Johannes van Dijk schreef:GJdeBruijn schreef:Johannes van Dijk schreef:Ds.W.J.Karels gaf eens een voorbeeld hier in de buurt. Hij zei: Leg hier nu eens een lijk voorin de kerk.Leg eens een last van 100 kilo op hem. Gevoeld hij dat? Neen! leg eens een last van 1000 kilo op hem. Gevoeld hij dat? Neen! een dode voelt niks,spreekt niet,ademt niet.Maar een levend gemaakte ziel gaat die last voelen! Die gaat al bij 50 kilo(JvD)klagelijk roepen en zuchten,en wenen, tegen een goeddoend God gezondigd te hebben.Daarom verkeren wij van nature in een dodelijke gerustheid. Daarom is nood geen echte nood.Pas wanneer Gods Geest in ons werkt,gaan we die last/schuld gevoelen.Eerder nooit! Niemand staat op uit zijn zondegraf dan die de Stem van de Zone Gods horen.Doden zullen horen,de stem van de Zone Gods,en die ze gehoord zullen leven!Niet eerder en niet later.
Hans, een dode redeneert ook niet door te zeggen "ik ben dood, dus ik wacht net zolang tot ik levend ben want dan kan ik pas horen. Als ik eerder hoor dan pak ik het en dat mag niet". Dat is wel wat jij lijkt te zeggen.
Het is inderdaad: DODEN zullen horen. Dus mensen in hun ( ingeleefde) doodstaat zullen dan wel degelijk horen. En zo'n lijk voor in de kerk zal dan (direct op "gehoord"!) de last wel degelijk voelen drukken, om bij het voorbeeld van ds. Karels aan te haken.
Het voorbeeld van ds. Karels steunt dan niet jouw opvatting, maar wel die van mij.
Of we begrijpen elkaar verkeerd en we bedoelen hetzelfde zonder dat we het in de gaten te hebben.

Er staat niet alle doden zullen horen,maar alleen de doden die de Heere verkiest.Denk aan het verstokte hart van Farao.Denk aan de klacht in Jesaja 63:16 en 17(wat een verschil!)Waarom verstokt Gij ons hart,dat wij U niet vrezen?Als ik terublik hoe de Heere mij uit de wereld trok,dan zou ik nu bijna overmoedig worden,en zeggen;Ik ben levend gemaakt! Maar ik zie mezelf als een rokende vlaswiek,een gekrookt riet,met de pluim in de modder,begrijp je? Dood in misdaden en zonden.(Efeze 2:1)
Je moet de verkiezing er niet van te voren bij halen. Je moet de verkiezing zien als een borduurwerk waarvan wij alleen de achterkant zien en niets begrijpen. Pas als een kind des Heeren mag juichen voor Gods troon, zal het de voorkant zien... De verantwoording ligt altijd bij onszelf en niet in de verkiezing of in 'God moet het doen', of 'Ik blijf dood in misdaden en zonden'. Want als je dood blijft, en niet weder levend wordt, wordt het waar wat staat in het vervolg van Johannes 5 vers 25, te weten vanaf vers 26 tot het einde van het hoofdstuk:
26 Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven;
27 En heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is.
28 Verwondert u daar niet over, want de ure komt, in dewelke allen, die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen;
29 En zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis.
30 Ik kan van Mijzelven niets doen. Gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig; want Ik zoek niet Mijn wil, maar den wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft.
31 Indien Ik van Mijzelven getuig, Mijn getuigenis is niet waarachtig.
32 Er is een ander, die van Mij getuigt, en Ik weet, dat de getuigenis, welke hij van Mij getuigt, waarachtig is.
33 Gijlieden hebt tot Johannes gezonden, en hij heeft der waarheid getuigenis gegeven.
34 Doch Ik neem geen getuigenis van een mens; maar dit zeg Ik, opdat gijlieden zoudt behouden worden.
35 Hij was een brandende en lichtende kaars; en gij hebt ulieden voor een korten tijd in zijn licht willen verheugen.
36 Maar Ik heb een getuigenis meerder, dan die van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft, om die te volbrengen, dezelve werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat Mij de Vader gezonden heeft.
37 En de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd. Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien.
38 En Zijn woord hebt gij niet in u blijvende; want gij gelooft Dien niet, Dien Hij gezonden heeft.
39 Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.
40 En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.
41 Ik neem geen eer van mensen;
42 Maar Ik ken ulieden, dat gij de liefde Gods in uzelven niet hebt.
43
Ik ben gekomen in den Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannemen.
44
Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt?
45 Meent niet, dat Ik u verklagen zal bij den Vader; die u verklaagt, is Mozes, op welken gij gehoopt hebt.
46 Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven.
47
Maar zo gij zijn Schriften niet gelooft, hoe zult gij Mijn woorden geloven?