Vervolgde schreef:Valcke schreef:Vervolgde schreef:Dat het geloof en de rechtvaardigmaking op elkaar betrokken zijn zal ik niet tegenspreken. Wel zie ik op dit punt vaak een ernstige eenzijdigheid. Alle nadruk komt te liggen op het geloven door de mens, waaruit die mens gerechtvaardigd wordt. Zo wordt de rechtvaardigheid Gods buiten beeld gespeeld.
Het is toch opvallend dat in de vorenstaande citaten van Hellenbroek de meest duidelijke vragen over dit onderwerp worden weggelaten? De vraag: Wat is de rechtvaardigmaking? lijkt me toch heel relevant. Alsook de vraag: Wie is het die rechtvaardigt? Juist vanuit deze vragen is goed helder te maken dat het gaat om Gods recht en om een vonnis. Dat wijst juist om de menselijke onmacht en de eenzijdigheid van het genadewerk.
De vraag naar wat de rechtvaardigmaking is, is zeker van buitengewoon groot belang.
Dat neemt niet weg dat het antwoord op die vraag nimmer gegeven kan worden, zonder tevens het geloof te noemen.
Daarbij dient voluit in rekening te worden gebracht dat het geloof een gave Gods is.
Op die manier behandelt de Heidelbergse Catechismus ook de rechtvaardigmaking in zondag 23.
En toch is dat nu net wat Hellenbroek in zijn vragenboekje wel doet. Hij stelt de vraag en beantwoord de vraag zonder het geloof te noemen. Rechtvaardigmaking moet niet vermengd worden met geloof. Daaruit krijg je van die vreemde gedachten over nadere weldaden. Rechtvaardigmaking is een persoonlijk ontvangen vrijspraak van God als Rechter.
Velen lijken te geloven in een Jezus als Verlosser, maar niet in een God als Rechter. Dan valt de rechtvaardigmaking er als het ware tussenuit en het zicht op het verlossingswerk van Jezus is niet helder. Want waarvan heeft Jezus verlost? Velen zullen zeggen van de zonde. En het juiste antwoord is van de toorn en het oordeel Gods. Daarin alleen komen rechtvaardigmaking en geloof bij elkaar en zijn ze ook niet te scheiden.
Ik ben het er geheel mee eens dat geloof en rechtvaardiging
qua begrippen niet vermengd mogen worden.
Wanneer we de rechtvaardigmaking heel beknopt beschrijven dan is dit een vrijspraak in het oordeel van God, door toerekening van de gerechtigheid van Christus en de vergeving van de zonden.
Echter, wanneer het er om gaat hoe een zondaar gerechtvaardigd wordt, dan is het
onmisbaar om de relatie met het geloof naar voren te brengen. Het geloof komt hier als
een instrument te pas.
Ik begrijp heel goed jouw bezwaren tegen een oppervlakkige beschouwing waarin de rechtvaardigmaking als het ware een verlengstuk wordt van het geloof. En dat is het zeker niet: God rechtvaardigt - spreekt de zondaar vrij - niet om het geloof, maar uit vrije genade om de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. Het geloof is alleen de hand of het middel/instrument waardoor deze gerechtigheid ontvangen wordt.
Wat Hellenbroek doet, is het leerstuk van de rechtvaardigmaking in deelvragen opsplitsen. En dan is het prima dat afzonderlijk gevraagd wordt naar wat de rechtvaardigmaking is, wie rechtvaardigt, enzovoort. Maar ook Hellenbroek leert dat geen mens aan de rechtvaardiging deel krijgt voor of zonder het geloof. En dat doet hij niet slechts in het hoofdstuk over het geloof, maar ook in het hoofdstuk over de rechtvaardigmaking.
Wanneer je beziet hoe de diverse belijdenisgeschriften en theologen de rechtvaardiging omschrijven, dan doen zij dit altijd op een wijze waarbij ook het geloof genoemd wordt. Nogmaals: alleen als het instrument waardoor de gerechtigheid van Christus aangenomen wordt, en dus volstrekt niet als verdienstelijke of bewerkende oorzaak. Maar zonder de gerechtigheid van Christus, toegerekend door God en aangenomen door het geloof, is er geen rechtvaardigmaking. Dat wil ik toch graag benadrukken.
Hieronder de beschrijving / definitie van de rechtvaardigmaking door de Leidse professoren:
Leidse professoren, Synopsis schreef:De rechtvaardigmaking van een zondig mens in het goddelijk gericht is dan:
De uitspraak van God waardoor Hij iemand die goddeloos en een zondaar in zichzelf is en onderworpen aan Zijn toorn,
uit Zijn loutere genade en barmhartigheid,
wegens de volmaakte gehoorzaamheid en gerechtigheid van Christus voor ons voldaan,
en door het geloof aangenomen,
rechtvaardig spreekt, dat is vrijspreekt van zonde en vervloeking, en de gerechtigheid van Zijn Zoon toerekent,
en zo hem het eeuwige leven toewijst,
tot heil van de gelovige mens,
en tot eer van de barmhartige en rechtvaardige God.
Bijna deze gehele definitie omvat de apostel in Rom. 3:24-26.
P.S. overigens opmerkelijk dat mijn opmerking over de verbinding van geloof en rechtvaardigmaking in de Heidelbergse Catechismus zondag 23 door jou is weggehaald bij het quoten. Dat lijkt mij wel van belang! Ik heb het daarom toch maar weer toegevoegd in de quote hierboven (en nu
onderstreept)! Idem de weggehaalde regel dat het geloof een gave Gods is.