Ik had nog beloofd hierop te reageren
GGBeroopingswerk schreef:
ab321 schreef:
Afgewezen schreef:Dat er 'ontwaakte zondaren' bestaan, kun je op grond van Ef. 5:14 niet bewijzen. Maar dat ze er zijn, is een feit. Het zijn de mensen, die zijn 'stilgezet', tot zichzelf zijn gekomen, maar die Christus nog niet omhelsd hebben in het geloof.
Mag ik hier even op inhaken in een poging om het concreet te maken? Ik heb namelijk het gevoel dat dit de kern van de discussie raakt.
Er zijn vele algemene overtuigingen die den mens niet tot Christus leiden. Levensgevaarlijk als we daarin berusten.
Maar als een mens werkelijk van dood is levend gemaakt is er meer dan een overtuiging. Er komt een overbuiging. Wat bedoel ik daarmee? Is dat een liefdeloos bonken en beuken van de wet, zoals het wel eens wordt uitgedrukt? Ach nee, het hart gaat uit naar God. Er is een intens verdriet dat we dat Heilige Goddelijke Wezen door onze zonden onteerd hebben. Zouden we dat verdriet weer willen inwisselen voor de vreugde van de wereld? Nee nooit, want de zonde is ons de dood geworden! We voelen een diep berouw dat we tegen een goeddoend God gezondigd hebben! Een liefde tot Gods heilige deugden (ook al kunnen we het zelf niet voor liefde houden). We leven in dat we met onze zonden voor een Heilige God niet kunnen bestaan. We beseffen dat Gods rechtvaardigheid eist dat de zonde gestraft wordt en die straf keuren we ons waardig omdat we Zijn rechtvaardigheid liefhebben. We vallen Gods recht toe. Het is niet de eeuwige pijn in de hel die ons doet vrezen, maar we kunnen de gedachten niet verdragen om nu eeuwig buiten de gunst van dat lieve Wezen te moeten blijven. We weten dat alleen in Christus redding te vinden is, daar gaat heel ons hart naar uit. Maar met een verstandskennis zijn we niet geholpen. We zeggen David na: zeg tot mijn ziel: “Ik ben uw heil”. We zien er naar uit dat Christus Zichzelf aan ons openbaart. We zullen nooit, nooit, nooit, kunnen rusten buiten Hem. Wat word het dan een onbeschrijfelijk wonder als er dan een moment komt dat Christus Zich aan ons openbaart en we Hem mogen omhelzen als onze Zaligmaker. Dan wordt Hij alles voor ons!
Waarom zeg ik nu dit alles? Wil ik mijn eigen bevinding als maatstaf stellen? Wil ik zeggen dat het altijd op deze manier gaat? Nee zeker niet, de Heilige Geest is vrij in zijn werkingen.
Maar als we achteraf stellen dat dit alles ervaren wordt door iemand die nog in zijn doodsstaat is, dan denk ik dat we nog nooit een rechte indruk gehad hebben van wat onze doodstaat inhoudt. We zijn in het paradijs niet alleen dood gevallen maar vijandig dood! Haters Gods! Lees maar in Romeinen 1 en Romeinen 3. En dan vraag ik u: kan een dode God liefhebben? Kan hij zo’n betrekking hebben op die Goddelijke deugden? Kan een dode zo’n innig berouw hebben? Kan een dode zo’n verdriet over de zonde hebben, en zo’n haat tegen de zonde? Kan een dode het eens worden met de welverdiende straf? Kan een dode het onverdraaglijk vinden om eeuwig buiten de gunst van dat lieve Wezen te moeten blijven? Kan een dode zo met zijn hele hart uitzien naar Christus?
Dit is geen aanmoediging om te rusten in bevindingen. En zo iemand zal echt nooit kunnen rusten voordat hij bewust weet in Christus geborgen te zijn.
Maar we doen de Heilige Geest tekort als we zeggen dat de wedergeboorte pas plaatsvindt als we het volle bewustzijn hebben dat al onze zonden om Christus wil vergeven zijn, en dat daarvoor de mens nog in zijn doodstaat is. De schuldvergeving door het bloed van Christus is wel het wezen van het geloof, dat zal ik nooit ontkennen, maar de bewuste oefeningen van het geloof kunnen velerlei zijn, zoals ik hierboven heb geprobeerd te laten zien. Wat zien we dat toch duidelijk in het voorbeeld van Efraïm in Jeremia 31:19: Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekendgemaakt, heb ik op de heup geklopt; ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.
Ik denk dat velen van Gods Volk zich in je beschrijving zullen herkennen. Laat ik dat eerst zeggen.
Echter het eerste onderstreepte stuk is 'scholastiek', een menselijke conclusie. Ik geloof zeker dat dit voortkomt uit de werkingen van de Heilige Geest. En daarom voel ik met niet aangesproken in het verwijt dat ik door mijn visie de Heilige Geest tekort zou doen. Al deze werkingen schrijf ik aan de Heilige Geest toe. Maar de manier waarop je het eerste door mij onderstreepte uitdrukt, veroorzaakt je conclusie, het tweede door mij onderstreepte. Had je het eerste stuk anders verwoord, namelijk dat de Heilige Geest iemand overtuigt van zijn doodstaat en uitdrijft tot Christus waar alleen het leven te vinden is, dan was de conclusie anders geweest. En als je goed kijkt in boeken als Genadeleven en Genadeverbond, dan zie je dat de conclusies doorgaans volgen op het op bepaalde manier gestelde (retorische) vragen. Eén voorbeeld: Ds. Moerkerken vraagt zijn lezer of de moordenaar aan het kruis bij het verwijten van zijn mede-moordenaar, als hij zegt: 'wij toch rechtvaardiglijk' of wie dan durft te zeggen dat hij dan nog een onbekeerd en onboetvaardig man geweest is. Dan zeg je: nee dat kan niet. Maar was de vraag: Is hij ontboetvaardig? Nee. Was hij onbekeerd? dan durf ik op de tweede vraag wel ja te zeggen: Hij bad juist om bekering. Daarom is het zo van belang voor de conclusie, hoe het voorgaande wordt beschreven.
Beste GGBeroopingswerk,
Wat je scholastiek noemt is gewoon: goed luisteren naar Gods Woord en daar je leven aan toetsen. Een waar berouw is kan geen vrucht zijn van een doodgevallen mens, maar is een vrucht van de levendmaking. Maar ik wil dat wel even in het juiste perspectief plaatsen. Toen ik het eerste gedeelte wat ik hier schreef in mijn jeugd heb beleefd, en iemand zou tot mij gezegd hebben:”Jongen, je bent levendgemaakt, je bent wedergeboren”, dan zou ik gezegd hebben: “Man je weet niet wat je zegt! Ik levendgemaakt? Ik wedergeboren? Man, ik ben de grootste der zondaren! Iedereen kan nog bekeerd worden, maar ik niet meer!”. Maar nu, vele jaren later mag ik toch zien (als ik mij niet bedrieg) dat dit vruchten van het leven geweest zijn.
GGBeroopingswerk schreef:En daarom roep ik vaak op: Zoek het bewijs eerst in de Bijbel en dan pas in redeneringen.
Je hebt gelijk, ik kan beter Gods Woord laten spreken. Wat zegt Gods Woord over de doodstaat van de mens?
Romeinen 3: 11-18
Er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt;
Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand die goed doet, er is ook niet tot één toe.
Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen;
Welker mond vol is van vervloeking en bitterheid;
Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten;
Vernieling en ellendigheid is in hun wegen;
En den weg des vredes hebben zij niet gekend.
Er is geen vreze Gods voor hun ogen.
Laat dit nu eens goed op je inwerken, lees opnieuw mijn eerste stukje, en beantwoordt dan opnieuw mijn vragen:
Kan een dode God liefhebben? Kan hij zo’n betrekking hebben op die Goddelijke deugden? Kan een dode zo’n innig berouw hebben? Kan een dode zo’n verdriet over de zonde hebben, en zo’n haat tegen de zonde? Kan een dode het eens worden met de welverdiende straf? Kan een dode het onverdraaglijk vinden om eeuwig buiten de gunst van dat lieve Wezen te moeten blijven? Kan een dode zo met zijn hele hart uitzien naar Christus?
Hoe vindt God een zondaar als Hij hem gaat levendmaken? Vindt Hij een overgebogen zondaar die een oprecht berouw over zijn zonden heeft, en een liefde tot God en Zijn heilige deugden? Die zich de straf waardig heeft leren kennen? Die uitziet naar Christus? Lees eens met mij mee:
Ezechiël 16: 5-6
Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage toen gij geboren waart.
Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef.
Kant. bij leef: Dat is, gij zult leven, niettegenstaande dat gij zeer verdorven en ellendig zijt. Het is een bevel, inhoudende een belofte des levens; van welke manier van spreken zie Ps. 37 op vers 3. Spr. 3 op vers 25. De Heere wil zeggen: Hoewel gij zeer onrein en mismaakt zijt, en ligt als in het midden des doods, nochtans zal Ik maken dat gij zult leven. Dit is steeds vervuld, volgens het verbond der genade, hetwelk God met Abraham heeft opgericht.
Ezechiël 37: 1-5
De hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij uit in den geest, en zette mij neder in het midden ener vallei; dezelve nu was vol beenderen.
En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan geheel rondom; en zie, er waren zeer vele op den grond der vallei; en zie, zij waren zeer dor.
En Hij zeide tot mij: Mensenkind, zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet het.
Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot hen: Gij dorre beenderen, hoort des HEEREN woord.
Alzo zegt de Heere HEERE tot deze beenderen: Zie, Ik zal den geest in u brengen, en gij zult levend worden.
Johannes 5:25 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven.
De dwaalleer dat iemand in zijn doodstaat een oprecht berouw zou kunnen vertonen is niet nieuw; onze Dordtse vaderen hebben er al tegen gewaarschuwd (dit stukje is al eerder aangehaald):
Dordtse leerregels 3-4: De rechtzinnige leer verklaard zijnde, verwerpt de Synode de dwalingen dergenen,
4. Die leren: Dat de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde, of ontbloot van alle krachten tot het geestelijk goed; maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven, en offeren een offerande van een verslagen en gebroken geest, die Gode aangenaam is.
Want deze dingen strijden tegen de klare getuigenissen der Schrift: Gij waart dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1, 5); en: Het gedichtsel van des mensen hart is alleenlijk boos, te allen dage (Gen. 6:5 en 8:21). Daarenboven, hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende, en naar het leven, en Gode een offerande van een gebroken geest opofferen, geldt eigenlijk van de wedergeborenen, en van degenen die zalig genaamd worden (Ps. 51:19 en Matth. 5:6).
Ps 51:19 De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten.
Matth 5:6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
Dat oprecht berouw een vrucht is van de wedergeboorte blijkt ook uit Jeremia 31:19:
Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekendgemaakt, heb ik op de heup geklopt; ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.
Hier is een levendgemaakte zondaar aan het woord is (Calvijn: vernieuwd van verstand en hart). Terecht zegt Calvijn hierover: De hoofdgedachte is dat wij nooit door een ernstige aandoening getroffen worden, zodat wij onszelf vanwege onze zonden mishagen, totdat God onszelf bekeerd heeft.
Zo’n werkelijk door Gods Geest zaligmakend ontdekte zondaar is levendgemaakt maar durft zich echt nog niet alle genadeweldaden toe te eigenen. Christus kan nog zo verborgen zijn, maar zelfs een geringe blik op Christus door de traliën van Gods Woord kan al zo’n blijdschap in het hart geven.
Weet u wat mij in deze gedachtenwisseling steeds zo verwondert? Iedereen erkent dat het geloof bestreden kan worden, en dat Christus zo verborgen kan zijn, daar staat Gods Woord vol mee. “Doch Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten.” Maar bij de levendmaking lijkt het wel of alle geloofsweldaden in één keer omarmd worden. Alsof er bij de wedergeboorte een volwassen man geboren wordt, er meteen een halm met een volle korenaar staat. Ik vindt het juist zo bijzonder dat Gods Woord over het geloof spreekt als over een geboorte, en over een zaadje waarvan het ontkiemde puntje in het begin amper boven de grond uitkomt.
Natuurlijk moeten we waken voor misbruik! In onze doodstaat kunnen er algemene overtuigingen zijn waarmee we voor eeuwig verloren gaan als het daarbij blijft. Daarom moet er in de zuivere prediking altijd op gewezen worden dat er buiten de kennis van Christus geen zaligheid is! Daarom moet er altijd scherp gesepareerd worden. Velen stellen zich gerust in hun overtuigingen, en dat is levensgevaarlijk. Daarom begrijp ik ook best wel de motivatie van degenen die stellen dat het leven begint bij de bewuste geloofsomhelzing van Christus. Maar waar ze de fout in gaan, is dat ze uit vrees voor het misbruik gaan afwijken van de zuivere leer, en de mens vermogens gaan toekennen in zijn doodstaat, die ik nergens in Gods Woord terug kan vinden. En deze uitweg is ook helemaal niet nodig. Als er in de zuivere prediking maar steeds op gewezen wordt dat alleen het bloed van Christus ons kan zaligmaken en dat het erop aankomt dit bloed met gelovige bewustheid voor onszelf toegepast te krijgen aan onze ziel. En dat we nooit mogen rusten op welke bevinding dan ook buiten Christus. En dat vind ik nu juist terug bij bijvoorbeeld ds. J. Roos. Kijk maar op Digibron.nl, zoek op het trefwoord “Christus” en selecteer ds. J. Roos, en lees een paar van de 411 meditaties die je dan vindt. Dan zie je wat ik bedoel.