claus schreef:Het is overigens opvallend dat bij de GG heel vaak 85 à 90% van de vorige keer afgevaardigd zijnde personen weer ter Synode gaat. Ook de preses (ik acht ds. Van Eckeveld hoog hoor) is bijna altijd keer op keer dezelfde persoon, terwijl de PKN, de CGK en ook de HHK een systeem er op na houden waarop veel meer mutaties zijn, zodat ook anderen eens aan bod kunnen komen.
Ik krijg de indruk dat het bij de GG vaak een soort 'erezaak' is om als afgevaardigde te worden gekozen.
Ook het punt van geen diakenen afvaardigen is krachtens het oudste kerkrecht (van vader Voetius) niet juist. Het aangescherpte kerkrecht door wijlen ds. G. H. Kersten 'verbiedt' afvaardiging van diakenen, terwijl er op die manier toch duidelijk een ambt ontbreekt bij de afgevaardigden. Of is het diakenambt geen ambt? Ja toch! Een klein beetje 'discriminatie' van het diakenambt is dit, vind ik persoonlijk. Bovengenoemde kerkverbanden hebben wel diakenen op generale synodes.
Of de percentages kloppen weet ik niet.
Dat het alleen predikanten en ouderlingen zijn, komt doordat de DKO wordt gevolgd die dat nu eenmaal bepaalt. Artikel 50 DKO: gelijk aantal predikanten/ouderlingen (en geen diakenen dus).
Ds. De Gier merkt o.m. het volgende op (
http://www.kerkrecht.nl/main.asp?pagety ... 2225&page=):
De D.K.O. bepaalt dat iedere particuliere synode twee predikanten en twee ouderlingen zal afvaardigen. Toen er aanvankelijk nog geen bepaling was, kwamen er veel meer predikanten dan ouderlingen. Het gevaar van dominocratie (predikantenheerschappij) dreigde. Daarvoor wilde de Dordtse Synode waken door vast te stellen, dat er een gelijk aantal predikanten en ouderlingen op de generale synode aanwezig moeten zijn. Daar volgens gereformeerd gevoelen een synode een
presbyteriaal regeercollege is, behoren de afgevaardigden evengoed uit de ouderlingen als uit de predikanten gekozen te worden.
Van den beginne aan geschiedde de afvaardiging door vrije stemming. Dit bracht mee dat dikwijls dezelfde personen werden afgevaardigd, omdat zij het bekwaamst waren. Daarover werd wel eens geklaagd, b.v. op de Synode van Middelburg 1581. Daar werd gevraagd ofhet niet goed was, dat dezelfde predikant niet tweemaal achtereen afgevaardigd werd, opdat dan ook de andere predikanten leren mochten? Maar de synode antwoordde, dat de kerkeraden, classes en synoden vrij zouden zijn om te zenden 'die sy daer toe bequaem vinden sullen, naar haere beliefte'. De kerkelijke vergaderingen zijn geen leer-of oefenscholen, maar samenkomsten van regering en tucht. Daar is aan de beste krachten behoefte. En het gevaar van hiërarchie is niet zo groot dat het voordeel van de vrije verkiezing daarvoor moet worden prijsgegeven.
(…)
De bepaling van de afvaardiging van twee predikanten en twee ouderlingen is na de Afscheiding of Wederkeer door de kerken wel eens aangepast met het oog op de wenselijkheid van de praktijk. Maar steeds zodanig dat het aantal predikanten en ouderlingen gelijk moet zijn.