O ja? Lees mee (uit: Het aanbod van de genade in de GGiN)Oorspronkelijk gepost door MVIk denk dat Kersten en Mallan beiden onderstaande conclusie deelden:Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
Ik vind dat er op dit moment een wat naargeestige sfeer in deze topic hangt. Bevinding belachelijk maken lijkt mij niet echt een verheffende bezigheid. Ik stel voor dat we elkaar en ook elkaars woorden serieus blijven nemen.
MV, ik ben toch benieuwd naar de lijnen die jij trekt waar het ds. Kersten en ds. Kok betreft. Volgens jou als ds. Kok het over een onvoorwaardelijk aanbod had, betekende dat wat anders dan wanneer ds. Kersten het daarover had.
Dat zou best kunnen zijn; ds. Kok ging volgens mij zeker op het laatst erg ver.
Maar kan het dan niet zo zijn dat er in de GG over een onvoorwaardelijk aanbod wordt gesproken en dat er wat anders mee wordt bedoeld als ds. Mallan (of ds. Wink) denkt dat er mee wordt bedoeld?
Onvoorwaardelijk in die zin dat er geen voorwaarden in de mens moeten/hoeven te zijn.
Ik erger me (sorry) er altijd weer aan als ik b.v. K. van der Zwaag of Blauwendraag hoor beweren dat je in de GGiN eerst gemoedstoestanden moet beleven voor je naar Christus mag. Het is echt te belachelijk voor woorden dat dit wordt beweert. Je hoeft maar een preek van ds. MAllan te horen en je weet dat dit zo niet is!
2. De Gereformeerde Gemeenten synodaal brengen het aanbod van genade aan alle hoorders. Dat wil zeggen dat alle hoorders genade wordt aangeboden. Of deze hoorders bekeerd, bekommerd, onbekeerd of bruut goddeloos zijn, dit doet er hier niet toe. Allen, zonder onderscheid, wordt Gods genade aangeboden. “God wil u allen Zijn genade schenken”, hoort men dan. Dit noemen we het onvoorwaardelijk aanbod van genade. Zonder enige voorwaarde (= onvoorwaardelijk) wil God alle hoorders Zijn genade schenken.
3. De Gereformeerde Gemeenten in Nederland leren het anders. Onder het aanbod van genade wordt daar verstaan: de bekendmaking dat er genade is voor schuldigen. Dat zijn zulken die uitroepen: “O God, wees mij, zondaar, genadig”. Zonder onderscheid wordt alle hoorders gepredikt: Van nature lig je onder de vloek van Gods wet (= de prediking van de wet), maar daar is een weg van ontkoming (=de prediking van het evangelie). Wet en evangelie worden dus gepredikt. En die prediking komt tot alle hoorders. Niemand wordt uitgesloten, zodat niemand ooit te verontschuldigen zal zijn.
Er wordt dus alle hoorders bekendgemaakt dat er een weg van ontkoming is. Maar die ontkoming is niet voor alle mensen, maar voor hen die geen weg en geen raad meer weten. Er wordt allen bekend gemaakt dat er troost is, niet voor allen, maar voor troostelozen.
Er wordt alle gepredikt dat er genade is, niet voor alle mensen, maar voor schuldigen. Er wordt verkondigd dat er licht is voor hen die weten in duisternis te verkeren. Er wordt gepreekt dat er leven is, niet voor allen, maar voor hen die “tot den dood geëigend zijn en beven” (berijming van Datheen Psalm 79:6).
Nu, dat in de schuld komen, dat erkennen van Gods toorn te hebben verdiend, is de voorwaarde eer schuldvergeving volgen kan. Eerst in de duisternis (dat is de voorwaarde) en dan wil de Heere licht geven. Eerst in de vernedering (dat is de voorwaarde) en dan wil Hij verhogen. Eerst arm en dan wil Hij rijk maken, want “hongerigen heeft Hij met goederen vervuld, en rijken heeft Hij ledig weggezonden” (Luk. 1:53).
Daarom spreken onze gemeenten van een voorwaardelijk aanbod van genade.
“Wie in ’t stof lag neergebogen, (dat is de voorwaarde)
Wordt door Hem weer opgericht” (Ps. 146:6).