Fjodor schreef:Bert Mulder schreef:Fjodor schreef:
Mat 5:44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen45, en die u vervolgen;
45 Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders,46 Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Zou dit geen zegening zijn?
Mijn definitie van zegening wordt duidelijk uit de post van ejvl (waarop jij met het vetmesten reageerde), namelijk een zegening in de zin van algemene genade, die dus niet de zaligheid inhoudt maar wel weldaden die onafhankelijk van de zaligheid zijn.
Deze teksten geven slechts aan hoe wij onze naaste lief moeten hebben. Wij moeten liefhebben, degenen die God haat.
En daarin is Christus ons dus niet voorgegaan?
Deze teksten geven trouwens nog meer aan. En daar wees ik op. Namelijk dat God de onrechtvaardigen ook zegent.
Bert Mulder schreef:Betreffende de eeuwigheid, God maakt ons allen bereid voor de eeuwigheid. Voor Zijn volk is dat door hen te louteren in het leven op deze aarde, in voorspoed en tegenspoed beide.
Voor de goddelozen is dat door hen te verharden door middel van wat ze in dit leven meemaken.
In beide gevallen is God goed en rechtvaardig.
Lees je niet in de Bijbel dat God de aarde rijp maakt voor het oordeel? En dat in bepaalde gevallen individuele oordelen nog even uitbleven, daar hun maat der zonde nog niet vol was?
Ja, ik vind het niet leuk om dat in de bijbel te lezen, maar ik lees het wel. Bijvoorbeeld in Romeinen 9. Maar in zijn zegeningen betoont God zich een goed God ten opzichte van de onrechtvaardigen. En die zichtbare zegeningen mag je niet zomaar onder Gods verborgen predestinerende wil scharen. Dat zijn kentekenen van Zijn geopenbaarde wil, dat de mens zich bekeert en leeft.
God is inderdaad goed aan allen. Maar dat betekend niet, dat Hij allen zegent.
1 Thes 5:3 3 Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden;
4 Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen.
Spreuken 3: 33 De
vloek des HEEREN
is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
Deut 27: 13 En dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal: Ruben, Gad en Aser, Zebulon, Dan en Nafthali.
14 En de Levieten zullen betuigen en zeggen tot allen man van Israel, met verhevene stem:
15 Vervloekt zij de man, die een gesneden of gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van 's werkmeesters handen, zal maken, en zetten in het verborgene! En al het volk zal antwoorden en zeggen: Amen.
16 Vervloekt zij, die zijn vader of zijn moeder veracht! En al het volk zal zeggen: Amen.
17 Vervloekt zij, die zijns naasten landpale verrukt! En al het volk zal zeggen: Amen.
18 Vervloekt zij, die een blinde op den weg doet dolen! En al het volk zal zeggen: Amen.
19 Vervloekt zij, die het recht van den vreemdeling, van den wees en van de weduwe buigt! En al het volk zal zeggen: Amen.
20 Vervloekt zij, die bij de vrouw zijns vaders ligt, omdat hij zijns vaders slippe ontdekt heeft! En al het volk zal zeggen: Amen.
21 Vervloekt zij, die bij enig beest ligt! En al het volk zal zeggen: Amen.
22 Vervloekt zij, die bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder! En al het volk zal zeggen: Amen.
23 Vervloekt zij, die bij zijn schoonmoeder ligt! En al het volk zal zeggen: Amen.
24 Vervloekt zij, die zijn naaste in het verborgene verslaat! En al het volk zal zeggen: Amen.
25 Vervloekt zij, die geschenk neemt, om een ziel, het bloed eens onschuldigen, te verslaan! En al het volk zal zeggen: Amen.
26 Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen.
[/i]
En lees Calvijn even over psalm 112. Het is niet zo, dat nu de goddelozen Gods zegen ontvangen, en later vervloekt zijn zullen. Maar de Schrift zegt, dat de vloek in hun huis
is.