Thomas Brooks (1608-1680, Puritein) uit: De hemel op aarde.
Welk geloof met de zaligheid gepaard gaat.
Nu, de tweede zaak die ik u wil aantonen is, welk geloof het is, wat met de zaligheid gevoegd is. Ik heb u voorheen getoond dat het geloof met de zaligheid gevoegd is, nu wil ik u tonen wélk geloof het is dat met de zaligheid samengaat. Dat zal ik, met Gods hulp, als volgt doen:
Eerst, het geloof dat met de zaligheid gevoegd is, dat de zaligheid bevat, dat een mens in bezit stelt van de zaligheid, is te herkennen:
1. Aan de voorwerpen waaromtrent het werkzaam is.
2. Aan de eigenschappen daarvan.
Ten eerste, door de voorwerpen waaromtrent het geloof wordt geoefend. Nu, de voorwerpen van geloof zijn deze:
(1). Het eerste voorwerp van geloof. De Persoon Christus is het Voorwerp van het geloof. Het is met Christus in de beloften met Wie het geloof onderhandelt. De belofte is slechts de schel, Christus is de pit. De belofte is slechts de kist, Christus is het juweel daarin; de belofte is slechts de akker, Christus is de Schat die verborg is in de akker; de belofte is een gouden ring, en Christus is de Parel in die ring. Op deze fonkelende, glanzende parel, wenst het geloof het allermeest te zien. Hooglied 7: 4, "Toen ik een weinigje van hen weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan, totdat ik Hem in mijner moeders huis gebracht had, en in de binnenste kamer van degene, die mij gebaard heeft." Zo ook hoofdstuk 7: 5: "de koning is als gebonden op de galerijen."
Geloof heeft twee handen, en met allebei doet zij een ernstige en vurige greep op Koning Jezus. De schoonheid en de glorie van Christus zijn zeer innemend en aantrekkend, het geloof kan het niet zien, of ze zal een greep naar Hem doen. Christus is het belangrijkste Voorwerp naar Wie het geloof, voor het verkrijgen van rechtvaardigheid en eeuwig geluk, werkzaam is. Hand. 16: 30, 31: "En hij zeide: Lieve heren wat moet ik doen opdat ik zalig worde? En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden." Christus wordt in een overvloed van Schriftgedeelten genoemd als het Voorwerp met Wie het geloof het meest verbonden is. En hoe meer geloof wordt geoefend op de Persoon van Christus, des te meer ontluikt het en komt het tot bloei zoals de staf van Aäron. Het geloof kijkt op Hem als het uitgedrukte Beeld en de Zelfstandigheid van Zijn Vader. Het geloof beschouwd Hem als het Schoonste onder de tienduizenden. Het geloof ziet Hem als het heerlijkste Voorwerp van alles wat in de wereld is.
(2.) Het tweede voorwerp van geloof. Het tweede voorwerp waaromtrent het geloof wordt geoefend, is de gerechtigheid van Jezus Christus. Filip. 3: 9: "Ik wens in Christus gevonden te worden, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid die uit God is door geloof." Paulus wilde niet gevonden worden in een wettische rechtvaardigheid, want hij achtte al zijn wettische rechtvaardigheid maar als "vuile vodden," Jes. 64: 6. Al zijn wettische rechtvaardigheid zou maar een van vodden samengenaaid kleed vormen, een bedelaarskleed, dat voor niets goed is dan om weg te werpen. Daarom wenst hij in de rechtvaardigheid van Christus door het geloof gevonden te worden. Hij wist dat de gerechtigheid van Christus een zuivere rechtvaardigheid, een vlekkeloze rechtvaardigheid, een niet te evenaren rechtvaardigheid, een volledige rechtvaardigheid, een volmaakte rechtvaardigheid, een absolute rechtvaardigheid, een heerlijke rechtvaardigheid is. Het geloof wil graag haar oog op dat rijke en koninklijke gewaad vestigen, die smetteloze en vlekkeloze rechtvaardigheid van Christus, waarmee de ziel heerlijk gekleed staat voor God, als geheel schoon, zonder vlek of rimpel door de Goddelijke toerekening.
O, het zijn de geloofsdaden gericht op dit heilig voorwerp, deze heerlijke gerechtigheid van Christus, die een mens vertrouwelijk en vrijmoedig met God maakt. Dat maakt een mens werkzaam en vastbesloten voor God, dat sterkt een mens tegen de verleidingen, dat ondersteunt een mensen onder kwellingen steunt, dat maakt een mens verlangend naar de dag van zijn ontbinding, dat maakt dat hij zijn doodskist boven de kroon van een prins verkiest, de dag van zijn dood boven de dag van zijn geboorte; dat doet hem zegevieren over zonde en satan, hel en toorn.
Adams rechtvaardigheid was slechts de rechtvaardigheid van een schepsel, maar de rechtvaardigheid waarover het geloof wordt uitgeoefend is de rechtvaardigheid van God, Rom. 3: 21. en 10: 3. Adams rechtvaardigheid was een veranderlijke rechtvaardigheid, een rechtvaardigheid die weggezondigd kon worden; maar de rechtvaardigheid waarop het geloof van een gelovige zich richt is een eeuwige rechtvaardigheid, een rechtvaardigheid die niet kan worden weggezondigd. 2 Kor. 5: 21, Spr. 8: 18, Dan. 9: 24: "Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en den profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven." Psalm 119: 142: "Uw gerechtigheid is een gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid."
De rechtvaardigheid van Adam was een rechtvaardigheid die kon wankelen (Engels: shaking), en wij weten dat Satan al zijn rechtvaardigheid over zijn oren schudde, als ik het zo mag zeggen. O, maar die heerlijke gerechtigheid waarmee het geloof verbonden is, is een onwankelbare rechtvaardigheid, een rechtvaardigheid die niet aan het wankelen kan worden gebracht: Psalm. 36: 6: "Uw gerechtigheid is als de bergen Gods," Wat is standvastiger dan een berg! En welke berg is zo standvastig als bergen Gods! De bergen kunnen niet aan het wankelen worden gebracht, nog minder kan die heerlijke rechtvaardigheid van Christus, waarover de gelovige het geloof uitoefent, aan het wankelen worden gebracht.
De rechtvaardigheid van Adam was een lage rechtvaardigheid, een rechtvaardigheid binnen zijn eigen bereik, en een rechtvaardigheid binnen het bereik van satan. Het was niet zo hoog, maar Adam kon er zijn hand op leggen, als ik het zo mag zeggen. Het was niet zo hoog, of satan kon de top ervan bereiken, ja, hij kon over die top heenkomen. Dat hebben wij allen op smartelijke wijze ondervonden. O, maar die rechtvaardigheid waarmee het geloof vertrouwd is, is een rechtvaardigheid van zulk een hoogte, dat noch Satan noch wereld ernaar reiken kan. Psalm. 71: 15, 16, 19: "Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, den gansen dag Uw heil; hoewel ik de getallen niet weet. Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen. Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij, Die grote dingen gedaan hebt; o God! wie is U gelijk?" Deze heerlijke rechtvaardigheid van Christus, waarmee het geloof werkzaam is, wordt genoemd de rechtvaardigheid des geloofs, omdat het geloof het omvat, het toepast, daarop leeft en zich er in verheugt. Rom. 3: 28, 4: 13: "Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs." Hoofdstuk. 9: 30: "Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is."
De rechtvaardigheid van Christus waarmee het geloof werkzaam is, wordt genoemd de "rechtvaardigheid des geloofs", omdat het geloof deze rechtvaardigheid op de ziel legt. Geloof doet de ziel schuil gaan in deze gerechtigheid van Christus, en is zo een middel tot rechtvaardiging voor God. De geloofsdaden gericht op deze heerlijke rechtvaardigheid versterkt de ziel het meest. Jesaja 45: 24: "En men zal van Mij zeggen: Gewisselijk, in den HEERE zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen. " De geloofsdaden gericht op deze heilige rechtvaardigheid, maakt de ziel het meest blij en verheugd. Jesaja 61: 10: "Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap." De geloofsdaden gericht op deze volle gerechtigheid van Christus, maakt de ziel rechtvaardig, zuiver en heilig, door de toerekening van God, Rom. 10: 4. "Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. Christus heeft de wet vervuld voor de gelovigen, en door te geloven vervullen zij de wet in Hem. Dus Christus door Zijn daden, en zij door te geloven in Hem vervullen beide de wet. En zo zijn zij in hoog aanzien, eerlijk en smetteloos, volkomen en volmaakt voor de troon van God. Het geloof dat deze gerechtigheid op de ziel overbrengt, doet zegeningen op de ziel neerdalen. Toen Jakob zich met de kleren van zijn oudere broer had bekleed, droeg hij de weg zegen. De geloofsdaden omtrent deze weergaloze gerechtigheid van Christus, haalt de zegen van vrede, en de zegen van vreugde, en de zegen van vermindering van zonden neer. En, in één woord, alle andere zegeningen die bijdragen om ons hier en hierna gelukkig te maken.