En dat kon alleen door de tweede Adam en daarom moeten we alles in Zijn licht bezien. Dit is het nieuwe verbond in Mijn bloed, zegt Jezus. Een beter verbond. Daarom zal onghoorzaamheid aan het nieuwe verbond ons oordeel betekenen, veel meer nog dan ongehoorzaamheid aan Gods wet.Oorspronkelijk gepost door AfgewezenWaarom is het genadeverbond er gekomen? Omdat wij het werkverbond verbroken hebben (en als dat te dogmatisch klinkt: omdat wij ongehoorzaam zijn geworden in het Paradijs). In die schuldige staat bevinden wij ons van nature. En daarvoor heeft God het genadeverbond opgericht.Oorspronkelijk gepost door MiscanthusI lees nergens een vanzelfsheid, òf je moet de vanzelfsheid bedoelen dat God doet wat Hij belooft.Oorspronkelijk gepost door Afgewezen Dat deze laatste zaken bijna als een vanzelfsheid uit ons gedoopt-zijn vloeien, geloof ik niet.
Prof. Wisse schrijft ergens: "Daarom moeten we om te beginnen nu toch niet met Abraham aanvangen. Abraham moet in het licht van Adam worden bezien. Dat wil zeggen: we dienen eerst met onze diepe val en bondsbreuk in Adam recht in kennis [te] zijn gesteld, zullen we iets verstaan van hetgeen God aan Abraham en zijn zaad beloofde."
Dit zijn de 'diepere' tonen die ik nogal eens mis.
[Aangepast op 6/6/05 door Afgewezen]
Die diepere tonen die jij bedoelt, zijn waarschijnlijk terug te voeren op het verbroken werkverbond, dat nu niet meer is. We hebben nu van doen met Gods genadeverbond en Gods beloften van vrijheid voor gevangenen, het leven voor doden Jezus Christus, onze Heere. Als je dat niet diep genoeg vind.....
[Aangepast op 6/6/05 door Miscanthus]
voorwerpelijke/onderwerpelijke prediking
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Je noemt het griezelig verbondsmatig. Dat lijkt me een innerlijke tegenstrijdigheid.Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
Gravo, ik vind dat je toch wel een griezelig verbondsmatige kant op gaat.
Wat mijzelf betreft, ben ik steeds op zoek naar een evenwicht tussen rechtdoen aan het verbond, waarvan de doop een teken en zegel is, en anderzijds naar een rechtdoen aan de noodzakelijkheid van bekering en wedergeboorte. Dat deze laatste zaken bijna als een vanzelfsheid uit ons gedoopt-zijn vloeien, geloof ik niet.
Prof. Wisse schrijft ergens: "Daarom moeten we om te beginnen nu toch niet met Abraham aanvangen. Abraham moet in het licht van Adam worden bezien. Dat wil zeggen: we dienen eerst met onze diepe val en bondsbreuk in Adam recht in kennis [te] zijn gesteld, zullen we iets verstaan van hetgeen God aan Abraham en zijn zaad beloofde."
Dit zijn de 'diepere' tonen die ik nogal eens mis.
[Aangepast op 6/6/05 door Afgewezen]
Of je moet bedoelen, dat God in het verbond, dat Hij met de mens maakt wel heel griezelig nabij komt. Dat is voor mensen, die zonder Hem leefden of die geen enkele toekomst meer zagen, wellicht een griezelige gedachte, omdat zij de komst van God hadden verwacht als een toornige komst, die het definitieve einde inluidde.
Daar kan ik me overigens alles bij voorstellen. Ik ben van mening, dat de wanhoop, die de wereld af en toe uitstraalt (collectief en individueel) een symptoom is van de gruwelijke leegte, die er over blijft, wanneer geen enkele instantie in het heelal zich meer laat horen. Talloze grote denkers zijn bijna waanzinnig geworden bij de gedachte van het stille, allesverslindende niets, dat met het moderne ongeloof gegeven is. Ik ben zelfs van mening, dat hier geen enkele religieuze nood, geen enkele diepe toon van ellende-kennis tegenop kan.
Kijk, ik bedoel dit. Zijn we niet langzamerhand gewend aan het feit, dat onze families zo lang onder het Woord hebben geleefd. Zijn we niet langzamerhand gewend aan het gedoopt zijn?
Wie het alternatief tot zich door laat dringen, het alternatief van de wereld met haar wraak en wreedheid, met haar prostitutie, geldzucht, drankzucht, roes, geweld en geestelijke dood. Wie tot zich door laat dringen, wat families in deze wereld is overkomen, die geen leefregel hadden, die geen gebed kenden en die zich in overdadige rijkdom of in vreselijke criminaliteit te buiten zijn gegaan....die moet toch daarentegen tot zijn grote verwondering zien hoe God zich met Zijn Woord bij ons een woonplaats heeft gemaakt.
Christelijke gezinnen, die hun kinderen vertellen van de grote daden van God zijn een echte en heel bijzondere uitzondering! En een teken daarvan is de doop. Die betekent en verzegeld Gods wil om in de generaties verder te werken en ze niet over te hebben voor die wanhoop en die dood.
Bekijk het ook eens van die kant. Wellicht is de doop te veel van zijn waarde ontdaan, omdat we het maar zo'n gewone handeling vinden, zo eenvoudig en zo weinig concreet, zo weinigzeggend. De éne zonde is het om de doop uit bijgelovigheid te gebruiken (als een soort magie, die de werkelijkheid naar zijn hand kan zetten). Maar de andere zonde is om de doop uit gewoonte te bedienen. Dat is denk ik het gevaar van onze tijd. We zien er de echte en besliste bedoeling van God niet meer in.
Die zonde sluit de ogen voor de markante en unieke boodschap, die God in dit teken en zegel wil geven:
Ik wil ook dit kind!
Ik laat niet varen, wat Mijn hand begon!
Ik denk, dat als het aantal gedoopten terug gaat lopen in ons land, de diepe betekenis weer wordt verstaan. Maar ook het diepe verschil met ouders, gezinnen, die hun kinderen niet meer voor Gods aangezicht brengen en niet meer als aangenomen kinderen van God door de wereld willen laten gaan.
Theologisch heb ik de waarde van de doop willen onderstrepen door het beeld van de bevruchting en de verwachting.
Het argument, dat ik nu, ondersteunend, toevoeg is er een van de christelijke praktijk en het christelijke getuigenis in het leven.
Ik zeg niet, dat gedoopte kinderen niet kunnen afvallen of in de fout kunnen gaan. Maar ik zeg wel, dat een maatschappij, die getekend wordt door moord en doodslag geen maatschappij is van gedoopte kinderen. Die zegen heeft ook met het verbond van God te maken, dat Hij bevestigt van kind tot kind.
De diepe tonen zijn er wat mij betreft. Maar de diepste tonen (van de godloosheid en de godverlatenheid) vinden we in de wereld van-God-los. Daarbij vergeleken zijn onze tranen om de zonde en de schuld altijd getemperd (en vrij van die wanhopige wereldse paniek) door de band, die God oprecht met ons heeft gesloten, toen Hij Zijn Naam aan de onze verbond in de heilige Doop.
gravo
Beste Gravo, met griezelig verbondsmatig bedoel ik dat jouw visie overhelt naar verbondsautomatisme.
En wanneer Miscanthus zegt dat we met Adam eigenlijk niets meer te maken hebben, vind ik dat heel tekenend.
Met diepe tonen bedoel ik de tonen van de ontdekking. Als Gods Geest ons aan onszelf ontdekt, hebben we wel degelijk met Adam te maken en dan kunnen de prachtigste verbondsbeschouwingen ons niet helpen. Dan moet Gód het doen.
En wanneer Miscanthus zegt dat we met Adam eigenlijk niets meer te maken hebben, vind ik dat heel tekenend.
Met diepe tonen bedoel ik de tonen van de ontdekking. Als Gods Geest ons aan onszelf ontdekt, hebben we wel degelijk met Adam te maken en dan kunnen de prachtigste verbondsbeschouwingen ons niet helpen. Dan moet Gód het doen.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Wat bedoel je met 'tekenend'? Dat is suggestief taalgebruik.Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
En wanneer Miscanthus zegt dat we met Adam eigenlijk niets meer te maken hebben, vind ik dat heel tekenend.
Ik baseer mijn uitspraak op; Heb 8:13 Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
Misschien bedoelde ik niet Adam, maar Mozes, merk ik nu tijdens het schrijven.....
en: Heb 9:15 ¶ En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood [daartussen] gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden.
Hier staat duidelijk "degenen die geroepen"zijn, tot geloof. Ik bepleit geen verbondsautomatisme, maar de noodzaak van geloof en bekering wordt van ons geeist door datzelfde verbond. de eis staat gelukkig niet opzichzelf, maar gaat vergezeld met Gods belofte; Nader tot God, en Hij zal tot U naderen.
[Aangepast op 7/6/05 door Miscanthus]
Ja, ik vind het tekenend voor een bepaalde manier van aankijken tegen geloof en bekering. Hiermee begeef ik me op moeilijk begaanbaar terrein, dat besef ik, maar ik mag dat toch wel hardop zeggen.Oorspronkelijk gepost door MiscanthusWat bedoel je met 'tekenend'? Dat is suggestief taalgebruik.Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
En wanneer Miscanthus zegt dat we met Adam eigenlijk niets meer te maken hebben, vind ik dat heel tekenend.
Ik baseer mijn uitspraak op; Heb 8:13 Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
Misschien bedoelde ik niet Adam, maar Mozes, merk ik nu tijdens het schrijven.....
en: Heb 9:15 ¶ En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood [daartussen] gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden.
Hier staat duidelijk "degenen die geroepen"zijn, tot geloof. Ik bepleit geen verbondsautomatisme, maar de noodzaak van geloof en bekering wordt van ons geeist door datzelfde verbond. de eis staat gelukkig niet opzichzelf, maar gaat vergezeld met Gods belofte; Nader tot God, en Hij zal tot U naderen.
[Aangepast op 7/6/05 door Miscanthus]
'Overhellen naar verbondsautomatisme' is misschien een wat ongelukkige uitdrukking. Ik bedoel ermee te zeggen, dat er toch soms nogal 'gemakkelijk' over geloof en bekering gedacht lijkt te worden; bijna of iemand het zelf kan.
[Wellicht is dit een discussie die al vele malen gevoerd is, want er schijnt volgens oudgedienden steeds over dezelfde onderwerpen gediscussieerd te worden; dat zij dan zo.]
[Aangepast op 7/6/05 door Afgewezen]
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Het gaat ook als bijna vanzelf. Als we getrokken worden door God, lopen w e Hem na. Dan buigen we ons gewillig aan Zijn voeten en erkennen Jezus als onze Heere. Redder in nood en verlosser van onze zonden. Daar kun je zelf niet van af komen. Daar moet je van verlost worden. En het komen tot Christus is een wonderlijk werk waar ik het fijne niet van weet... 1 ding weet ik, dat ik blind wasOorspronkelijk gepost door AfgewezenJa, ik vind het tekenend voor een bepaalde manier van aankijken tegen geloof en bekering. Hiermee begeef ik me op moeilijk begaanbaar terrein, dat besef ik, maar ik mag dat toch wel hardop zeggen.
'Overhellen naar verbondsautomatisme' is misschien een wat ongelukkige uitdrukking. Ik bedoel ermee te zeggen, dat er toch soms nogal 'gemakkelijk' over geloof en bekering gedacht lijkt te worden; bijna of iemand het zelf kan.
en nu zie.
over het verbondsautomatisme wil ik dit nog zeggen:
Doe uw mond wijdt open, en Ik zal hem vervullen.
Is dat een automatisme?
Nee.
Is het zeker dat mijn mond vervuld wordt als ik hem opendoe?
Ja, uit genade alleen.
Volgens mij praten we nu toch wat langs elkaar heen. Natuurlijk ontken ik niet de dingen die jij zegt. Toch blijf ik iets missen...Oorspronkelijk gepost door MiscanthusHet gaat ook als bijna vanzelf. Als we getrokken worden door God, lopen w e Hem na. Dan buigen we ons gewillig aan Zijn voeten en erkennen Jezus als onze Heere. Redder in nood en verlosser van onze zonden. Daar kun je zelf niet van af komen. Daar moet je van verlost worden. En het komen tot Christus is een wonderlijk werk waar ik het fijne niet van weet... 1 ding weet ik, dat ik blind wasOorspronkelijk gepost door AfgewezenJa, ik vind het tekenend voor een bepaalde manier van aankijken tegen geloof en bekering. Hiermee begeef ik me op moeilijk begaanbaar terrein, dat besef ik, maar ik mag dat toch wel hardop zeggen.
'Overhellen naar verbondsautomatisme' is misschien een wat ongelukkige uitdrukking. Ik bedoel ermee te zeggen, dat er toch soms nogal 'gemakkelijk' over geloof en bekering gedacht lijkt te worden; bijna of iemand het zelf kan.
en nu zie.
over het verbondsautomatisme wil ik dit nog zeggen:
Doe uw mond wijdt open, en Ik zal hem vervullen.
Is dat een automatisme?
Nee.
Is het zeker dat mijn mond vervuld wordt als ik hem opendoe?
Ja, uit genade alleen.
Maar omdat het hier gaat om zaken waar we uiterst behoedzaam mee om moeten gaan, wacht ik even of anderen reageren.
Beste Afgewezen,Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
Beste Gravo, met griezelig verbondsmatig bedoel ik dat jouw visie overhelt naar verbondsautomatisme.
En wanneer Miscanthus zegt dat we met Adam eigenlijk niets meer te maken hebben, vind ik dat heel tekenend.
Met diepe tonen bedoel ik de tonen van de ontdekking. Als Gods Geest ons aan onszelf ontdekt, hebben we wel degelijk met Adam te maken en dan kunnen de prachtigste verbondsbeschouwingen ons niet helpen. Dan moet Gód het doen.
Tegenover het vermeende overhellen van mij richting verbondsautomatisme stel ik, dat jij ook overhelt. Je gaat namelijk aan het wezenlijke van mijn zoektocht voorbij.
Als reactie op de vaak gehoorde opvatting, dat de doop geen enkele werking tot de zaligheid heeft (dat er niets met de doop in de mens gelegd wordt) zoek ik de betekenis van de doop opnieuw voor de geest te halen.
Wanneer je tegenover de betekenis van de doop de diepe tonen van de ontdekking plaatst ga je denk ik, wat de discussiepunten betreft, over de schreef. Je gaat namelijk niet in op mijn vrees, dat de doop helemaal niets meer dreigt voor te stellen, dan alleen een waarschuwing of een instructie.
Wat brengen de diepe tonen van de ontdekking nu in mindering op de doop? Niets, naar mijn mening. Iemand, die in de doop door God tot Zijn kind wordt aangenomen, wordt zeker niet gevrijwaard van de ontdekking aan zijn zonden. Het is eerder zo, dat in het licht van Gods trouw onze zonden zo scherp afsteken.
Het verschil met mijn doopbelofte (ik waak zorgvuldig om geen automatisme aan de doop te verbinden) en jouw 'diepe tonen van ontdekking' is, dat de doop een reéle en welgemeende belofte inhoudt (waarop men pleitend en niet zonder verwachting tot God gaan kan), maar dat de diepe tonen van ontdekking in zichzelf helemaal geen pleitgrond zijn om God tot barmhartigheid te bewegen.
Het 'graaf maar dieper mens en ge zult nog meer gruwelen vinden' leidt niet automatisch (!) tot bekering. zeker niet wanneer die diepe tonen op een heilsordelijke lijst van standen en gestalten met enig genoegen wordt aangevinkt als noodzakelijk te ervaren kenmerk voor het ware geloof.
De doop komt mij, vanuit bijbels licht, als een sterker en krachtiger christelijk leer-element voor (een sacrament reeds in de Oude Kerk), dan de alsmaar verder uitgesplitste diepe tonen van de ontdekking (voor zover zij althans in de gereformeerde dogmatiek van de Nadere Reformatie tot een eigen grootheid in de heilsorde zijn geworden).
Van de noodzaak van de doop ben ik, kortom, meer overtuigd, dan van de noodzaak van die diepe tonen van ontdekking, hoezeer je ze ook schijnt te missen.
Vind je het dan gek, dat ik liever de betekenis van de doop nog eens onder de aandacht breng, dan die van de diepe tonen van ontdekking, die mijns inziens ook nog eens onterecht tegenover de doop worden aangevoerd.
gravo
Beste Gravo,
Op een aantal gedeelten van je posting ga ik in het onderstaande in.
quote:
“Wanneer je tegenover de betekenis van de doop de diepe tonen van de ontdekking plaatst ga je denk ik, wat de discussiepunten betreft, over de schreef. Je gaat namelijk niet in op mijn vrees, dat de doop helemaal niets meer dreigt voor te stellen, dan alleen een waarschuwing of een instructie. “
Ik denk dat het gevaar in reformatorische kring aanwezig is, dat de doop niets voorstelt, althans in de beleving van de gemeente. Dat moet zo niet zijn. Ik heb dan op zich ook niets tegen een verbondsmatige prediking. Waar het mij om gaat is, zoals ik eerder zei, het juiste evenwicht.
quote:
”Wat brengen de diepe tonen van de ontdekking nu in mindering op de doop? Niets, naar mijn mening. Iemand, die in de doop door God tot Zijn kind wordt aangenomen, wordt zeker niet gevrijwaard van de ontdekking aan zijn zonden. Het is eerder zo, dat in het licht van Gods trouw onze zonden zo scherp afsteken.”
‘Iemand die in de doop door God tot Zijn kind wordt aangenomen, etc.’ Heeft een gedoopte geen bekering nodig? En dan bedoel ik niet de dagelijkse bekering, maar een ‘eerste’ bekering? Moeten we ervan uit gaan dat alle gedoopten van kinds af aan God vrezen of mag er ook nog iets gezegd worden over een ‘bevel tot geloof en bekering’?
quote:
”Het verschil met mijn doopbelofte (ik waak zorgvuldig om geen automatisme aan de doop te verbinden) en jouw 'diepe tonen van ontdekking' is, dat de doop een reéle en welgemeende belofte inhoudt (waarop men pleitend en niet zonder verwachting tot God gaan kan), maar dat de diepe tonen van ontdekking in zichzelf helemaal geen pleitgrond zijn om God tot barmhartigheid te bewegen.
Het 'graaf maar dieper mens en ge zult nog meer gruwelen vinden' leidt niet automatisch (!) tot bekering. zeker niet wanneer die diepe tonen op een heilsordelijke lijst van standen en gestalten met enig genoegen wordt aangevinkt als noodzakelijk te ervaren kenmerk voor het ware geloof. “
Wie zegt dat ontdekking een pleitgrond is? Ik niet, in elk geval. Maar in diegenen in wie God Zijn doopbelofte wáármaakt, gaat Hij wel ontdekkend en ontgrondend te werk. En wat bedoel je met een ‘heilsordelijke lijst van standen en gestalten’, waarop ‘met enig genoegen’ zaken worden ‘aangevinkt’?
quote:
”De doop komt mij, vanuit bijbels licht, als een sterker en krachtiger christelijk leer-element voor (een sacrament reeds in de Oude Kerk), dan de alsmaar verder uitgesplitste diepe tonen van de ontdekking (voor zover zij althans in de gereformeerde dogmatiek van de Nadere Reformatie tot een eigen grootheid in de heilsorde zijn geworden).”
Van de noodzaak van de doop ben ik, kortom, meer overtuigd, dan van de noodzaak van die diepe tonen van ontdekking, hoezeer je ze ook schijnt te missen.
Vind je het dan gek, dat ik liever de betekenis van de doop nog eens onder de aandacht breng, dan die van de diepe tonen van ontdekking, die mijns inziens ook nog eens onterecht tegenover de doop worden aangevoerd. “
De ‘diepe tonen van ontdekking’ worden door mij niet tegenover de doop aangevoerd, maar tegenover een bepaalde opvatting over de doop.
Afgewezen
Op een aantal gedeelten van je posting ga ik in het onderstaande in.
quote:
“Wanneer je tegenover de betekenis van de doop de diepe tonen van de ontdekking plaatst ga je denk ik, wat de discussiepunten betreft, over de schreef. Je gaat namelijk niet in op mijn vrees, dat de doop helemaal niets meer dreigt voor te stellen, dan alleen een waarschuwing of een instructie. “
Ik denk dat het gevaar in reformatorische kring aanwezig is, dat de doop niets voorstelt, althans in de beleving van de gemeente. Dat moet zo niet zijn. Ik heb dan op zich ook niets tegen een verbondsmatige prediking. Waar het mij om gaat is, zoals ik eerder zei, het juiste evenwicht.
quote:
”Wat brengen de diepe tonen van de ontdekking nu in mindering op de doop? Niets, naar mijn mening. Iemand, die in de doop door God tot Zijn kind wordt aangenomen, wordt zeker niet gevrijwaard van de ontdekking aan zijn zonden. Het is eerder zo, dat in het licht van Gods trouw onze zonden zo scherp afsteken.”
‘Iemand die in de doop door God tot Zijn kind wordt aangenomen, etc.’ Heeft een gedoopte geen bekering nodig? En dan bedoel ik niet de dagelijkse bekering, maar een ‘eerste’ bekering? Moeten we ervan uit gaan dat alle gedoopten van kinds af aan God vrezen of mag er ook nog iets gezegd worden over een ‘bevel tot geloof en bekering’?
quote:
”Het verschil met mijn doopbelofte (ik waak zorgvuldig om geen automatisme aan de doop te verbinden) en jouw 'diepe tonen van ontdekking' is, dat de doop een reéle en welgemeende belofte inhoudt (waarop men pleitend en niet zonder verwachting tot God gaan kan), maar dat de diepe tonen van ontdekking in zichzelf helemaal geen pleitgrond zijn om God tot barmhartigheid te bewegen.
Het 'graaf maar dieper mens en ge zult nog meer gruwelen vinden' leidt niet automatisch (!) tot bekering. zeker niet wanneer die diepe tonen op een heilsordelijke lijst van standen en gestalten met enig genoegen wordt aangevinkt als noodzakelijk te ervaren kenmerk voor het ware geloof. “
Wie zegt dat ontdekking een pleitgrond is? Ik niet, in elk geval. Maar in diegenen in wie God Zijn doopbelofte wáármaakt, gaat Hij wel ontdekkend en ontgrondend te werk. En wat bedoel je met een ‘heilsordelijke lijst van standen en gestalten’, waarop ‘met enig genoegen’ zaken worden ‘aangevinkt’?
quote:
”De doop komt mij, vanuit bijbels licht, als een sterker en krachtiger christelijk leer-element voor (een sacrament reeds in de Oude Kerk), dan de alsmaar verder uitgesplitste diepe tonen van de ontdekking (voor zover zij althans in de gereformeerde dogmatiek van de Nadere Reformatie tot een eigen grootheid in de heilsorde zijn geworden).”
Van de noodzaak van de doop ben ik, kortom, meer overtuigd, dan van de noodzaak van die diepe tonen van ontdekking, hoezeer je ze ook schijnt te missen.
Vind je het dan gek, dat ik liever de betekenis van de doop nog eens onder de aandacht breng, dan die van de diepe tonen van ontdekking, die mijns inziens ook nog eens onterecht tegenover de doop worden aangevoerd. “
De ‘diepe tonen van ontdekking’ worden door mij niet tegenover de doop aangevoerd, maar tegenover een bepaalde opvatting over de doop.
Afgewezen
Ik heb ooit een nederlandse samenvatting gemaakt van het volgende artikel:Oorspronkelijk gepost door Pim
Gravo, hoe denk je over de visie van dr. Kohlbrugge op de Doop?
Walter Kreck, Die Lehre von der Heiligung bei H.F. Kohlbrugge, München 1936 (Forschungen zur Geschichte und Lehre des Protestantismus; Achte Reihe, Band II)
Hieronder een fragment van mijn samenvatting:
K. grenst doop en heilsfeit van elkaar af. 1800 jaar geleden is het gebeurd, maar in de doop wendt Hij het aan voor ons. Maar K. ziet ook de samenhang in doop en geloof. Hij geeft het voorbeeld: God schrijft een brief over een erfdeel vóór onze geboorte, legt hem aan ons hart bij onze geboorte en bezegelt hem bij de doop. De brief wordt pas waard om door ons gelezen te worden, wanneer we in nood zijn. Zo kant K. zich ook tegen de lutheranen, die de doop gelijkstelden aan de wedergeboorte.
Dit citaat is weliswaar door een paar filters gegaan (het is Walter Krecks visie, die vervolgens door mij nog eens is vertaald en samengevat), maar het voorbeeld is denk ik wel duidelijk:
K. wil de doop betekenis geven. Het is niet niks. Het is een ge-autoriseerd (echt) erfdeel. Hij onderscheidt verschillende fasen van bekendheid en werkzaamheid van de geschonken belofte. In de brief staat alles reeds vermeld. Hij moet echter nog geadresseerd worden en van een officieel stempel worden voorzien. De brief gaat open en gaat van kracht op het moment van de weg van wedergeboorte / geloof / bekering.
Hij worstelt kennelijk met hetzelfde dilemma: in de doop wordt niet iets halfslachtigs ontvangen (geen halve belofte, geen onecht erfdeel). Maar of er ook werkelijk geërfd wordt (of de brief gelezen wordt) wordt op het moment van de doop niet bekend.
De nadruk ligt bij de theologie van K. denk ik toch meer op de paradoxale kant van het geloof. Dat we aan de ene kant helemaal niets zijn en niets hebben. Maar dat we tegelijkertijd (!) in Christus door het geloof alles zijn en ook alles hebben. Dit alles en niets sluit een langzane gestadige vooruitgang in het geestelijk leven volstrekt uit. Een reeds ontvangen hebben van het heil in de doop past dan ook niet in zijn theologie. Maar het is opvallend, dat hij in zijn radicaliteit de doop toch niet als een onbruikbaar document uit zijn theologie zuivert. Er wordt op teruggekomen!
Ik proef daarom toch wel wat overeenkomsten met mijn eigen visie. Al geef ik toe, dat ik de doop niet 'slechts' de waarde van een niet-gelezen brief geef, maar daarin verderga: de doop is voor mij een door de dopeling niet-gelezen brief, maar de inhoud is bij God én de gemeente (!) wel bekend. De onbekeerde dopelingen mogen door middel van de gemeente de inhoud dan ook vernemen en toepassen op zichzelf.
Met die wetenschap en met die persoonlijke belofte is men niet gelijk wedergeboren, zalig of in de hemel. Maar de mededeling, dat God je naam reeds samen met Zijn Naam heeft genoemd opent wel de strijd om in te gaan.
Vervolgens kunnen alle leeuwen en beren van de geloofsstrijd, de aanvechtingen en de 'diepe tonen van de ontdekking aan zonde gerechtigheid en oordeel' plaatsvinden. Dat is de worsteling tussen God en mens.
Maar de eerst vooraankondiging van die worsteling tussen God en mens is de doop: met wat daar zwart op wit staat heeft God verwachting gewekt bij de gemeente. En die spoort de dopeling aan om zich rekenschap te geven van de ernst waarmee God hem of haar al zo vroeg heeft aangesproken.
gravo