Deze geschiedenis heeft niets met de heiligmaking te maken. Het gaat over Jezus en Zijn discipelen, die Hem nog niet ten volle als de Messias aanvaarden. De kern wordt gevormd door Jezus' bevel aan de discipelen in vers 15: Ziet toe, wacht u van den zuurdesem der Farizeën, en van den zuurdesem van Herodes. Letterlijk vertaald: Gebruik uw ogen: zie af van de Farizeeën en van het gist van Herodus. In deze richting wijst ook het feit dat Jezus in vers 18 zegt: Ogen hebbende, ziet gij niet?Lilian1975 schreef:Kort maar krachtig:-DIA- schreef:Ik zie ze wandelen als bomen...
Wie zijn dat? Zijn dat heiligen?
Ja toch? Of... toch maar in de ogen van een ontdekte zondaar?
In ieder geval zijn er geen heiligen, zolang de geheiligden op de aarde zijn.
Een ding is zeker: Zondaars (die zichzelf niet anders leerden kennen dan de grootste der zonderen), dat zijn, naar de Schrift en de bevinding der heiligen, vijanden van God.
Daarom is er ook duidelijk geschreven de VIJANDEN (en geen lieve vrienden) met God verzoend worden.
En het BLIJVEN, zolang als ze op de aarde zijn zondaars,
die steeds weer in gevecht raken, en dus besluitend, beslist geen heiligen in zichzelf.
Iets anders is het streven en verlangen naar heiligheid; daar zal een levende ziel toch naar staan en verlangen.
Geheiligd in Christus. En niet geheiligd in zichzelf.
Hier het Bijbelgedeelte uit Marcus 8 dat je aanhaalde. Gaat dat wel over heiligen die bomen? Het komt op mij over alsof je daar de kern van maakt. Of heb ik het mis?
Wie zag de blinde als eerste toen Jezus zijn ogen helemaal opende? Was hij toen genezen?22 En Hij kwam te Bethsaida; en zij brachten tot Hem een blinde, en baden Hem, dat Hij hem aanraakte.
23 En de hand des blinden genomen hebbende, leidde Hij hem uit buiten het vlek, en spoog in zijn ogen, en leide de handen op hem, en vraagde hem, of hij iets zag.
24 En hij, opziende, zeide: Ik zie de mensen, want ik zie hen, als bomen, wandelen.
25 Daarna leide Hij de handen wederom op zijn ogen, en deed hem opzien. En hij werd hersteld, en zag hen allen ver en klaar.
En was hij genezen toen hij zelf dacht mensen te zien zo recht als bomen. Of kan je zeggen er was een klein begin gemaakt. ( zie Calvijn; zo vloeide de genade van Christus, die over anderen bij vroegere gelegenheden plotseling werd uitgestort, deze mens als het ware droppelsgewijs toe. ) in dit gedeelte gaat het dus over de genade van Christus. en niet of die bomen geheiligde zondaars zijn. Of die blinde man zelf. Niet de mens staat centraal hier. Maar Christus en Zijn genade. Die Hij schenkt aan wie Hij wil en hoe Hij wil. De enige Geneesheer, de enige Zaligmaker, de enige Verlosser. De enige Middelaar. Die alles schenkt (aan vijanden) uit pure genade, zonder enige verdienste uit onszelf. Wonderlijke liefde. Wonderlijke barmartigheid.
Door zijn nabespreking bereidt Jezus hen voor op de vraag wie Hij volgens hen is (Marcus 8:29). Het uur van hun belijdenis komt eraan.
De genezing van de doofstomme volgt in tijdsorde op de oproep om de oren te gebruiken voor het luisteren naar Jezus (Marcus 7:14-16, 7:31-37)
De genezing van de blinde volgt op het debat met de Farizeeën over het 'zien; van tekenen en het gesprek met de discipelen over het goed gebruik van de ogen, om te zien Wie Jezus werkelijk is (Marcus 8:11-14, 15-21, 22-26).