Laatst heb ik nog 2 CGK kerkdiensten beluisterd via internet.
De gehele gemeente werd aangesproken als: broeders en zusters.
Natuurlijk is dit een bijbels gegeven.
Hoe vaak komen we de aanspraak
broeders niet tegen in de apostolische brieven?
De vrouwen zijn dan als
zusters daar bij ingesloten.
Maar als we het over
broeders en zusters hebben, dan moeten die ook het zaligmakend geloof deelachtig zijn.
Want ze zijn alleen
in Christus broeders en zusters.
We kunnen toch niet veronderstellen dat de gehele gemeente het zaligmakend geloof bezit?
Wat te denken als een onkerkelijke buurman dit hoort van "broeders en zusters" ?,
dan zou het gevoel kunnen ontstaan van: ik hoor daar niet bij....maar zij wel, blijkbaar,
ook al is er geen vrucht te zien in levenswandel.
Het kan afstandelijk lijken, maar de keuze van: "geachte toehoorders" acht ik voorzichtiger.
Er zijn immers ook onherboren kerkgangers in de kerkgemeenschap.
Maar misschien kan iemand van de CGK dat uitleggen waarom men de gemeente aanspreekt als "broeder en zusters"
