Oorspronkelijk gepost door Miscanthus
Oorspronkelijk gepost door Matthijs
Oorspronkelijk gepost door refo
Ik zou het toch maar scheiden.
Wanneer gaf God Zijn wet? Voor of na de uittocht?
Dus Ursinus hadden de Wet niet moeten noemen in het stuk der ellende? Wat eist de Wet van ons? Dat leert ons Christus in een hoofdsom.........
Ga 3:19 ¶ Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn, dien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des Middelaars.
Dachsel zegt ervan: de wet is om de verhouding tussen God en mens te reguleren voor een tijd.
Er staat duidelijk: totdat het zaad zou gekomen zijn,=Christus. Daarna moest de wet terugtreden; zie Rom 10:4 want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een ieder die gelooft.
Dwaalleraars (Judaisten) vermengden wet en evangelie en zeiden: door de wet tot het evangelie. Daartegen schrijft Paulus zijn Galatenbrief. De wet kan nooit tot zaligmakende verbrokenheid brengen, alle zaligheid en goed komt alleen tot mij via Christus. De wet wekt alleen maar meer begeerlijkheid op Rom 7:8 Ro 7:8 Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht;...
Volgens Matthew Henri is de wet ondergeschikt aan de belofte, en niet tegenovergesteld. 'Wij hebben geen behoefte meer aan de wet om ons tot Christus te leiden."
Toeleidende weg tot Christus, Heerenveen 2001, 80, 81
Gods vreemde werk
De overtuiging van zonde door de Wet, noemt Luther Gods vreemde werk. Gods gewone werk is om de ellendigen te vertroosten, de zondaars te rechtvaardigen en de vertwijfelden op te richten.
De uitdrukking is ontleend aan Jesaja 28:21: ‘Zijn werk zal vreemd zijn; en om Zijn daad te doen, Zijn daad zal vreemd zijn!'
God moet volgens Luther eerst zijn vreemde werk (opus alienum) doen, voordat Hij Zijn gewone werk (opus proprium) kan doen. Met andere woorden: God moet ons eerst vernederen door de Wet en de kennis van onze zonden, voordat Hij ons genezen en vrijspreken kan door her Evangelie.
God doodt en verootmoedigt door de Wet. Het lijkt dan alsof God het op onze ondergang gemunt heeft. Alles veroordeelt ons en klaagt ons aan. Het lijkt alsof God ons kwelt en achtervolgt met een besef van onze zonden en ons zondige bestaan. Hij vervloekt en veroordeelt ons door Zijn Wet. God brengt ons in de uiterste vertwijfeling of we ooit door deugden of verbeteringen zalig kunnen worden. Maar het doel van dit alles is onze behoudenis. Dit is echter voor de zondaar verborgen. Daarom noemt Luther dit Gods vreemde werk. God is er echter wel in, maar op een verborgen manier. Het is een hand van liefde, die de zondaar slaat en veroordeelt door de Wet. Daarom moet de Wet ook begrepen worden in her licht van her Evangelie. De Wet dient her Evangelie. Het bereidt het hart voor het geneesmiddel van het Evangelie.
'Maar Hij kan niet komen tot Zijn gewone werk, tenzij Hij een werk onderneemt dat vreemd is en tegenovergesteld aan Zichzelf zoals Jesaja 28 zegt: "Zijn werk is vrcemd opdat Hij Zijn eigen werk ral kunnen werken. 'Zijn vreemde werk is om de mensen zondaren te maken, onrechtvaardig, ellendig, dwaas, verloren. Niet dat Hij Zelf hen daadwerkclijk zodanigen maakt, maar dat de trots van de mens, ofschoon zij zodanigen zijn, hen niet zodanigen wil laten worden. Daarom gebruikt God dit werk om hen te tonen dat zij zodanigen zijn, opdat zij zo mogen worden in hun eigen ogen, wat zij in Gods ogen zijn. Wanneer God een mens begint te rechtvaardigen, verdoemt Hij hem eerst, en degene die Hij wil opbouwen vernietigt Hij, die Hij wil helen slaat Hij en die Hij levend maakt, doodt Hij. In één woord, God werkt Zijn vreemde werk, opdat Hij Zijn eigen werk mag doen.”
Dit is een typische trek in Luthers opvatting over de verborgen God. Zo werkt God, zo openbaart Hij Zich. Door te vernederen verhoogt Hij ons, door te doden maakt Hij ons levend. Dit zijn de werken, die God in ons werkt. Het doel daarvan is het leven en de heerlijkheid. Daarom kon Luther aan George Spenlein schrijven: `Gij kunt slechts in Hem, door een getrooste vertwijfeling aan uzelf en aan uw werken, de vrede vinden.'
Het vreemde handelen van God met Zijn volk, bepaalt voor een groot deel Luthers uitleg van de Schrift. Voor Maarten Luther is Christus de sleutel tot het verstaan van de Schrift. De diepste verborgenheid en her hoogste mysterie van de Schrift is, dat Christus, de Z.oon van God, mens is geworden, voor ons geleden heeft en eeuwig heersen zal. Christus is de punt in de cirkel, van waaruit de gehele cirkel getrokken is en waarop hij betrokken blijft. Christus is het middelpunt van alle geschiedenissen van de Heilige Schrift. Vanuit Christus moet alles verstaan worden. Alles moet aangelegd blijven op Christus en Zijn verlossend werk, de rechtvaardiging door her geloof. Luther wijst dan op de manier waarop Jezus de oudtestamentische personen en geschiedenissen uitlegde en op Zichzelf betrok. Jezus Zelf heeft ons in Zijn prediking geleerd, hoe wij her Oude testament moeten uitleggen.
`Wanneer Hij (Joh. 3:14) zegt: `Zoals Mozes in de woestijn de slang verhoogd heeft, zo moet des mensen Zoon verhoogd worden'. De Heere leert ons hier de juiste greep om Mozes en alle profeten uit te leggen en laat ons zien, dat Mozes met al zijn geschiedenissen en beelden op Hem duidt en doelt, namelijk, dat Christus is het punt in de cirkel, van waaruit de gehele cirkel getrokken is en waarop Hij betrokken blijft.” (………...)