Het zien op Jezus!

Plaats reactie
MS

Het zien op Jezus!

Bericht door MS »

Isaac Ambrosius zegt dat overal waar wij henen zien we aan Jezus moeten denken:

O mijne ziel! werp uwe ogen waarhenen gij wilt, en gij zult kwalijk enig ding aanschouwen, of Jezus Christus heeft de naam daarvan aangenomen.

Wat, is het dag? En aanschouwt gij de zon? Hij wordt genoemd: "De Zon der gerechtigheid". Mal. 4:2.

Of is het nacht? En aanschouwt gij de sterren? Hij wordt eene Ster genoemd: "daar zal eene Ster opgaan uit Jakob. --- Daar zal Één uit Jakob heersen". Num. 24:17, 19.

Of is het des morgens? En ziet gij de morgenster? Hij wordt genoemd: "de blinkende Morgenster". Openb. 22:16.

Is het middag? En ziet gij het heldere licht aan den hemel over de wereld? Hij wordt genoemd het Licht, "en dat waarachtige Licht, hetwelk verlicht een' iegelijk mensch komende in de wereld". Joh. 1:7, 8, 9.

Of om een weinig nader te komen: ziet op de aarde, en beschouwt de schepselen rondom u, en ziet (u) het eenvoudige schaap? Hij wordt een Schaap genoemd: "als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzoo deed Hij Zijnen mond niet open". Jes. 53:7.

Of ziet gij een lam het onnoozele schaap nablaten? Hij is genaamd een Lam: "Ziet het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt". Joh. 1:29.

Ziet gij een schaapherder? "Ik ben de goede Herder, en Ik ken de Mijnen, en wordt van de Mijnen gekend". Joh. 10:14.

Of ziet gij eene fontein, stroomen en wateren? Hij is genaamd eene Fontein: "Te dien dage zal er eene Fontein geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid". Zach. 13:1.

Of ziet gij een' boom, die goed is tot spijze, en een lust voor de ogen? Hij is genaamd: "een Boom des levens". Spr. 3:18. En "als een appelboom onder de bomen des wouds, zoo is mijn Liefste onder de zonen". Hoogl. 2:3.

Ziet gij eene roos, eene lelie, of eenige schone bloemen in uwen hof? Hij is genaamd: 'eene Roos van Saron, eene Lelie der dalen". Hoogl. 2:1.

Of om een weinig nader te komen: Staat gij in de deur? "Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan, en uitgaan, en weide vinden". Joh. 10:9.

Zijt gij doende om u op te schikken, en beziet gij uwe klederen? Hij is genaamd een Kleed: "Doet aan den Heere Jezus Christus". Rom. 13:14.

Eet gij eenige spijze en ziet aan hetgeen op uwe tafel staat? Hij is genaamd het Brood Gods; het ware Brood uit den Hemel, het Brood des levens, het levende Brood, dat uit den Hemel nedergedaald is. Joh. 6:32, 35, 51.


Zie, aldus let Christus op onze gedachten, dat waarhenen wij ook zien, wij altijd aan Christus gedenken zouden.


( . . . )


O, gebruik van Christus voor alle geloovige zielen! De Schrift is hier vol van, gelijk blijkt uit al Zijne benamingen in de Schrift. Hij is ons leven, ons licht, ons brood, ons water, onze melk, onze wijn, Zijn vleesch is waarlijk spijs, en Zijn bloed is waarlijk drank, Hij is onze Vader, onze Broeder, onze Vriend, onze Man, onze Koning, onze Priester, onze Profeet, Hij is onze rechtvaardigmaking, onze heiligmaking, onze wijsheid, onze verlossing, Hij is onze vrede, onze Middelaar, onze Voorbidder, onze verzoening, ons alles en in allen.


Uit: 'Het zien op Jezus' van Isaac Ambrosius; 17e druk, blz. 409 en 411.
MS

Bericht door MS »

Ambrosius vergelijkt hoe iemand die buiten het verbond is op alles ziet, i.t.t. iemand die in het verbond is.

Een mensch buiten het verbond zijnde, en op God ziende, is Hij een verteerend vuur;
Ziet hij op de wet, die is een vonnis der verdoemenis;
Ziet hij op de aarde, die brengt niet dan distelen voort van wege de zonde;
Ziet hij op den Hemel, de poort is gesloten;
Ziet hij op de tekenen des hemels, het vuur, de hemelsche verhevelingen, de donder, die jagen hem een schrik aan.

Maar, o mijne ziel! dit is uwe staat niet. Een mensch, die met God in het verbond is, ziet met een geheel ander oog op al deze dingen.
Ziet hij op God, hij zegt: Dit is mijn Vader;
Ziet hij op Christus: dit is mijn oudste Broeder;
Ziet hij op de Engelen: deze zijn mijne bewaarders;
Ziet hij op den hemel: dit is mijn huis;
Op de teekenen des hemels, het vuur, de hemelsche verhevelingen, den donder: deze zijn niet dan de werkingen van mijns Vaders macht;
Op de wet: de Zone Gods heeft die voor mij volbracht;
Ziet hij op den voorspoed: God heeft nog betere dingen voor mij weggelegd;
Ziet hij op tegenspoed: Jezus Christus heeft veel meer voor mij geleden dan dit is;
Ziet hij op den duivel, den dood en de hel, hij zegt met den Apostel: "Dood! Waar is uw prikkel? Hel! Waar is uwe overwinning?"

Overgenomen uit: Isaäc Ambrosius' boek "Het Zien op Jezus", 17e druk, 1999; blz. 191/192.
MS

Bericht door MS »

Isaac Ambrosius beschrijft alsof des mensen ziel 'geveild' ofwel bij opbod verkocht wordt, waarbij de bieders de satan en Christus zijn:

(Mede n.a.v. de tekst: "Ik zal haar lokken ....", enz.)
Eer Christus komt, gaat de ziel van Christus afhoereeren, hunne harten zijn door andere liefhebbers verlokt, de wereld, het vleesch en de duivel komen, en bieden de ziel deze en gene vergenoegdheden aan; maar Christus komende, handelt op eene veel krachtiger wijze met de zielen; en Hij eischt al hare vorige liefhebbers uit, alsof Hij zeide: laat hare liefhebbers hen vertroosting aanbieden, Ik zal nog meer vertroosting aanbieden; bieden zij gewin aan, Ik zal nog meer gewin bieden; beloven hare liefhebbers eer en aanzien, Ik zal haar dáárin ook overtreffen. En in der waarheid, dan heeft het Evangelie eene oprechte, volkomene en genadige werking op het hart, als dit op de aanbiedingen van het Evangelie zich overgeeft, als bevindende dat alles wat de wereld kan geven, nu is uitgeboden.
Gij weet wanneer iemand komt, en biedt zoveel voor eene zekere gelegenheid, en een ander komt hem afbieden, dat díe er mede heengaat; alzoo de wereld, de begeerlijkheid en de zonde, deze en gene vergenoegingen aanbiedende, dan komt Christus en biedt ze allen te boven, en daarop is de koop gemaakt, en Christus draagt het harte weg.

Zondaars! het kan zijn, dat gij alsnog geene van deze dingen gevoelt, maar te Zijner tijd zult gij het doen, en ondertusschen ziet gij, dat hier een woord tot dien einde is gesproken: "Ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken".


( . . . )


. . . ook heeft Hij geen gemeen en klein rantsoen willen geven voor onze zielen. Hij zag dat de ellendigheid groot was; en Zijne goedertierenheid moest veel groter zijn; Hij heeft ons willen koopen met zulk een groot rantsoen, als dat Hij ons zoude óverkopen, en Hem niemand zou overbieden op de markt onzer zielen.

O, wij stellen zulk een prijs op Gods goedertierenheid niet, die ons overschat heeft; wij willen alles niet verkoopen om Hem te koopen, maar hij heeft al wat Hij had verkocht, ja ook Zichzelven, om ons te koopen; en voorwaar, zo Hij dat niet had gedaan, zoo waren wij verloren geweest, en om onze zielen zalig te maken heeft Hij niets geacht, wat hij gedaan of geleden heeft. O goedertierenheid van Christus!


Uit: 'Het zien op Jezus' van Isaac Ambrosius; 17e druk, blz. 360 en 534/535.
Plaats reactie