De dwaze maagden waren zoekers en liefhebbers van de bruidegom, maar konden niet met Hem ingaan vanwege dat ze geen olie in hun vaten hadden. Zij misten dus de inwoning van de Geest van Christus. Op Biliam en op Judas was de Geest van Christus, waardoor zij grote krachten deden, duivelen uitwierpen en profeteerden. Maar zij misten de inwoning des Geestes, want hun werken waren geen liefdeswerken. Hun werken waren stinkende werken, zij waren vuil en verrot en vol van haat tegen God in Christus en hun naasten. Daarom schreef Jacobus: 'toon mij uw geloof uit uw werken'. Dat zijn de werken des geloofs, c.q. de werken der liefde. Hoe lief heb ik uw wet, zegt David in Psalm 119. Dat zingt David wanneer hij met zijn gemoed de wet Gods dient, Rom. 7:26. Het ware geloof heeft God lief boven alles, en zijn naaste als zichzelf. De liefde Christi is immers de vervulling der wet, en doet een ander geen kwaad.Afgewezen schreef: Jaja, maar kan een dode zondaar God zoeken? Kan het hart van een dode zondaar naar Christus uitgaan? Terwijl de Schrift zegt dat NIEMAND God zoekt. enz. enz.
De graver, uit de gelijkenis van de schat in de akker, was het beeld van een zoekende ziel, die Christus gevonden had. Maar hij kon hem (nog) niet mijnen. Hij moest eerst alles verkopen, om die akker met die schat erin, te kunnen kopen. Het geestelijke beeld van 'alles verkopen' is hierin hetzelfde beeld als het beeld van de koopman die schone paarlen zocht. Ook hij moest alles verkopen, om die ene schone grote parel van grote waarde te kunnen kopen. Hoe moet een ziel dan geestelijke koopmanschap bedrijven? Namelijk, op de markt van vrije genade, waartoe hij wordt getrokken door de trekkende liefde des Vaders in dat hemelse gericht. Daar mag de zondaar al zijn zonden, al zijn (eigen)gerechtigheden verkopen c.q. verliezen, om deze om te ruilen voor een vreemde gerechtigheid. Dat is de aangbrachte volkomen gerechtigheid van Jezus Christus en Dien gekruist.
Denk in dit verband ook aan de bloedvloeiende vrouw. Deze vrouw had werkelijk alles aangewend om genezen te worden, totdat zij van Jezus hoorde. Toen was voor haar het moment aangebroken dat zij aan het einde van al haar eigen werken werd gebracht. Want zij zeide in zichzelven: Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden. En Jezus, Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve ure af, Matth. 9:21-22.
28)
Zijn kleed aanraak
Zij schreef deze kracht der gezondmaking aan het kleed niet toe, maar aan Jezus Christus zelf, die daar tegenwoordig was, gelijk blijkt uit het volgende Matth9:22, en uit Mark. 5:30, en Luk. 8:46. Zie dergelijke Matth. 14:36.
29)
gezond worden
Grieks, verlost, of behouden.