Anker schreef:Wat ik bij Brakel én bij Smytegelt lees is een duidelijke uitleg van het formulier. Wellicht een gevolg van het punt wat Lodestein maakte.
Dat is denk ik ook zeker het geval. De nadere reformatie legde de vinger bij de oppervlakkige leefwijze van de kerkmens in het algemeen. Het ging om leer én leven. Het leven naar de leer der reformatie kan in wezen niet zonder wedergeboorte. Reeds bij Beza wordt die gedachte theologisch in verband gebracht met het verbond, wat ook leidde tot de controverse met Arminius die daaruit meende te moeten concluderen dat de gereformeerde leer kleine kinderen, hoewel gedoopt, DUS zonder zichtbaar geloof voor verworpen gehouden moesten worden. Gomarus noemde dit een hatelijke voorstelling van de leer. Toch is men later deze 'hatelijke voorstelling' als consequentie gaan aanvaarden in de theologie!
Ook in dit topic zie ik het weer gebeuren: sommigen stellen de latere lijn als norm. Als dat theologisch onderbouwd is, prima, maar als het historisch wordt onderbouwd met argumenten ontleend aan de reformatie dan klopt het niet. Wat mij intrigeert is waarom men enerzijds wel de historie als valide argumentatie wil aandragen (Lodenstein, Smytegelt, Kersten, Steenblok) maar niet als het gaat om bijv. Calvijn, De Bres, Bullinger en vele andere nog vroegere reformatoren. Om over de oude kerkvaders als Augustinus maar niet te spreken.
Ik denk dat we gewoon eerlijk moeten blijven. Concreet: Ds. Driessen zit meer op de oudere Calvinistische lijn en ds. Verschuure op de latere Nederlandse(!) 18e eeuwse lijn (of nog verder doorgetrokken lijn?).
Historische argumenten tellen echter niet in de theologie. Wel kun je leren van de historie. Welke argumenten werden er vroeger aangedragen en waarom bestreed Calvijn een visie die later door een deel(!) van de Nadere Reformatoren voorzichtig werd nagevolgd? Met dat laatste bedoel ik dat de visie van vooral deverder uitgewerkte visie van de 20e eeuwse dr. Steenblok letterlijk in mijn aangehaalde citaat wordt betreden door Calvijn voor wat betreft de verbondsbeloften.