Erasmiaan schreef:Jan schreef:Erasmiaan schreef:Ok, dus het was geen genade, dat hij tot zichzelf kwam?
Mag ik de vraag stellen: Wie bestrijd je met deze opmerking?
Dat mag. Dat is ejvl, zoals je in mijn quote had kunnen zien.
Paulus zou zeggen "Gij zult zijn als die in de lucht spreekt." Dat is, enig geluid maakt en uitwerpt in de lucht, dat daar verdwijnt zonder enig nut. ;)
Laten we maar oppassen met het smijten met Bijbelteksten in ons eigen straatje.
@edmund: pagina's 491, 522 en verder, 776, 804 en 806. Ik heb ze al wel vaker hier gepost, ook in reactie op wat jij hebt betoogd, dus helemaal onkundig kun je er niet van zijn.
Je had het over het commentaar van Calvijn, heb je daar ook nog specifieke verwijzingen naar?
En kan ik die Acta ergens op het internet vinden met paginering?
Ow wacht, die Acta kan ik al vinden:
p. 491: Daarentegen ook, indien hij deze gaven wel gebruikt; indien hij zijne ellendigheid waarlijk bekent, en den geestelijken dood alzoo gevoelt, dat hij waarlijk en heilzamelijk hongert en dorst naar de vrijheid en naar het leven; indien hij, waar de Heere aanklopt, het hart opent, en voorts met een open hart luistert; indien hij andere diergelijke dingen meer doet, die voorgaan, waar de bekeering of begint, of die zij bij het voortgaan stellen; dit alles schrijven wij toe met dankbaarheid en ootmoedigheid niet aan den vrijen wil, noch aan het natuurlijke licht, noch aan eenige menschelijke krachten of verdiensten, maar aan God alleen, van welken alle goede geving en volmaakte gave nederdaalt.
Volgens mij wordt hier niet besloten over de vraag of die werkingen die voortkomen uit de
goddelijke vonken die in de mens overgebleven zijn! behoren bij de bekering of niet. Al moet ik zeggen dat het door mij gearceerde gedeelte (want daar gaat het in de discussie volgens mij over) voor mij niet geheel duidelijk is.
Het is wel interessant dat je naar de acta verwijst. Want pagina 523 (na de door jou genoemde 522, die volgens mij niets van het standpunt van ds. Moerkerken bewijst) verdedigt juist het andere standpunt (vet van mij):
Niemand kan zijne ellendigheid kennen, beweenen, beklagen, naar verlossing verlangen, naar dezelve hongeren en dorsten, en die zoeken, enz. zonder bizondere genade des herbarenden Geestes, van denwelken wij eerst gezocht en gevonden moeten zijn, eer dat wij Hem zoeken, Jes. 65. En van God gevonden, zoo kennen of belijden wij niet eer de zonde, dan als God dezelve vergeeft; en wij hongeren noch dorsten naar de gerechtigheid door zijne weldaad, of wij worden ook terstond verzadigd, Matth. 5. Derhalve, deze dingen den menschen toe te schrijven of in 't geheel, of ten deele, vóór de wedergeboorte, dat strekt tot smaadheid Gods.
Derhalve gaat de bekeering niet vóór de geving van een nieuw hart als eene voorwaarde, maar zij is de geving zelve van een nieuw hart, en, ter andere zijde, de geving van een nieuw hart is de bekeering zelve, en vervat alles, wat tot dezelve behoort. [merk op dat het hier, op p. 523 over de bekering in ruimere zin gaat]
Het verstand der uitverkorenen wordt niet verlicht met de heilzame kennis der waarheid, noch de genegenheden met de liefde der waarheid ontstoken, of de wil wordt ook meteen levend gemaakt en veranderd, en nieuwe krachten den mensch gegeven om God te gehoorzamen. Want God, den mensch bekeerende, bekeert niet eenig deel deszelven, maar den geheelen mensch. Hierom zien wij, Jerem, 24: 7, dat het nieuwe hart en de kennis des Heeren bijeen gevoegd worden.
p. 776, hieronder, bewijst niet zoveel. Dit zegt nog steeds niet dat er zo'n grote scheiding tussen levendmaking en kennis van Christus moet zijn. Dit gaat hier gewoon over mensen die Christus kennen.
V.
Dat de onwedergeborene mensch kan hongeren, dorsten, het leven zoeken, zijnen dood bekennen, denzelven beweenen, en bidden, dat hij daarvan moge verlost worden. Want deze dingen zijn niet der natuur, maar der genade, niet des vleesches, maar des Geestes, niet van den dooden, maar van den levendgemaakten mensch.
p. 804 zegt hetzelfde en bewijst dus ook niets. p. 805 daar direct onder bewijst het andere standpunt:
Opdat de mensch tot God bekeerd worde, en waarlijk in Christus geloove, is hem noodig, dat hij ook in zijn wil wedergeboren en levendig gemaakt worde. Doch tot de levendmaking van den wil is van noode, dat van God aan den wil de geestelijke gaven hersteld worden, en dat God, wegnemende de verkeerdheid a,
hardheid en wederspannigheid, die in dezelve inklevende is, in denzelven de heiligheid b indrukke, of instorte, en make, dat hij metterdaad het goede wil, dat hij gelooft, en bekeerd wordt c; want, gelijk God de geestelijke gaven in de eerste schepping aan den wil des menschen gegeven heeft d,
en deze dezelve door den val verloren heeft e, alzoo is ook van noode, dat dezelve hersteld worden door de wedergeboorte f. die naar God geschapen is, tot gerechtigheid en heiligheid der waarheid.
p. 806
niet dat God tot de wedergeboorte, bekeering en het geloof, den wil tegen dank dwingt (want dat zoude niet eene bekeering, maar eene omkeering van den wil wezen), maar door zijne krachtige en genadige werking maakt Hij uit een niet-willende een willende, zoodat deze niet alleen zich kan bekeeren, om te gelooven, maar ook dadelijk zich bekeert en gelooft c.