet dat je de conclusie trekt, maar dat de conclusie je ingegeven wordt. (Dat wilde Refo ook zeggen).
Nee, dat wil ik niet zeggen. Ik wilde (zie boven) zeggen. Wat Herman daarna zegt kan ik niet goed plaatsen. Zoals het klinkt, zou ik het eens kunnen zijn, maar het is me niet duidelijk hoe hij het bedoelt.
Rechtvaardigmaking is dogmatisch iets wat met het geloof verbonden is. God zegt Zelf dat wie gelooft rechtvaardig is. Rechtvaardigmaking kun je daarom moeilijk 'bevinden'. Wie wel gelooft, maar niet weet van de rechtvaardiging, gelooft niet echt. Hij of zij maakt God een leugenar. Dat klinkt zwart-wit, maar het was een dogmatische verhandeling, weet je nog?
Dus er is wel ergens een conclusie nodig. Maar niet in de beleving. Dan is het geforceerd, om te concluderen.
Beleving (bevinding?) is niet los te koppelen. Als God zegt dat de gelovige rechtvaardig is, moet de gelovige dat geloven, ander gelooft hij/zij niet. Hoe zegt de HC dat ook weer: Niet alleen anderen, maar ook mij vergeving geschonken.
maar als het bij alleen de conclusie blijft, zonder het te genieten. Dan is die conclusie ijdel. Om het heel simpel te zeggen, als wij op een bepaald moment een verstandelijke conclusie trekken, dan wil dat nog niet zeggen dat God die conclusie ook gelijk met Zijn zegen hartelijk bekroont.
Dit is waar en niet waar. Het kan zijn dat de conclusie op onjuiste gronden rust, maar dat is een andere discussie. Die conclusie is bij de ware gelovige verankerd in het Woord. Iedere ander bevinding is ongeloof. Namelijk niet geloven wat Hij zegt.
Is dat nou allemaal niet te hard? nee. De hoofdman over 100 zei: U behoeft niet te komen, spreek maar een woord.
Het ware geloof.Dat zegt Jezus ook.
Hij ontving de vrijspraak, al zag hij niets: zijn knecht lag thuis.
Jaïrus zei: Heere kom en leg de handen op mijn dochter. Die geloofde wel dat Jezus iets kon, maar dat was niet genoeg, want het moest volgens de methode die Jaïrus voorschreef. Toen zijn dochtertje was gestorven (keiharde les, nietwaar?) zei Jezus: vrees niet, geloof alleen. Hij geloofde voordien blijkbaar niet volkomen. Niet sterk en niet zwak. Toen hij wel geloofde ontving hij ook de vrijspraak: zijn dochtertje werd genezen.
Waarom dit voorbeeld? Wij zijn zo vaak geneigd om Jaïrus voordat zijn dochtertje gestorven was ook enig geloof toe te dichten. Hij was immers naar Jezus gegaan? Maar Jezus zegde hem niets toe, maar ging alleen mee.