eilander schreef:
Ik vind het overigens best een lastig punt, voor mij minder duidelijk dan de onvervulde beloften voor Israël. Daarover staat mijn vraag aan jou nog open: spelen de onvervulde beloften in het OT nog een rol in jouw visie? Dus over terugkeer naar het land (deels vervuld) en over de bekering "in het laatste der dagen".
Dat vind ik ook een moeilijk punt.
Is bijvoorbeeld de vraag in Hand.1:6 "Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten?" een vraag in verlegenheid of onbegrip? Of van Bijbels verwachten? In Jezus' antwoord blijkt in ieder geval door dat ze niet daar de tijd moeten vragen, dat komt hen niet toe.
Daarnaast geeft Jezus ook de richting aan: vanuit Jeruzalem naar de hele wereld!
Is de
toewending naar de volken een
afwending van Israël? De woorden uit Hand. 13:46; 18:6 en 28:28 komen daar dicht bij in de buurt. Hand.28:28 "Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods den heidenen gezonden is, en dezelve zullen horen."
Maar er zijn ook andere woorden, bijv. in Rom.9 en de gelijkenis van de verloren zoon (waar de oudste zoon Israël voorstelt).
Hoe je het ook wendt of keert, ook de hoop voor Israël gaat niet buiten het getuigenis van Jezus om.
(gebruik gemaakt van een artikel van prof. dr. J. Dekker (NGK))
Tegelijk wijst ook veel gebruik van het OT in het NT op een complete vervulling. Allerlei passages immers uit bijvoorbeeld Jesaja worden geciteerd in het NT op een wijze die je niet 1-2-3 zou verwachten.
Ook worden bijvoorbeeld teksten uit het OT 'aangepast' als ze gebruikt worden in het NT. Bijvoorbeeld Amos 5:25-27:
"Hebt gij Mij veertig jaren in de woestijn slachtofferen en spijsoffer toegebracht, o huis Israëls?
Ja, gij droegt de tent van uw Melech, en den
Kijun, uw beelden, de ster uws gods, dien gij uzelf hadt gemaakt.
Daarom zal Ik ulieden gevankelijk wegvoeren, ver boven
Damaskus henen, zegt de HEERE, Wiens Naam is God der heirscharen."
als het geciteerd wordt in de rede van Stefanus in Hand. 7:42b-43:
"Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij opgeofferd, veertig jaren in de woestijn, gij huis Israëls?
Ja, gij hebt opgenomen den tabernakel van Moloch, en het gesternte van uw god
Remfan, de afbeeldingen, die gij gemaakt hebt, om die te aanbidden; en Ik zal ulieden overvoeren op gene zijde van
Babylon."
In de context van Amos gaat het over de afgoderij van de Israelieten en de ballingschap die daar op volgt. Stefanus weet inmiddels dat Juda uiteindelijk in Babylon eindigt en past de tekst daar op aan.
Dekker schrijft hier over: "Wanneer teksten uit het Oude Testament worden geciteerd ligt er doorgaans al een element van interpretatie in het citaat besloten. Om aan deze praktijk van omgang met teksten als levende tradities recht te doen, kan vaak beter worden gezegd dat het Nieuwe Testament
gebruik maakt van oudtestamentische teksten om zijn eigen boodschap te onderbouwen, dan dat het deze
citeert. Oude schriftwoorden worden geactualiseerd en er worden in een enkel geval zelfs nieuwe schriftwoorden gesmeed met het oog op de verkondiging. "