@Valcke, feit is dat een gelovige door God nooit enkel als individu gezien wordt, maar dat genade altijd een weerslag heeft op degenen die hem omringen. Denk ook aan Zacheüs en zijn huis. Dat was bij Abraham zo, maar bij Abraham was er meer dan dat: er was een specifieke belofte voor zijn zaad. Een belofte die zijn uiteindelijke vervulling zou krijgen in hét Zaad, Jezus Christus.
Wat voor Abraham specifiek gold, geldt niet zomaar voor elke gelovige. Wel heeft God ook het heil van degenen die hem omringen op het oog, maar dat betekent niet dat er eenzelfde belofte voor hen ligt als voor Abrahams zaad. Wilde het huis van de stokbewaarder delen in het heil waarin de stokbewaarder zélf deelde, dan moesten ook zij, persoonlijk, tot geloof komen.
Valcke schreef:Posthoorn schreef:Je zou zelfs kunnen zeggen dat het geloof van de OT-gelovigen al een gave was van het nieuwe verbond.
Zeker, omdat Christus de vervulling is van het oude verbond en ook afgeschaduwd werd in dit oude verbond. Waarmee ook weer de eenheid van beide verbondsbedelingen blijkt, de eenheid die er is in Christus. Het oude verbond was niet 'slechts' uitwendig met het volk van de Joden, maar had een geestelijke dimensie die niet verschilt van de nieuwe verbondsbedeling.
Dat is ook wat ik in een van mijn eerdere posts heb gezegd: het genadeverbond kent twee bedelingen, de oude bedeling, waarbij het verbond werd opgericht met het volk Israël – maar ten diepste met de gelovigen! - en de nieuwe bedeling, waarin het verbond alleen wordt opgericht met de gelovige. Ik ontken dus niet de eenheid van het verbond, maar benadruk wel het verschil in verbonds
bedelingen. Een verschil dat zo sterk is, dat de Schrift daar zelf over spreekt als over twee onderscheiden verbonden.
Feitelijk zouden we kunnen zeggen dat de bedeling van het oude verbond zélf een verbond was: het nationale verbond met Israël, dat in zijn aanvang was opgericht met de vaderen. Dat impliceert dat deelhebben aan
dit verbond niet hetzelfde was als deelhebben aan het verbond der genade. Wel betekende het een
uitwendige relatie tot het verbond der genade.
eilander schreef: De vraag is dan ook waarom Petrus die toevoeging heeft gebruikt. Had hij even goed kunnen zeggen: 'u komt de belofte toe, en de man die naast u staat?' Ik zou dat toch veel eerder zien als een grond voor de kinderdoop, zoals ook het doopformulier dat doet.
Het wijst op het feit dat de belofte, aan de vaderen gedaan, ook komt tot de kinderen. Immers, de Joden waren van nature het volk van God, in tegenstelling tot de heidenen. (Waarbij ik er meteen weer op wijs, dat dit 'volk van God' zijn in het NT een diepere dimensie heeft gekregen. In het NT kun je slechts 'volk van God' zijn door geloof en wedergeboorte. Dit gold zowel voor Jood als heiden!)
Hier zou ik het voorlopig even bij willen laten wat deze discussie betreft. Tenzij anderen nog met nieuwe gezichtspunten naar voren komen.