Ouweneel vereenzelvigt zich in de leer van de uitverkiezing niet met het arminianisme.
Toch probeert hij de tegenstelling tussen remonstranten en contraremonstranten te overstijgen.
Op een of andere manier, zo stelt hij met de Zuid-Afrikaanse dogmaticus Johan Heyns,
is het geloof als echte verantwoordelijke beslissing van de mens in de door God zelf geschapen ruimte ingeschakeld,
zónder Gods vrijmacht en genade geweld aan te doen. Vooruitgezien geloof is dus niet de grond van de verkiezing,
maar anderzijds is de soevereine verkiezing door God niet los te maken van de geloofsbeslissing van de verkorenen.
Ook in Gods eeuwige raad worden mensen niet als ‘stokken en blokken’, als marionetten behandeld.
Gods verkiezing is daarom geen ogenblik van de menselijke reactie afhankelijk (zoals bij het arminianisme),
maar zij gaat er toch ook niet buitenom (zoals in een deterministische predestinatieleer).
Als God werkelijk ingaat in de tijd (zonder aan de schepselmatige, fysische tijd onderworpen te zijn),
moet Gods raad losgemaakt worden van een abstracte tijdloze eeuwigheid en betrokken worden op de heilsgeschiedenis,
waarin ook het vooruitgeziene (on)geloof niet bij voorbaat van de verkiezing en verwerping los gedacht hoeft te worden.
Dit doet mij denken aan het beroemde woord van Noordmans dat Gods eeuwige besluiten op het laatste moment genomen worden.
Gods ‘voorkennis’ is niet noodzakelijk een vooruitkijken langs de tijdas, maar een vanuit een positie buiten onze fysische tijdas kijken naar de tijdas.
Ik vind dat Ouweneel met deze viatorische positiekeus een zinvol voorstel ontvouwt dat nadere overweging verdient.
Wel teken ik er kritisch bij aan dat hij om voluit recht te doen aan de intenties van de gereformeerde orthodoxie
zou moeten erkennen dat deze in de predestinatieleer altijd de psychologische vrije wil van de mens heeft willen handhaven
(zie het recent aan de PThU verdedigde proefschrift van J.M. Bac, Perfect will theology).
(...)
Wel voluit overtuigend acht ik Ouweneels afwijzing van een besluit van verwerping van eeuwigheid.
De Schrift laat ons niet toe méér te zeggen dan dat God in de tijd verwerpt die Hem verwerpen en dat dit verwerpend handelen,
wat God ten zeerste aan het hart gaat, toch geen afbreuk doet aan zijn eeuwige plan.
Inderdaad gaat er geen mens verloren omdat hij nu eenmaal onder het besluit der verwerping valt. Wie verloren gaat,
gaat door eigen schuld verloren – dat is het eenduidig Bijbels getuigenis.
,,De redding van mensen is uit God, de verdoeming van mensen is uit henzelf’’ (Frederick Grant).
Bron:
http://www.vergadering.nu/boekouweneel- ... an-god.htm