Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
Oorspronkelijk gepost door Miscanthus
Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
De doop van een kind van gelovige ouders zegt wel iets over de 'positie' van zo'n kind; hij is 'kind van God', omdat hij lid is van de gemeente, uit kracht van het verbond. Daarop heeft het geciteerde bijbelgedeelte uit Romeinen betrekking.
Maar we moeten niet verder gaan dan de Bijbel en spreken over een levensbeginsel of iets dergelijks. Dan treden we buiten de sporen van de Schrift.
Gravo spreek toch ook van de mogelijkheid van een miskraam? Dan zeg je toch ook niet dat er geen bevruchting heeft plaatsgevonden?
Onze kinderen zijn in Christus geheiligd en moeten daarvan breder onderwezen worden in het opwassen. De vergelijking van een bevruchting vind ik daarom niet vergezocht en ook niet onbijbels.
Nee, die vergelijking vind ik in de Bijbel nergens terug. En al bedoelen Gravo en jij het waarschijnlijk niet verkeerd, je gaat zo al gauw richting een opvatting dat de doop iets 'inwendig' met je doet.
[Aangepast op 4/6/05 door Afgewezen]
Ik begrijp de moeite met het beeld van de 'bevruchting'. Maar het is een poging om recht te doen aan de bijbelse gedachte van het verbond, het 'van kind tot kind'.
God roept een volk. Hij verbindt zich in Zijn recht en in Zijn barmhartigheid aan de kinds-kinderen. Abraham is niet alleen een gelovige, maar ook vader van de gelovigen, vader van de volken. Het is dus niet altijd zo particulier en zo individueel. In het NT werden hele huisgezinnen gedoopt. 'Ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen'. Wanneer het geloof strikt individueel gezien wordt, gaat zo'n opmerking over de schreef. Wie zegt dat ook mijn huis de Here zal dienen?
Maar er is een verbondslijn. God laat het geloofswerk, dat Hij deed in vader en moeder niet varen. Er is een erf van het verbond.
De vraag is nu: wat houdt dat in. Wat onderscheidt de kinderen die op dit erf geboren worden van andere kinderen. Dat is allereerst: het geloof van hun ouders, van de christelijke gemeenschap, van de gemeente.
Is er nu ook iets inwendigs in die kinderen veranderd of in die kinderen gelegd? Niet veranderd, wel gelegd. Ze geloven nu niet net zo als hun ouders. Ze zijn nu niet wedergeboren. Maar ze hebben een belofte gekregen. Zij worden gekend, zij worden bemind en zij worden verwacht. De doop staat in verbinding met de toekomstige wedergeboorte, zoals de bevruchting in verbinding staat met de toekomstige geboorte. Het is een liefdesdaad, vol hoop, vol verwachting, vol toekomst. Het is een heilige ontvangenis.
Want wie de doop van elke betekenis ontdoet, moet maar eens uitleggen waarom het een Heilige Doop wordt genoemd.
Wat er gebeurt, is dat die kinderen een aparte status krijgen in de ogen van God en de gemeente. Er wordt over hen uitgesproken, dat ze niet alleen kinderen van hun ouders zijn (dat zijn alle kinderen), maar ook kinderen van de gemeente en ook, en dat is wel heel belangrijk, kinderen van God. dat betekent, dat ze zelf niet zijn veranderd, maar dat hun betekenis en de reden van hun aanwezigheid is veranderd. Ze hebben een bestemming en een ondubbelzinnige belofte meegekregen. Daarmee is er verwachting gekweekt.
Welnu, dat is precies het begrip van bevruchting. Bevruchting is verwachting kweken. Bevruchting is in het natuurlijke 9 maanden verwachting kweken.
Gedoopte kinderen zijn dus dragers van een beginsel, een kweek, een zaad, waarvan verwacht mag worden, dat het groeit, levensvatbaar wordt (!) en uiteindelijk wordt geboren.
Voluit blijft overeind, dat niet de kinderen naar het vlees kinderen Gods zijn, maar de kinderen der beloftenis. Welnu, gedoopten: dat zijn de kinderen der beloftenis. Izaäk was het zaad van de beloftenis, omdat God hem aan Abraham had beloofd. In Izaäk zou het geloof worden doorgegeven. Zo wordt ook in de gedoopte kinderen van gelovige ouders het geloof doorgegeven.
Deze beeldspraak probeert dus recht te doen aan de hoge uitspraak, dat God hen tot Zijn kinderen heeft aangenomen. Allen zijn zij kinderen van het verbond. Allen wekken zij in de gemeente en bij God verwachting. Ze mogen zeggen, dat God Zijn hand reeds op hen gelegd heeft. dat Hij iets beloofd heeft, maar ook dat Hij iets heeft gegeven.
Het alternatief is, dat we de doop alleen zien als een teken, dat er nog iets moet gebeuren. Dan is het alleen een waarschuwing of een instructie. Het heeft dan inhoudelijk geen enkele betekenis. En dat is te mager. De doop is ook een zegel: een officiëel stempel, dat tegen ontkenning en falsificatie wordt gebruikt. Niemand kan zeggen, dat het niet echt is of dat het niet een werkelijk bestaande belofte en aanneming tot kinderen van God is.
Wat zeg ik nu in feite? Een veronderstelde wedergeboorte? Een gedoopt kind is wedergeboren tot het tegendeel blijkt?
Nee, ik noem het een pre-natale adoptie. Het kind wordt plechtig in eigendom genomen, hoewel het nog geboren moet worden. Het levensbeginsel, waar ik eerst over sprak, is het dadelijke karakter van Gods woordelijke belofte. Wat Hij zegt en belooft, doet Hij ook. Woord is Daad.
Het levensbeginsel, dat gedoopte kinderen ontvangen is de echtheid en de waarachtigheid van Gods belofte. En die echtheid, die verzekering, die bezegelde waarheid kan vervolgens uitgroeien tot een waarachtige wedergeboorte, die gepaard gaat met vertrouwen, geloof en bekering.
Het kan ook sterven. De waarheid van God, dat hij iemand tot Zijn kind heeft aangenomen, kan ook onaangesproken blijven. Het blijft weliswaar van kracht. Het blijft weliswaar zijn groeimogelijkheden behouden, maar het kan uitlopen op een miskraam. dat wil zeggen: met de natuurlijke dood, sterft ook het levensbeginsel, dat God als een bevruchting aan een gedoopt kind schenkt. Dat gebeurt, wanneer geen geloof gehecht wordt aan Gods belofte. Wanneer het wordt geminacht.
Zolang een gedoopte leeft, is echter dit eerste begin en beginsel aanspreekbaar. Er mag op worden gewezen, dat er een verzegelde belofte rust op de gedoopte. Dat dat een echte belofte is en dat juist die echtheid van die belofte de groei tot de wedergeboorte garandeert.
Het is weliswaar de oude mens, de natuurlijke geboorte, waarin het levensbeginsel wordt gelegd. Het is echter wel een goddelijke kweek, een kiem, die verwachting wekt.
Die zwangerschap mag gepredikt worden. God heeft u lief. God heeft u tot Zijn kind aangenomen. Van Gods kant is er geen belemmering. U hoeft aan de echtheid van Zijn belofte niet te twijfelen.
Daarmee mag onze werkzaamheid, onze geloofspogingen, ons bidden en onze bekeringspogingen ook gezien worden als Gods werk in ons. De doop is het bewijs, dat onze relatie met God (hoe gebrekkig en vol zonde ook) geen dwaalweg is. Elk gebed, elk verlangen naar God wordt er mee gevrijwaard van misinterpretatie. Ons verlangen naar God is dankzij de doop zeker Gods werk in ons. De doop maakt Gods werk in ons onmiskenbaar.
Wie zou het anders zijn, Die ons doet bidden, smeken, zonden belijden, geloven en komen tot Jezus? Elke wantrouwige vraag of het nu echt God wel was, die ons deed zoeken en vragen naar God, mag met een beroep op de doop worden teruggewezen.
De doop haalt de twijfel over de vraag of onze geestelijke activiteiten van God zijn of van onszelf zijn weg. Het kan niet anders of onze ontvankelijkheid, onze interesse, ons geloof en zoeken van God, komt uit God zelf voort. Hij heeft immers al een eerste begin gemaakt toen Hij ons doopte in Zijn drieënige Naam.
Ik probeer hiermee tastenderwijs te komen tot een uitweg uit de vastgelopen discussie over toeëigining van het heil, afwachten of verwachten en andere spanningen binnen de orthodoxie van dit moment. Ik houd me voor kritiek aanbevolen. Duidelijk is natuurlijk, dat ik zwaar inzet op een verbondsmatige beschouwing.
gravo