De slotconclusie is: De mate van ons geloof beïnvloed wel onze troost en zekerheid, maar niet onze rechtvaardigmaking. De rechtvaardiging voor God vindt plaats bij de eerste geloofsdaad, wanneer de overtuigde zondaar Christus als zijn verlossing aangrijpt. De minste trap van een waar geloof rechtvaardigt voor God. God rechtvaardigt de zondaar, die in Christus gelooft. Hij rekent hen Christus’ gerechtigheid toe. De troost en de zekerheid daarvan wordt door alle gelovigen niet even sterk ervaren. Tot onze troost moet het geloof geoefend worden en de vrijspraak Gods omhelsd worden. Deze zekerheid wordt meestal slechts na veel strijd verkregen.
Maar deze laatste ervaring is niet onze rechtvaardigmaking. De Heilige Geest rechtvaardigt niet door Zijn getuigenis in onze harten, maar geeft er de troost van. Het is Christus door het geloof aangegrepen, waardoor wij rechtvaardig worden voor God.
Het verzekerd zijn van de rechtvaardiging en de rechtvaardiging door het geloof in Christus mogen niet met elkaar worden verwisseld. Dan laten wij de rechtvaardigmaking opgaan in een zicht bewust worden rechtvaardig te zijn voor God. Een bepaalde bevinding vervangt dan de bijbelse rechtvaardiging door het geloof in Christus. Men berooft dan de verslagen zondaar de troost van het Evangelie, dat een iegelijk die de gekruiste Christus aanschouwt niet zal verderven, maar het eeuwige leven hebben. Zij denken dan, dat zij naast het geloof in Christus nog iets anders tot hun redding nodig hebben.
De rechtvaardiging alleen door het geloof is de troost en de hoop van de overtuigde en schuldverslagen zondaar. Indien wij iets anders van de zondaar eisen dan dit geloof, dat zich aan Christus alleen vastgrijpt, ontnemen wij de verloren en hulpeloze zondaar alle hoop. De verkondiging van de rechtvaardiging voor God, alleen door het geloof in Christus, is als de bazuin van het jubeljaar. Het verkondigt het Evangelie aan de armen en verslagenen van geest, wier enige deur van hoop is om zichzelf geheel te verlaten op de algenoegzaamheid van de Redder van de verlorenen, Jezus Christus. Daarom is een rechte bevatting van de rechtvaardiging door het geloof in Christus van zo groot belang. Het is de genade waarvan alle andere genaden afhankelijk zijn. Het is zelfs zo, dat de kerk staat of valt met dit leerstuk.
Matthijs, ik onderschrijf de gehele slotconclusie van ds C Harinck.
Hij noemt er niet 1x de term vierschaar!!!!!!!!!!! Waarom niet?