jakobmarin schreef:SecorDabar schreef:Men moet zichzelf kennen. Men moet zichzelf kennen door de Wet, want door de Wet is de kennis der zonde.(...)
We moeten onszelf kennen. We moeten weten waarvan we uitgaan, en wat we op het oog hebben. (...)
We moeten weten wat we zijn, eerst door de Wet, maar dan ook nadat we gezien hebben in de spiegel van het Evangelie, want dit zien brengt een diepere vernedering dan de Wet ooit kan teweegbrengen. (...)
Belangrijk is in het oog te houden, dat we vooral niet in onszelf gaan zitten graven of er al dan niet (van harte) zondebesef is
Maar gewoon, zoals je bent, per direct naar Jezus te vluchten.
Anderen zeiden dit zo:
Ralph Erskine n.a.v. Ez. 16 vers 63 : " Hoe kunt u komen tot het oprecht gedenken van uw zonden en tot een ware boetedoening over uw zonden?
Wel, de grote en voorname plicht om u te verootmoedigen is, een blik te werpen op een verzoend God.
Wilt u tot een heilige schaamte gebracht worden?
O, weet dan en geloof dat God in Christus voor u verzoend is over alles wat u gedaan hebt; weet en geloof, dat er genade voor ons is bij God.
C.H. Spurgeon:
"Het berouw zal U Christus niet doen zien,
maar het zien van Christus zal berouw bij u wekken…
Gij moogt van berouw geen Christus maken,
maar gij moet opzien tot Christus om berouw te verkrijgen."
Th. Avinck:
“Ik ben niet genoeg overtuigd”
Antw.:
Behoort dan het openen der blinden ook tot het zaligen of niet?
Behoort het kennen van zonden, en vanwege de zonde een walg
en mishagen aan zichzelf te hebben tot het werk van zaligen of niet?
Ik denk van wel.
Dan moet gij het daarom naar Christus wenden en zulks niet
in eigen persoon eerst willen verrichten eer gij tot Christus komt!
De Wachter Sions 18 november 2004: Ds. J. Roos
We roepen u op om tot Christus te komen zoals u bent, namelijk als een zondaar.
Weet, dat zolang u Christus blijft verachten,
u het gewicht van de eeuwige heerlijkheid niet waard bent, maar de eeuwige dood.
Ik wens van harte, dat Christus voor u alles mag worden.
De Wachter Sions, 24 juni 2004: Ds. Mallan:
Och, ik hoop dat je voor God eens in mag vallen zoals je bent. Je behoeft niet anders te zijn dan datje bent. God haat de onoprechtheid. Adam wilde zijn misdaad voor God verbergen, maar hij moest maar eerlijk zeggen dat hij van die boom gegeten had. Het wacht nergens anders op dan dat er niet anders dan schuld bij ons overblijft. Voor zulk een mens is er een Zaligmaker, voor Wie de schuld nooit te groot kan zijn. Zijn genade is veel meer overvloedig. En nu zult u zeggen dat u daar maar niet toe kunt komen. Nee, het is waar dat de Heere daar een mens moet brengen. Dat geldt ook die vrouw of dat meisje aan wie ik tegelijk nu zit te schrijven. Ze is er bang voor dat ze net als Ananias en Saffira is. Maar ze is niet net eender, want Ananias en Saffira zouden zo''n brief niet aan me geschreven hebben. Die deden bedrieglijk hun werk. Ze hadden Christus tot hun zaligheid niet nodig. En dat in zulk een tijd waarin die Persoon door Zijn Geest zo krachtig Zijn werk deed. Ze dachten alleen maar om geld en om hun eer. Maar ik geloof dat het bij jullie toch wel anders is. Je schijnt niets anders te hebben om aan de voeten der apostelen te leggen dan dat je me hebt geschreven. Nu wens ik je daarin niet op te bouwen, maar ik wens je de weg naar die Persoon aan te wijzen, want het is een getrouw woord en aller aanneming waardig dat Jezus Christus in de wereld is gekomen om zondaren zalig te maken.
Waar ligt nu de haper bij jullie? Wel, datje altijd nog een beetje beter wilt zijn dan dat je bent. Als je voor God moet komen zoals je bent, dan heb je niets goeds te verwachten en daar ben je bang voor. Nu komen me zo ineens die regels in mijn gedachten die we vinden in de 32e Psalm naar de berijming van Datheen. In het derde vers van die Psalm horen we de dichter zeggen:
Maar mijn zonden heb ik U bekend, Heere! En niet bedekt; die sprak ik benauwd zeere; Ik wil den Heer'' belijden mijn misdaad. En Gij vergaaft mij al mijn zonden kwaad.
In het eerste vers horen we de dichter zeggen: Hoe gelukzalig is die mens bevonden. Die God niet toe en rekent zijne zonden! In wiens geest niet woont enige schakheid. Noch geen bedrog ofte geveinsdigheid.
Die geveinsdigheid was wel bij Ananias en Saffira te vinden. Daarom liep het zo slecht met hen a£ Maar nu kom ik nog weer terug op het derde versje in die Psalm. Dat versje eindigt met ons te zeggen:
Hierom zullen U tot bekwame tijden, Alle heiligen bidden in kruis en lijden; Zodat hen der benauwdheid watervloed Niet schaden zal door Uw genade goed.
Ik hoop dat jullie tot al die heiligen zullen mogen behoren. Dan loopt het niet slecht met je af O, die God wil toch zo goed zijn voor een slecht mens! Je kunt Hem alleen met schuld maar dienen. Als je anders en beter wilt zijn dan dat je bent, kan Hem dat niet behagen. Dat is dus een zuiver Evangeliewoord dat ik je nu doe horen. Vraag er toch maar om of de Heere je daar wil brengen. Dan kan die dierbare Persoon des Middelaars Zich in Zijn volheerlijke bediening door je doen kennen. Toen Hij op aarde was, konden alleen zondaren maar bij Hem terecht. De farizeeërs en wet-en schriftgeleerden kregen niets goeds van Hem te horen. Hij noemde ze geveinsden en adderengebroedsels. Daar konden ze het mee doen. Waar was Hij nu voor in de wereld gekomen? Toch niet om de mensen met een beetje godsdienst en wettische vroomheid te helpen? Nee, alleen om mensen te helpen, die zich met hun schuld geheel verloren zagen. Die konden zichzelf niet van die schuld verlossen. Maar Hij heeft hun schuld op Zich genomen, alsof Hij die bedreven had. En Hij heeft voor hen de straf willen dragen. Nu is er voor hen geen straf meer. Hij wil Zich zeer liefderijk aan hun ziel openbaren en tot hun zaligheid door hen doen kennen.