Twee vragen n.a.v. Handelingen 8 komen bij mij op:
[bijbel]12 Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en van den Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen.
13 En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de tekenen en grote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich.
14 Als nu de apostelen, die te Jeruzalem waren, hoorden, dat Samaria het Woord Gods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes;
15 Dewelken, afgekomen zijnde, baden voor hen, dat zij den Heiligen Geest ontvangen mochten.
16 (Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleenlijk gedoopt in den Naam van den Heere Jezus.)
17 Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen den Heiligen Geest.[/bijbel]
Hoe moet ik dat begrijpen: gedoopt in álleen de Naam van de Heere Jezus?
[bijbel]36 En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?
37 En Filippus zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En hij, antwoordende, zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.
38 En hij gebood den wagen stil te houden; en zij daalden beiden af in het water, zo Filippus als de kamerling, en hij doopte hem.[/bijbel]
De kamerling had nog geen openbare geloofsbelijdenis afgelegd.
En in combinatie met Marcus 10:
Als Jezus zegt 'laat de kinderen tot Mij komen, en verhindert hen niet',
mag je dat dan verhinderen door vast te houden aan een menselijke instelling?
Is het niet voldoende als iemand gelooft? Dat was voor de kamerling toch ook voldoende?
Op
http://www.protestant.nl lees ik het volgende:
In de kerken van de Reformatie kent men het gebeuren van de openbare geloofsbelijdenis in het midden van de gemeente. Deze gaat terug op de instelling, die in de zestiende eeuw in de plaats van het rooms-katholieke sacrament van het vormsel kwam.
Vraag me af of dit juist is?