De preken die ik zondag hoorde waren vooral erg lang. In de ochtend uit Handelingen 2, in de middag uit Jesaja 35. Op zich waren de thema's mooi gekozen maar als een preek meer dan een uur duurt wordt het voor mij wel vervelend.
Opmerkelijk was dat de dominee zei dat als er staat dat een ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zalig zal worden, het belangrijk is dat er staat
aanroepen. Dat zou iets meer inhouden dan zomaar vragen. Ik vraag me af of dat wel helemaal de bedoeling is die Petrus er mee had.
Vanmorgen een leesdienst van dominee Rietdijk. Een erg mooie preek.
Hij is ook na te lezen, en zelfs na te luisteren:
http://www.prekenweb.nl/index.php?optio ... serid=2966
http://www.prekenweb.nl/index.php?optio ... serid=5378
De overeenkomst met de Pinksterdag is dat de 70 mannen goed spreken van God. Waar de Geest van de Heere gaat wonen, daar wordt de liefde van God in het hart uitgestort.
Jozua vond het maar niets dat er ook twee mannen waren die buiten de tent van samenkomst profeteerden. Hij had meer vuur dan licht. Hij was zelf nog heel groot. En dan is een ander heel klein.
Jozua laat de Heere niet vrij. Hij houdt de orde en het ambt hoog. God ís ook een God van orde. Maar op die grond mag de Heere niet worden beperkt in zijn werkingen. Want de Geest blussen betekent de profetien te verachten.
Als wij de Geest hebben, dan zullen wij ook van de Heere Jezus gaan getuigen. In Mozes zie je iets van de gestalte van de Heere Jezus. Die zei in een soortgelijk geval: "Wie niet tegen ons is, die is voor ons". Mozes was niet hoogmoedig, maar zachtmoedig. Jozua zag twee mensen teveel, maar Mozes zag er 600000 te weinig.
En gemeente, nu is het één van de twee: óf we zijn Jozua óf we zijn Mozes. We zijn op onze plaats of we zijn niet op onze plaats. We zijn op Pinksteren op onze plaats als we er met Mozes zeshonderdduizend te weinig zien. Maar we zijn niet op onze plaats als we er twee teveel zien.
Er zijn altijd mensen die er teveel zien. Die horen we dan - met Jozua - zeggen: ‘Er is geen bediening van de Geest meer.’ Die horen we dan zeggen: ‘Daar is niets meer.’ Het kan zelfs zo zijn dat men het pas goed vindt wanneer er maar zo weinig mogelijk zijn. Het kan soms onze naam doen groeien, wanneer wij het niet zo licht nemen als een ander. Het lijkt soms heel wat wanneer wij denken: Als er maar weinig zijn, dan is het goed. Je kunt dan in aanzien stijgen als je zo spreekt over het gaan naar de tafel des Heeren, of als je zo spreekt over de Kerk van God. Twee teveel…
Maar als Mozes, de man van God, antwoord gaat geven, dan horen we iets anders! Dan zegt hij: Och, of al het volk des HEEREN profeten waren! Jozua met zijn ‘twee teveel’ was mis. En Mozes zag, als een echte ziener van God, de ‘zeshonderdduizend te weinig’.
Tenslotte was er aandacht voor de vervulling van dit gebed van Mozes, op de Pinksterdag. Wanneer weten we of de stromen van de heilige Geest ook op ons zijn gekomen? Als we niet meer onszelf, maar God bedoelen.
Het is zeker een preek om eens na te luisteren. Maar dat moet in een ander draadje.