Zoals ik al uitlegde, omvat de droefheid naar God meer dan zondekennis, het is ook een missen van de gemeenschap met God. Ik denk dus dat je wel mag spreken van ellendekennis. Onze ellende bestaat namelijk hieruit, dat we niet in gemeenschap met God leven, maar door onze zonden hebben we die gemeenschap verbroken en de toorn van God over ons heengehaald. Als de Heilige Geest ons van zonde overtuigt, dan gaat het inderdaad dieper dan dat we enkel zien dat we gezondigd hebben, maar dan zien we ook het kwaad van de zonde. Voor de rest ben ik het met je eens.Allereerst je verwijzing naar 2 Korinthe 7:10. Is de droefheid waarover hier gesproken wordt hetzelfde als de ellendekennis, in de zin van zondekennis? Het lijkt me dat hier over meer gesproken wordt dan ellendekennis alleen. Is bijvoorbeeld dat wat in vers 11 genoemd wordt een onderdeel van de droefenis naar God? Er wordt hier niet specifiek op zonde gewezen. Hoe jij vervolgens de zondekennis omschrijft lijkt me iets wat zeker in het leven van een Christen aanwezig hoort te zijn. Hoewel ik een deel van deze kennis na de bekering denk te zien. In ieder geval een verdieping hiervan, zodat je het ook gaat herkennen.
De droefheid naar God zoals die in 2 Kor. 7:10 wordt gebruikt, wordt inderdaad betrokken op de gelovigen. Maar al met al denk ik zeker dat de Heilige Geest plaats gaat maken voor de Zaligmaker in ons hart, en dat Hij ons laat zien wat voor zondaren wij zijn als we op het kruis van Christus zien, daar zien we de gruwelijke zwaarte van de straf en het gericht van God. Maar daar begint het niet. De Heilige Geest overtuigt ons van zonde door de wet, door de wet wordt zonde pas echt zonde.Verder wil ik toch vragen: Is de ellendekennis die jij omschrijft niet al voortgekomen uit de kennis van Christus. Je ziet al dat er buiten Hem niemand is die redding kan geven, je verlangt al bij Hem te zijn. Dat lijken mij zaken die er niet kunnen zijn zonder dat je Hem kent. En weer een verwijzing naar Handelingen 2: Hier lijkt het zwaartepunt van de menselijke zonde bij het doden van Christus te liggen. In die zin kun je zeggen dat ellendekennis, die in verband staat met bekering, bij het kruis geboren wordt. Het komt voort uit het zien op Christus. En dan nog is mijn vraag kan een zondaar die door God is overtuigd van zonde (Johannes 16) toch in zijn zonde blijven? Kan er zo’n schuldkennis zijn dat je geen heil meer ziet in de wet, en waarbij je heel goed weet dat de kruisiging van Christus de grootste zonde is en dat er in je geen goed woont, leiden tot bijvoorbeeld zelfmoord zoals bij Judas? Zijn de overige kenmerken die jij en ik noemen wel onderdeel van de kennis van zonde?
Samengevat: Dat er tussen de droefheid naar Christus en naar de wereld verschil is zijn we het over eens. Mijn vraag is of deze verschillen werkelijk in de ellendekennis zitten en niet in iets anders waarover men bedroefd is.
Kan een zondaar die door God is overtuigd van zonde toch in zijn zonde blijven? Ja, want er is onderscheid tussen algemene en zaligmakende overtuiging van Gods Geest. Er is droefheid naar God en droefheid naar de wereld. De zondekennis die niet leidt tot een vluchten tot Christus kunnen we zien bij Farao, Saul en Judas. De zondekennis die daar wel toe leidt, zien we bij de stokbewaarder, de 3000 op de Pinksterdag die overtuigd werden van hun brute vijandschap en ongeloof, deze kwamen erachter dat ze hun Verlosser (van de vloek der wet) hadden verworpen en natuurlijk Saulus.
Je vraagt ten slotte waarin het verschil tussen droefheid naar God en naar de wereld zit. Zitten deze in de ellendekennis of in iets anders? Het verschil zit in de werking van Gods Geest. We lezen van een wederstaan van de Heilige Geest in Handelingen 7, maar we lezen ook van een onwederstandelijk werken van Gods Geest, waarbij Hij de geestelijkheid van Gods Wet laat zien en de armoede, waarbij er ook een liefde tot God wordt gewerkt, een honger en dorst om weer in het reine met God gebracht te worden. Ik hoop dat ik het zo enigszins goed heb verwoord wat je wilde weten?
Dit vraag ik me af. In Johannes 16 wordt het ongeloof als reden gegeven van de overtuiging van zonde. Zonder de kennis van de wet kan er ware overtuiging van de onmogelijkheid in ons zelf zijn (dit is volgens mij wat Paulus ook betoogt in de eerste hoofdstukken van Romeinen). Het gebruik van de wet is niet vrijblijvend, maar we hoeven niet hierop te wachten voor het Evangelie zich in Zijn volle omvang kan aandienen. Juist omdat in dit Evangelie de zondekennis kan ontstaan “Christus die gij gekruisigd hebtâ€