1 Toen het volk zag, dat Mozes vertoog van den berg af te komen, zo verzamelde zich het volk tot Aäron, en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan; want dezen Mozes, dien man, die ons uit Egypteland uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij.
2 Aäron nu zeide tot hen: Rukt af de gouden oorsierselen, die in de oren uwer vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren zijn; en brengt ze tot mij.
3 Toen rukte het ganse volk de gouden oorsierselen af, die in hun oren waren; en zij brachten ze tot Aäron.
(dit is de Statenvertaling van Jongbloed, ik weet niet of dat nog verschil maakt met andere Statenvertalingen?)
Hier zitten er gaatjes in de oren, waar de oorsierselen doorheen kunnen.
Het kan ook zeker anders ja, hoewel je met clipjes je wel af kan vragen of dat ook niet onder verminking dan wel mishandeling van het lichaam valt
