Uit het weekblad De Waarheidsvriend (Geref. Bond) Gepubliceerd op: 26 januari 1950 van ds. J.J. Timmer:
Schuilt er ook gevaar in het oprichten van Evangelisaties?
Ik zou willen beginnen met het stellen van deze vraag : Hoe denken de mensen in onze evangelisaties over de kerk ?
Het kerkelijk besef is in sommige evangelisatiekringen wel heel ver te zoeken !
Er zijn streken in ons vaderland waar ''t gewoonte geworden is dat iemand, die onder de dienst des Woords in het hart is gegrepen, nooit meer in de kerk komt.
Zo iemand moet in het conventikel worden opgenomen.
Dat is al een heel scheve voorstelling van de waarheid.
Ik kan het mij indenken, dat men er dan geheel gemakkelijk toe komt om te zeggen, dat men zich over dat instituut van de dienst des Woords,
hetwelk wij Hervormde Kerk noemen, maar weinig behoeft te bekommeren.
Men vergeet echter, dat een zondaar maar niet als een eenling wordt gered.
Hij is een rank van de hemelse wijnstok. Hij is een lid van het lichaam van Christus.
Hij wordt daarom geroepen om in het midden van de gemeente de deugden Gods te verkondigen ;
de deugden desgenen, die hem riep uit de duisternis tot het wonderbare licht, en in de uitnemende kennis van Christus voortgeleid te worden.
En daarom heeft niet elk kind van God apart te belijden, maar hebben ze samen een belijdenis, die hen aan elkander bindt.
Overal, waar mensen werden bekeerd onder de dienst des Woords, werden door Paulus gemeenten gesticht. Er werden ouderlingen en diakenen verkozen.
Niet ieder mocht het Woord bedienen ; niet ieder kon als ouderling of diaken optreden, maar alleen degenen, die wettig van Gods gemeente en mitsdien van God zelf daartoe geroepen waren.
Ge zult dus beseffen, dat het maar niet een particulier liefhebberijtje van dezen of genen mag wezen om maar eens „sprekers" te laten optreden.
Er moet gevraagd worden of het woord, dat in de Hervormde Kerk gepredikt wordt, al of niet overeenkomstig de belijdenis is.
Evangeliseren tegenover degenen, die staan op de bodem van Schrift en Belijdenis, is verkeerd en moet ten strengste worden afgekeurd.
Maar we nemen nu het geval, dat evangeliseren door de nood gewettigd is. In de kerk wordt niet gepreekt naar Schrift en Belijdenis.
Dan hebben de stichters van zulk een evangelisatie te beseffen, dat dat evangelisatiewerk toch maar een noodmaatregel is en een tijdelijk karakter moet dragen. Men moet naar de kerk terug.
Nu dreigt er weer een gevaar.
Namen noem ik niet, noch van de plaats, noch van de bestuursleden. Maar ik ken een geval, waarin de terugkeer tot de kerk alleen mogelijk werd geacht van de zijde der evangelisatie,
als bestuurslid X dan ook ouderling zou worden. Omdat X echter niet de gewenste man bleek te zijn bij de kerkeraad, bleef de evangelisatie bestaan.
Zie, lezers, zó moet het niet. Daar hebben we het gevaar, dat die bestuursleden van de evangelisatie zich als kerkeraadsleden gaan gevoelen.
Men voelt zich zó thuis in zijn evangelisatie, dat het de vraag is, of het wel waar is, dat men zich schuldig gevoelt zich bij de kerk te voegen.
Maar nu zijn we er nóg niet.
We beginnen nu sprekers uit te nodigen, Er worden verschillende predikanten aangeschreven. Eerst komt die bekende ds. X, die zoveel beroepen krijgt. Ja, dat was „een goeie waarheid".
De daarop volgende week komt ds. B. Dat was wat minder goed bevallen. Dat bestuurslid, hetwelk de predikanten aanschrijft, krijgt een tip : Die moet je maar niet meer vragen !"
Dan volgt ds. Y, maar zoals ds. X het deed, had men het nog nooit gehoord. Die moest men toch wéer eens zien te krijgen.
Niet altijd gelukt het om predikanten te krijgen ; tenminste om de „besten" te krijgen, gaat heel moeilijk.
Dan maar een godsdienstonderwijzer !
Onder deze categorie van mensen worden flinke mensen gevonden, maar er zijn er ook onder, die ik met vreze hoe langer hoe verder zie gaan op dat pad,
waarop men wil nog gereformeerder zijn dan Calvijn.
Zo hoorde ik kortgeleden een jong godsdienstonderwijzer (er zijn predikanten, die het ook doen) in een evangelisatie gezegd had in zijn preek
„dat de mensen maar eens onbekeerd mochten worden. Die het vatten kan, vatte het".
Wat is het droevig, als jonge mensen zó beginnen te preken, Gods Woord zegt op menige bladzijde : Bekeert u.
Maar dat is nu niet rechtzinnig genoeg meer, maar nu wil men het nog eens even veel dierbaarder zeggen.
De bedoeling, die achter deze gedachte ligt, is mij niet vreemd. Daar schuilt een kern van waarheid achter, maar toch weet ik voor dergelijk gedoe geen woorden te vinden.
Weet ge, wat meestal het eind van het lied is ?
Vandaag of morgen komt er een vrije oefenaar en hij maakt van het hele zaakje een vrije, oud-gereformeerde gemeente, en zo gaat ook die groep van mensen weer uit onze aloude Hervormde Kerk.
Voor deze gevaren, die ik in dit artikel heb genoemd, mogen we niet blind zijn. Men biedt in vele kringen tegen elkander op in rechtzinnigheid, en men is er blind voor, dat het leidt tot verscheuring van het lichaam van Christus.
Laten de ogen van allen, van bestuursleden van evangelisaties, van bedienaren des Woords en godsdienstonderwijzers, toch open zijn voor de gevaren, die ik even meende te moeten tekenen.
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
SecorDabar schreef:Uit het weekblad De Waarheidsvriend (Geref. Bond) Gepubliceerd op: 26 januari 1950 van ds. J.J. Timmer:
Schuilt er ook gevaar in het oprichten van Evangelisaties?
Ik zou willen beginnen met het stellen van deze vraag : Hoe denken de mensen in onze evangelisaties over de kerk ?
Het kerkelijk besef is in sommige evangelisatiekringen wel heel ver te zoeken !
Er zijn streken in ons vaderland waar ''t gewoonte geworden is dat iemand, die onder de dienst des Woords in het hart is gegrepen, nooit meer in de kerk komt.
Zo iemand moet in het conventikel worden opgenomen.
Dat is al een heel scheve voorstelling van de waarheid.
Ik kan het mij indenken, dat men er dan geheel gemakkelijk toe komt om te zeggen, dat men zich over dat instituut van de dienst des Woords,
hetwelk wij Hervormde Kerk noemen, maar weinig behoeft te bekommeren.
Men vergeet echter, dat een zondaar maar niet als een eenling wordt gered.
Hij is een rank van de hemelse wijnstok. Hij is een lid van het lichaam van Christus.
Hij wordt daarom geroepen om in het midden van de gemeente de deugden Gods te verkondigen ;
de deugden desgenen, die hem riep uit de duisternis tot het wonderbare licht, en in de uitnemende kennis van Christus voortgeleid te worden.
En daarom heeft niet elk kind van God apart te belijden, maar hebben ze samen een belijdenis, die hen aan elkander bindt.
Overal, waar mensen werden bekeerd onder de dienst des Woords, werden door Paulus gemeenten gesticht. Er werden ouderlingen en diakenen verkozen.
Niet ieder mocht het Woord bedienen ; niet ieder kon als ouderling of diaken optreden, maar alleen degenen, die wettig van Gods gemeente en mitsdien van God zelf daartoe geroepen waren.
Ge zult dus beseffen, dat het maar niet een particulier liefhebberijtje van dezen of genen mag wezen om maar eens „sprekers" te laten optreden.
Er moet gevraagd worden of het woord, dat in de Hervormde Kerk gepredikt wordt, al of niet overeenkomstig de belijdenis is.
Evangeliseren tegenover degenen, die staan op de bodem van Schrift en Belijdenis, is verkeerd en moet ten strengste worden afgekeurd.
Maar we nemen nu het geval, dat evangeliseren door de nood gewettigd is. In de kerk wordt niet gepreekt naar Schrift en Belijdenis.
Dan hebben de stichters van zulk een evangelisatie te beseffen, dat dat evangelisatiewerk toch maar een noodmaatregel is en een tijdelijk karakter moet dragen. Men moet naar de kerk terug.
Nu dreigt er weer een gevaar.
Namen noem ik niet, noch van de plaats, noch van de bestuursleden. Maar ik ken een geval, waarin de terugkeer tot de kerk alleen mogelijk werd geacht van de zijde der evangelisatie,
als bestuurslid X dan ook ouderling zou worden. Omdat X echter niet de gewenste man bleek te zijn bij de kerkeraad, bleef de evangelisatie bestaan.
Zie, lezers, zó moet het niet. Daar hebben we het gevaar, dat die bestuursleden van de evangelisatie zich als kerkeraadsleden gaan gevoelen.
Men voelt zich zó thuis in zijn evangelisatie, dat het de vraag is, of het wel waar is, dat men zich schuldig gevoelt zich bij de kerk te voegen.
Maar nu zijn we er nóg niet.
We beginnen nu sprekers uit te nodigen, Er worden verschillende predikanten aangeschreven. Eerst komt die bekende ds. X, die zoveel beroepen krijgt. Ja, dat was „een goeie waarheid".
De daarop volgende week komt ds. B. Dat was wat minder goed bevallen. Dat bestuurslid, hetwelk de predikanten aanschrijft, krijgt een tip : Die moet je maar niet meer vragen !"
Dan volgt ds. Y, maar zoals ds. X het deed, had men het nog nooit gehoord. Die moest men toch wéer eens zien te krijgen.
Niet altijd gelukt het om predikanten te krijgen ; tenminste om de „besten" te krijgen, gaat heel moeilijk.
Dan maar een godsdienstonderwijzer !
Onder deze categorie van mensen worden flinke mensen gevonden, maar er zijn er ook onder, die ik met vreze hoe langer hoe verder zie gaan op dat pad,
waarop men wil nog gereformeerder zijn dan Calvijn.
Zo hoorde ik kortgeleden een jong godsdienstonderwijzer (er zijn predikanten, die het ook doen) in een evangelisatie gezegd had in zijn preek
„dat de mensen maar eens onbekeerd mochten worden. Die het vatten kan, vatte het".
Wat is het droevig, als jonge mensen zó beginnen te preken, Gods Woord zegt op menige bladzijde : Bekeert u.
Maar dat is nu niet rechtzinnig genoeg meer, maar nu wil men het nog eens even veel dierbaarder zeggen.
De bedoeling, die achter deze gedachte ligt, is mij niet vreemd. Daar schuilt een kern van waarheid achter, maar toch weet ik voor dergelijk gedoe geen woorden te vinden.
Weet ge, wat meestal het eind van het lied is ?
Vandaag of morgen komt er een vrije oefenaar en hij maakt van het hele zaakje een vrije, oud-gereformeerde gemeente, en zo gaat ook die groep van mensen weer uit onze aloude Hervormde Kerk.
Voor deze gevaren, die ik in dit artikel heb genoemd, mogen we niet blind zijn. Men biedt in vele kringen tegen elkander op in rechtzinnigheid, en men is er blind voor, dat het leidt tot verscheuring van het lichaam van Christus.
Laten de ogen van allen, van bestuursleden van evangelisaties, van bedienaren des Woords en godsdienstonderwijzers, toch open zijn voor de gevaren, die ik even meende te moeten tekenen.
Toch zijn er zo evangelisaties opgericht, uit ware nood.
Ik weet niet of men er goed aan doet zich tegen gemoedsbezwaarden te keren, met een
beroep op een eenheid van een kerkverband. Want zonder wachters en wakers zijn
duizenden kerken weggezonken. Ik acht het een zegen als er nog een bestraffende man
in de poort is, die opmerkt.
Ik ben vroeger ook wel met mijn ouders meegeweest naar zgn. Evangelisatie-diensten.
Meestal in een klaslokaal, een groot herenhuis, zaaltje helemaal achteraf.
Ik meen dat deze diensten er waren, omdat er toen veel meer mensen waren die tegen zondagsrijden waren en er was niet altijd een kerk op loopafstand.
Dus voor de bezwaarde thuislezers/luisteraars, die wel eens een "kerkdienst" wilden bijwonen.
Deze avonden waren meestal goed bezet.
En niet altijd stond er een dominee achter het katheder, maar ook een godsdienstleraar.
Kerkenraad was er niet, wel een bestuur.
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
-DIA- schreef:Toch zijn er zo evangelisaties opgericht, uit ware nood.
Ik weet niet of men er goed aan doet zich tegen gemoedsbezwaarden te keren, met een
beroep op een eenheid van een kerkverband. Want zonder wachters en wakers zijn
duizenden kerken weggezonken. Ik acht het een zegen als er nog een bestraffende man
in de poort is, die opmerkt.
In het artikel gebeuren drie dingen: er wordt een situatiebeschrijving gegeven, er wordt inhoudelijk kritiek geleverd op de gang van zaken in evangelisaties en er wordt een beroep gedaan op de eenheid van het kerkverband. De schrijver van het artikel ziet deze gemoedsbezwaarden niet als een zuiver positieve zaak. Hij vindt juist dat zij om de verkeerde redenen bezwaard zijn en ziet dat als een gevaar. Volgens het artikel zijn evangelisaties dus niet opgericht uit ware nood, hooguit uit een valse..
-DIA- schreef:Toch zijn er zo evangelisaties opgericht, uit ware nood.
Ik weet niet of men er goed aan doet zich tegen gemoedsbezwaarden te keren, met een
beroep op een eenheid van een kerkverband. Want zonder wachters en wakers zijn
duizenden kerken weggezonken. Ik acht het een zegen als er nog een bestraffende man
in de poort is, die opmerkt.
In het artikel gebeuren drie dingen: er wordt een situatiebeschrijving gegeven, er wordt inhoudelijk kritiek geleverd op de gang van zaken in evangelisaties en er wordt een beroep gedaan op de eenheid van het kerkverband. De schrijver van het artikel ziet deze gemoedsbezwaarden niet als een zuiver positieve zaak. Hij vindt juist dat zij om de verkeerde redenen bezwaard zijn en ziet dat als een gevaar. Volgens het artikel zijn evangelisaties dus niet opgericht uit ware nood, hooguit uit een valse..
Ik had het over andere evangelisaties en groepen: Die wèl uit de nood geboren zijn.
Denk bv. aan het ontstaan van de Gereformeerde Gemeente in Hoogeveen.
De Christelijke Gereformeerde Kerk aldaar wenste op een gegeven moment geen
voorgangers meer op de kansel uit de rechterflank. Dat leidde uiteraard tot verontrusting
bij een deel van die gemeente. Wat deed men? Een noodsprong, die kerkelijk gezien
niet helemaal paste, maar naar het geweten van degenen die dat deden volstrekt legaal
was.
Men belegde diensten als tijdredes, GBS diensten, enz. Daar kom men, buiten de
reguliere kerk om nog predikanten uitnodigen die spraken naar het hart van Jeruzalem.
Is dit in zo'n geval rebellie van de 'verontrusten'? Of is er sprake van schuld van de
kerk? Als men een groep verontrusten negeert? Uiteindelijk was het blijven houden van
Tijdredes etc. natuurlijk geen oplossing, en zocht men contact met de Gereformeerde
Gemeenten voor een meer ordelijk kerkelijk samenkomen.
-DIA- schreef:Toch zijn er zo evangelisaties opgericht, uit ware nood.
Ik weet niet of men er goed aan doet zich tegen gemoedsbezwaarden te keren, met een
beroep op een eenheid van een kerkverband. Want zonder wachters en wakers zijn
duizenden kerken weggezonken. Ik acht het een zegen als er nog een bestraffende man
in de poort is, die opmerkt.
In het artikel gebeuren drie dingen: er wordt een situatiebeschrijving gegeven, er wordt inhoudelijk kritiek geleverd op de gang van zaken in evangelisaties en er wordt een beroep gedaan op de eenheid van het kerkverband. De schrijver van het artikel ziet deze gemoedsbezwaarden niet als een zuiver positieve zaak. Hij vindt juist dat zij om de verkeerde redenen bezwaard zijn en ziet dat als een gevaar. Volgens het artikel zijn evangelisaties dus niet opgericht uit ware nood, hooguit uit een valse..
Ik had het over andere evangelisaties en groepen: Die wèl uit de nood geboren zijn.
Denk bv. aan het ontstaan van de Gereformeerde Gemeente in Hoogeveen.
De Christelijke Gereformeerde Kerk aldaar wenste op een gegeven moment geen
voorgangers meer op de kansel uit de rechterflank. Dat leidde uiteraard tot verontrusting
bij een deel van die gemeente. Wat deed men? Een noodsprong, die kerkelijk gezien
niet helemaal paste, maar naar het geweten van degenen die dat deden volstrekt legaal
was.
Men belegde diensten als tijdredes, GBS diensten, enz. Daar kom men, buiten de
reguliere kerk om nog predikanten uitnodigen die spraken naar het hart van Jeruzalem.
Is dit in zo'n geval rebellie van de 'verontrusten'? Of is er sprake van schuld van de
kerk? Als men een groep verontrusten negeert? Uiteindelijk was het blijven houden van
Tijdredes etc. natuurlijk geen oplossing, en zocht men contact met de Gereformeerde
Gemeenten voor een meer ordelijk kerkelijk samenkomen.
Op die situatie 'past' dit artikel dus niet - even afgezien van de inhoudelijke kant van de zaak.
Naar aanleiding van het RD-artikel van 23-5-2013 over het boek ”Licht en schaduw van het Urker kerkelijk leven”, van ds. J. Brons,
kunnen we onder andere lezen de groeiende tegenstelling tussen een geordend kerkelijk leven en het conventikelleven (georganiseerd in de oprichting van vrije gemeenten):
Ds. Nentjes riep de Urkers in de 19e eeuw van het conventikel terug naar de kerk, waardoor de vrijheid van het gezelschap werd ingeperkt door een gestructureerd kerkelijk leven.
Ds. Du Marchie van Voorthuysen bracht het kerkelijk leven terug tot het conventikel. Het kerkelijk leven was voor hem een gestructureerde vorm van het gezelschap.”
Vanuit zijn innerlijke overtuiging achtte ds. Du Marchie van Voorthuysen zich verheven boven kerkelijke richtlijnen.
Al het andere moest wijken voor datgene wat hij meende dat God van hem vroeg.
Dat is wel heel subjectief. Hij vond het kerkelijk leven een beklemming voor het geestelijke leven.
Een kerk was hooguit een gemeenschap van toehoorders, vond hij.”
De oud-Gereformeerde J.M. Vermeulen gaf een reactie op het boek van ds. J. Brons:
Het is bekend dat ds. Du Marchie van Voorthuysen regelmatig in gezelschapskringen voorging.
„Hij had een warm hart voor mensen die in hun eigen kerk geen geestelijk voedsel vonden en op zondag de oudvaders lazen.
Wat is daar mis mee?
Dat deden ook ds. J. H. Koster, die hem gevormd heeft, en meer dergelijke predikanten.”
De oorzaak van de kerkelijke verdeeldheid in Urk ligt volgens Vermeulen ook bij de Urker bevolking, die blijkbaar weinig kerkelijke binding heeft.
„Een bekend kerkenraadslid zei een keer tegen me: „De naam van de kerk maakt ons niets uit. Het is net als met een bus,
waar boven de voorruit ook elke keer een andere naam of bestemming staat.
Dat geeft helemaal niets, als de bus maar rijdt.””
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Uit: De Waarheidsvriend (Gereformeerde Bond), Gepubliceerd op: 13 mei 1954, door Ds. L. Vroegindeweij:
Richtingevangelisaties
En nu de kwestie van de evangelisatie. Als we van het gebruikte woord mogen uit gaan, zijn dit instellingen, die bedoelen het evangelie te verkondigen, waar het in de Kerk niet is.
Mag er zo''n evangelisatie in een gemeente zijn, opgericht door lieden van de Hervormde Kerk, terwijl daar ter plaatse een kerkeraad is, die de zorg heeft, voor de rechte evangelieverkondiging.
Neen, zij mag er niet zijn. De kerkeraad kan dat niet dulden. Maar als nu de kerkeraad wel geroepen is voor de rechte prediking des Woords zorg te dragen, maar hij doet het niet ? Dan moet er een evangelisatie komen. Een gemeente mag niet verstoken blijven van de rechte prediking.
Dus wie mag evangeliseren ? Die leden der Kerk, die niets anders op het oog hebben, dan de verkondiging van het evangelie in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en in gemeenschap met de Belijdenis. Natuurlijk moet deze evangelisatie zo spoedig mogelijk verdwijnen. Want richtingen en evangelisaties kunnen in de kerk niet geduld worden. De apostel Paulus schrijft in 1 Cor. 1 : 10 : , , Maar ik bid u broeders, door de naam van onze Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in eenzelfde zin en in eenzelfde gevoelen".
Daar mag in een kerk geen dubbelzinnigheid in de prediking zijn en daar mag geen tweeërlei prediking zijn. Geen enkele ambtsdrager mag ze dulden. En als hem de middelen ontbreken om de afwijkende prediking te weren, dan mag en moet hij er zijn stem tegen verheffen. Maar wat is het geval ? De allermeeste voorgangers in de Hervormde Kerk nemen de afwijkingen in de prediking niet ernstig. Zij schijnen vaak niet eens onderscheid te horen tussen dwaling en waarheid. En dan komt men zover, dat men niet alleen aan de trouwe zonen der Kerk het noodrecht der evangelisatie toekent, maar evenzeer aan de vrijzinnige Arianen of de middenorthodoxe Arminianen. Het recht van evangelisatie kent men dan toe aan de mensen, niet aan het Evangelie. Meent de Protestantenbond, dat er in de middenorthodoxe gemeente geëvangeliseerd moet worden, dan wordt dat tegenwoordig goed gevonden of tenminste even goed of even slecht als wanneer een groep gereformeerde mannen een evangelisatie opricht in een vrijzinnige gemeente. Dat komt, doordat men in onze Kerk altijd nog aan de mensen rechten toekent, doch niet vraagt naar het recht van de Koning der Kerk en Zijn Woord.
Ieder moet toch voelen, dat alles anders wordt. Als de Kerk gezien wordt, zoals de Kerk ook waarlijk is, als een ruimte, waarbinnen alleen maar de rechte prediking, die zeer nauwkeurig begrensd is in de Belijdenis der Kerk, haar plaats heeft.
Zou het dan niet mogelijk zijn, dat er evangelisaties worden opgericht uit misverstand ? Dat is zeker mogelijk. Dan moeten ook de ambtsdragers der kerk, die in waarheid aan Schrift en Belijdenis ondubbelzinnig graag gebonden willen wezen, uit grote achting voor 'Gods Woord en uit innerlijke verlichting door de Heilige Geest, dat misverstand aan de dag weten te brengen.
Dat kan door middel van het gesprek. Doch dan zal dat gesprek anders gevoerd moeten worden dan tot nu toe. Dan zal het eerlijker gevoerd moeten worden. Laat de uitverkiezingbestrijder eerlijk zeggen : ik wil dat hart der Kerk niet mee belijden, ik belijd de vrije wil.
Laat de Arminiaan eerijk zeggen, waarom hij de gereformeerde prediking niet wil. Men spreekt altijd maar over andere accenten of over een blij der evangelie, maar men verbergt zijn afkeer van het evangelie van Jezus Christus, zoals het in waarheid is, en waarin de mens tot op niets teruggebracht wordt, achter voorwendsels. Of men stemt alles toe, zoals de vrijzinnigen soms schijnen te doen en gaat rustig voort met zijn dwalingen te verkondigen.
Conclusie : Een richtingevangelisatie mag onder geen enkele voorwaarde ergens verschijnen. Een evangelisatie die noodgedwongen er komen moet, omdat de aanwezige ambtsdragers de zorg voor de rechte verkondiging verwaarlozen kan niet anders dan verschijnen, maar moet zo spoedig mogelijk verdwijnen, doordat de kerk in haar geheel voor de waarheid Gods daar ter plaatse zich inzet.
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
SecorDabar schreef:Uit: De Waarheidsvriend (Gereformeerde Bond), Gepubliceerd op: 13 mei 1954, door Ds. L. Vroegindeweij:
Richtingevangelisaties
En nu de kwestie van de evangelisatie. Als we van het gebruikte woord mogen uit gaan, zijn dit instellingen, die bedoelen het evangelie te verkondigen, waar het in de Kerk niet is.
Mag er zo''n evangelisatie in een gemeente zijn, opgericht door lieden van de Hervormde Kerk, terwijl daar ter plaatse een kerkeraad is, die de zorg heeft, voor de rechte evangelieverkondiging.
Neen, zij mag er niet zijn. De kerkeraad kan dat niet dulden. Maar als nu de kerkeraad wel geroepen is voor de rechte prediking des Woords zorg te dragen, maar hij doet het niet ? Dan moet er een evangelisatie komen. Een gemeente mag niet verstoken blijven van de rechte prediking.
Dus wie mag evangeliseren ? Die leden der Kerk, die niets anders op het oog hebben, dan de verkondiging van het evangelie in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en in gemeenschap met de Belijdenis. Natuurlijk moet deze evangelisatie zo spoedig mogelijk verdwijnen. Want richtingen en evangelisaties kunnen in de kerk niet geduld worden. De apostel Paulus schrijft in 1 Cor. 1 : 10 : , , Maar ik bid u broeders, door de naam van onze Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in eenzelfde zin en in eenzelfde gevoelen".
Daar mag in een kerk geen dubbelzinnigheid in de prediking zijn en daar mag geen tweeërlei prediking zijn. Geen enkele ambtsdrager mag ze dulden. En als hem de middelen ontbreken om de afwijkende prediking te weren, dan mag en moet hij er zijn stem tegen verheffen. Maar wat is het geval ? De allermeeste voorgangers in de Hervormde Kerk nemen de afwijkingen in de prediking niet ernstig. Zij schijnen vaak niet eens onderscheid te horen tussen dwaling en waarheid. En dan komt men zover, dat men niet alleen aan de trouwe zonen der Kerk het noodrecht der evangelisatie toekent, maar evenzeer aan de vrijzinnige Arianen of de middenorthodoxe Arminianen. Het recht van evangelisatie kent men dan toe aan de mensen, niet aan het Evangelie. Meent de Protestantenbond, dat er in de middenorthodoxe gemeente geëvangeliseerd moet worden, dan wordt dat tegenwoordig goed gevonden of tenminste even goed of even slecht als wanneer een groep gereformeerde mannen een evangelisatie opricht in een vrijzinnige gemeente. Dat komt, doordat men in onze Kerk altijd nog aan de mensen rechten toekent, doch niet vraagt naar het recht van de Koning der Kerk en Zijn Woord.
Ieder moet toch voelen, dat alles anders wordt. Als de Kerk gezien wordt, zoals de Kerk ook waarlijk is, als een ruimte, waarbinnen alleen maar de rechte prediking, die zeer nauwkeurig begrensd is in de Belijdenis der Kerk, haar plaats heeft.
Zou het dan niet mogelijk zijn, dat er evangelisaties worden opgericht uit misverstand ? Dat is zeker mogelijk. Dan moeten ook de ambtsdragers der kerk, die in waarheid aan Schrift en Belijdenis ondubbelzinnig graag gebonden willen wezen, uit grote achting voor 'Gods Woord en uit innerlijke verlichting door de Heilige Geest, dat misverstand aan de dag weten te brengen.
Dat kan door middel van het gesprek. Doch dan zal dat gesprek anders gevoerd moeten worden dan tot nu toe. Dan zal het eerlijker gevoerd moeten worden. Laat de uitverkiezingbestrijder eerlijk zeggen : ik wil dat hart der Kerk niet mee belijden, ik belijd de vrije wil.
Laat de Arminiaan eerijk zeggen, waarom hij de gereformeerde prediking niet wil. Men spreekt altijd maar over andere accenten of over een blij der evangelie, maar men verbergt zijn afkeer van het evangelie van Jezus Christus, zoals het in waarheid is, en waarin de mens tot op niets teruggebracht wordt, achter voorwendsels. Of men stemt alles toe, zoals de vrijzinnigen soms schijnen te doen en gaat rustig voort met zijn dwalingen te verkondigen.
Conclusie : Een richtingevangelisatie mag onder geen enkele voorwaarde ergens verschijnen. Een evangelisatie die noodgedwongen er komen moet, omdat de aanwezige ambtsdragers de zorg voor de rechte verkondiging verwaarlozen kan niet anders dan verschijnen, maar moet zo spoedig mogelijk verdwijnen, doordat de kerk in haar geheel voor de waarheid Gods daar ter plaatse zich inzet.
Een niet zo consequente houding: in de Hervormde Kerk was wel ruimte om een midden-orthodoxe of vrijzinnige gemeente te zijn, maar zou geen ruimte mogen zijn voor evangelisaties van die strekking. Volgens mij vecht je dan tegen het verkeerde probleem.