Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Volgens mij was dit artikel van dr. P de Vries al eerder geplaatst in dit topic. Het vervolg plaatsen heeft wel zin. Ik kan me overigens geheel vinden in de wijze waarop de Vries dit boek recenseert.
-
- Berichten: 693
- Lid geworden op: 26 jun 2008, 13:55
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Een moedig boek
Het boek van ds. Kort is een moedig boek. Zelf stelt hij dat zelfkritiek niet de sterkste kant is van de gereformeerde gezindte. Echter, zelfkritiek is nodig en gezond. Helaas is heel herkenbaar dat zich bevindelijk noemende predikanten doen alsof zij de waarheid in pacht hebben. Kritiek op hun opvattingen wordt zonder meer als verzet tegen God Zelf afgedaan, terwijl zij inzichten huldigen die niet sporen met de belijdenisgeschriften, met de kanttekeningen van de Statenvertaling en met de theologie van reformatoren en puriteinen. Zijn oproep om Christus tot zaligheid te omhelzen en alle beschouwingen die daarvan afhouden, te verwerpen, kan niet luid genoeg klinken.
De afgelopen jaren zijn er meerdere boeken verschenen waarin kritische geluiden zijn geuit over theologieën in de rechterflank van de gereformeerde gezindte die door een veelheid van onderscheidingen in het geestelijke leven worden gekenmerkt. Het speerpunt van die boeken lag in het feit dat zo mensen van Christus worden afgehouden en in het donker gebracht. Kort ontkent dit niet, maar zijn speerpunt is anders. Dat is dat mensen de indruk gegeven kan worden dat zij een christen zijn, terwijl dit geenszins het geval is. Naar mijn diepe overtuiging zijn er van beide zaken voorbeelden te geven, namelijk dat oprechte christenen in het donker worden gehouden, omdat zij niet bij voortduur rechtstreeks op Christus worden gewezen, maar ook dat aan mensen – onder het mom dat er een woord voor bekommerden moet worden gesproken – zonder dat er grond voor is voet wordt gegeven aan de gedachte dat de Heere in hun leven is begonnen. Of het nu met een bepaalde verbondstheologie is of met een wat Kort noemt embryotheologie is, in beide gevallen kan men de zienswijze gaan verdedigen dat er geestelijk leven is zonder persoonlijke kennis van Christus en zonder de persoonlijke wetenschap dat men eerst verloren was en nu uit genade behouden. Kort noemt eenmaal de naam van dr. Woelderink. Hij wijst er dan op dat Woelderink
zich tegen Kuypers visie van een rechtvaardiging van eeuwigheid keerde. Echter, hij had ook kunnen noemen dat Woelderink, wiens verbondstheologie zo’n kwalijke invloed heeft gehad in de Hervormde Kerk, Comrie hoger aansloeg dan Brakel en wel, omdat Comrie de eigenlijke rechtvaardiging buiten de ervaring hield, terwijl voor Brakel de eigenlijke rechtvaardiging altijd een ervaren rechtvaardiging is. Een ervaring die zich volgens Brakel trouwens over het gehele leven van een christen uitstrekt.
Voor wie ervan overtuigd is dat het geestelijke leven nooit bestaat buiten doorleefde kennis van Christus en van de vergeving van zonden in Zijn naam, zijn de verschillen tussen een verbondstheologie waarbij men niet tot nauwelijks recht doet aan de noodzaak van wedergeboorte en een embryotheologie waarbij wedergeboorte aanwezig wordt geacht zonder Christuskennis, van ondergeschikt belang. Zij zijn meer cultureel dan principieel. Kort verwoordt met zijn inzichten een lijn die vroeger veel sterker in de rechterflank van de gereformeerde gezindte te vinden was dan nu. Ik denk aan mijn eigen overgrootvader die bij een kleine gemeente behoorde die zich als een nooddak buiten de Hervormde Kerk zag. Van zijn drie zonen ging er één over naar de Gereformeerde Kerken – die in die jaren niet alleen leerstellig nog onverdacht gereformeerd waren maar ook nog een bevindelijke stroming herbergden. Een andere zoon ging over naar de Gereformeerde Gemeenten. Voor mijn overgrootvader maakte het – gezien het feit dat er in beide kerken ruimte was voor de zienswijze dat er van geestelijk leven sprake kon zijn buiten een daadwerkelijk gelovig omhelzen van Christus – weinig uit.
Een boek dat op meerdere punten wel wat kort door de bocht is
Het boek van Kort is een moedig boek. Tegelijkertijd moet wel worden geconstateerd dat het meer dan eens wat kort door de bocht is en zaken versimpeld worden. Om met het eerste te beginnen denk ik aan de relatie tussen de gereformeerde leer en de scholastiek. De scholastiek is, voor wie dat niet weet, theologie die de logica van Aristoteles gebruikt om de inhoud van de Bijbelse boodschap te ordenen. Kort spreekt louter negatief over de scholastiek. Vanuit Maccovius trekt hij via Comrie lijnen naar Kuyper, Kersten en Steenblok. Echter, de relatie tussen de scholastiek en de gereformeerde theologie is veel complexer en genuanceerder dan Kort doet voorkomen. Luther heeft tegen de kwalijke invloed van de aristotelische logica op de theologie geprotesteerd. Toen men evenwel de boodschap van de Reformatie op ordelijke wijze uiteen ging zetten, ontkwam men er niet aan de logica als hulpmiddel te gebruiken. Zowel Calvijn als Melanchthon maakten een voorzichtig gebruik van de scholastiek bij de verwoording van de leer van de rechtvaardiging. In de Bijbel zelf lezen we zowel dat wij gerechtvaardigd worden door Christus’ bloed als dat wij gerechtvaardigd worden door het geloof. In de gereformeerde leer werd het bloed van Christus de materiële oorzaak van de rechtvaardiging genoemd en het geloof de instrumentele oorzaak. Hier zien we dat scholastiek in dienst staat van de verheldering en verwoording van de boodschap van het Evangelie.
Latere gereformeerden hebben een nog overvloediger gebruik gemaakt van de scholastiek dan Calvijn en zijn directe navolgers. Daarbij ging de een wel verder dan de ander. Zowel de Dordtse Leerregels als de Geloofsbelijdenis van Westminster zijn niet los te denken van de gereformeerde scholastiek. Dat doet echter niets af van hun waarde. Scholastiek moeten wij in eerste instantie slechts als een vorm of hulpmiddel zien om de Bijbelse boodschap te ordenen en te verhelderen. Echter, het gevaar is groot dat deze vorm een eigen leven gaat leiden en dat men los van de Schrift al redenerend tot allerlei inzichten komt. Dan gaat het mis. Wie echter alle gebruik van scholastiek afwijst, moet met de belijdenisgeschriften zelf al moeite krijgen. Dat geldt niet alleen de Dordtse Leerregels, maar ook de Heidelbergse Catechismus. Zo is de vormgeving van Zondag 5 en 6 niet los te zien van de mede door de scholastiek bepaalde denkwijze van de middeleeuwse theoloog Anselmus. Wat er staat, is daarmee niet minder waardevol en Bijbels.
Kort lijkt ook moeite te hebben met het onderscheid tussen wedergeboorte in engere en ruimere zin. Dit is echter een zinvol onderscheid. We kunnen over wedergeboorte in de zin van levenslange vernieuwing spreken. Dan is wedergeboorte een vrucht van het geloof en kan je, zoals dat ook te vinden is in de kanttekeningen van de Statenvertaling, over trappen in de wedergeboorte spreken. Wedergeboorte kan echter ook worden gezien als de inplanting van het geestelijke leven. Zo wordt er in de Dordtse Leerregels over gesproken. Zo opgevat is het een werk dat God zonder ons in ons werkt en gaat het – logisch gezien althans – aan het geloof vooraf. Pas als wij door Gods Geest zijn wedergeboren, kunnen en zullen wij daadwerkelijk geloven. Wie niet van wedergeboorte in engere zin wil weten, loopt wel heel groot gevaar het arminianisme in de hand te werken. Dat wil Kort allesbehalve. Meer dan eens lijkt het ook dat hij de consequenties van wat hij schrijft, niet goed overziet.
Wie Comrie recht wil doen, moet beseffen dat hij duidelijk wilde maken dat de grond van de rechtvaardiging helemaal buiten ons ligt en dat het geloof een genadegave van God is. Bezwaar is dat vanuit deze op zich Bijbelse gezichtspunten vervolgens los van concrete Schriftgegevens allerlei conclusies worden getrokken. Dat zien we al bij Comrie gebeuren, maar negentiende-eeuwse en latere navolgers van Comrie zijn veel verder gegaan. Zolang we – afgezien van kleine kinderen – maar vasthouden dat de hebbelijkheid van het geloof zich altijd uit in het daadwerkelijk omhelzen van Christus, is er tegen een onderscheid tussen hebbelijkheid en dadelijkheid van het geloof nog niet zoveel bezwaar in te brengen. Ik meen dat Comrie zelf dit meer heeft willen doen dan Kort laat voorkomen. Hij lijkt wel erg af te gaan op de interpretatie van drs. G.A. van den Brink en drs. W.J. van den Brink. Dr. Van Vlastuin en drs. D. Baarssen hebben laten zien dat hierop wel wat valt af te dingen.
Wanneer Comrie schrijft dat de Heere door Zijn Heilige Geest enige stralen van Zijn goddelijk licht inde ziel laat vallen en de zondaar de beminnelijkheid van Christus en de weg van verlossing doet verstaan, meent Kort dat in zo’n geval een mens nog een kind des toorns is. Dat kan ik hem echt onmogelijk nazeggen. Het beeld dat Comrie hier gebruikt, vinden wij ook bij Calvijn. In Institutie III, II, 19 schrijft Calvijn: ‘Want evenals wanneer iemand, die, in de gevangenis opgesloten, door een klein venster de stralen van de zon slechts van terzijde en als het ware ten halve ziet schitteren, wel beroofd is van het vrije aanschouwen der zon, maar toch met zijn ogen geen twijfelachtige glans opvangt en het gebruik daarvan ontvangt, zo worden wij, hoewel we gebonden zijn door de boeien van het aardse lichaam en met veel duisternis aan alle kanten worden omschaduwd, toch, ofschoon Gods licht slechts een weinig ons bestraalt om zijn barmhartigheid te doen zien, voldoende verlicht om een grondige gerustheid te verkrijgen.’
Als voorbeelden van hoe wel moet worden gepredikt, worden in een afzonderlijk hoofdstuk expliciet Van der Groe, Ledeboer, Kohlbrugge, Paauwe en Du Marchie van Voorthuizen genoemd. Ik maak hier enkele kanttekeningen. Ds. Du Marchie van Voorthuizen stelde weliswaar heel nadrukkelijk dat het nodig was van een bewuste overgang in Christus weet te hebben, maar hij kon zeggen dat wij voordat wij in Christus worden ingelijfd Gods verdoemend recht als zoet moeten leren ervaren en kussen. Kort noemt dit laatste niet, maar wie eerlijk wil zijn, mag dit niet verzwijgen. Het gaat hier om een zienswijze die door de gereformeerde vaderen heel nadrukkelijk is bestreden. Ik verwijs slechts naar Brakel en Koelman. Hier wordt namelijk van de zondaar iets verwacht wat alleen Christus kan en zelfs Die bad nog of deze drinkbeker aan Hem voorbij kon gaan. Van een zondaar wordt niet gevraagd Gods recht te kussen maar van de Sinaï naar Sion te vluchten. Zalig zijn we als we de Zoon leren kussen. Du Marchie van Voorthuizen heeft zelf vaak gezegd dat hij vergeleken bij de oudvaders slechts een walmend nachtpitje was. Zijn inzicht over het recht Gods is daarvan een duidelijk bewijs. Dat was trouwens ook een van de redenen dat zijn collega ds. C. Smits nogal kritisch was naar hem en dat meer dan eens ook publiek liet merken. Niet minder dan de embryotheologie is deze leer strijdig met de bloedtheologie. Ook geschriften en preken waarin dit inzicht wordt verdedigd, kan men beter ongelezen laten. Een christen roemt niet in zijn bereidheid onder Gods recht verloren te gaan (dat heeft in Gods gericht geen enkele waarde) maar in het bloed van Christus dat van alle zonden reinigt.
Het boek van ds. Kort is een moedig boek. Zelf stelt hij dat zelfkritiek niet de sterkste kant is van de gereformeerde gezindte. Echter, zelfkritiek is nodig en gezond. Helaas is heel herkenbaar dat zich bevindelijk noemende predikanten doen alsof zij de waarheid in pacht hebben. Kritiek op hun opvattingen wordt zonder meer als verzet tegen God Zelf afgedaan, terwijl zij inzichten huldigen die niet sporen met de belijdenisgeschriften, met de kanttekeningen van de Statenvertaling en met de theologie van reformatoren en puriteinen. Zijn oproep om Christus tot zaligheid te omhelzen en alle beschouwingen die daarvan afhouden, te verwerpen, kan niet luid genoeg klinken.
De afgelopen jaren zijn er meerdere boeken verschenen waarin kritische geluiden zijn geuit over theologieën in de rechterflank van de gereformeerde gezindte die door een veelheid van onderscheidingen in het geestelijke leven worden gekenmerkt. Het speerpunt van die boeken lag in het feit dat zo mensen van Christus worden afgehouden en in het donker gebracht. Kort ontkent dit niet, maar zijn speerpunt is anders. Dat is dat mensen de indruk gegeven kan worden dat zij een christen zijn, terwijl dit geenszins het geval is. Naar mijn diepe overtuiging zijn er van beide zaken voorbeelden te geven, namelijk dat oprechte christenen in het donker worden gehouden, omdat zij niet bij voortduur rechtstreeks op Christus worden gewezen, maar ook dat aan mensen – onder het mom dat er een woord voor bekommerden moet worden gesproken – zonder dat er grond voor is voet wordt gegeven aan de gedachte dat de Heere in hun leven is begonnen. Of het nu met een bepaalde verbondstheologie is of met een wat Kort noemt embryotheologie is, in beide gevallen kan men de zienswijze gaan verdedigen dat er geestelijk leven is zonder persoonlijke kennis van Christus en zonder de persoonlijke wetenschap dat men eerst verloren was en nu uit genade behouden. Kort noemt eenmaal de naam van dr. Woelderink. Hij wijst er dan op dat Woelderink
zich tegen Kuypers visie van een rechtvaardiging van eeuwigheid keerde. Echter, hij had ook kunnen noemen dat Woelderink, wiens verbondstheologie zo’n kwalijke invloed heeft gehad in de Hervormde Kerk, Comrie hoger aansloeg dan Brakel en wel, omdat Comrie de eigenlijke rechtvaardiging buiten de ervaring hield, terwijl voor Brakel de eigenlijke rechtvaardiging altijd een ervaren rechtvaardiging is. Een ervaring die zich volgens Brakel trouwens over het gehele leven van een christen uitstrekt.
Voor wie ervan overtuigd is dat het geestelijke leven nooit bestaat buiten doorleefde kennis van Christus en van de vergeving van zonden in Zijn naam, zijn de verschillen tussen een verbondstheologie waarbij men niet tot nauwelijks recht doet aan de noodzaak van wedergeboorte en een embryotheologie waarbij wedergeboorte aanwezig wordt geacht zonder Christuskennis, van ondergeschikt belang. Zij zijn meer cultureel dan principieel. Kort verwoordt met zijn inzichten een lijn die vroeger veel sterker in de rechterflank van de gereformeerde gezindte te vinden was dan nu. Ik denk aan mijn eigen overgrootvader die bij een kleine gemeente behoorde die zich als een nooddak buiten de Hervormde Kerk zag. Van zijn drie zonen ging er één over naar de Gereformeerde Kerken – die in die jaren niet alleen leerstellig nog onverdacht gereformeerd waren maar ook nog een bevindelijke stroming herbergden. Een andere zoon ging over naar de Gereformeerde Gemeenten. Voor mijn overgrootvader maakte het – gezien het feit dat er in beide kerken ruimte was voor de zienswijze dat er van geestelijk leven sprake kon zijn buiten een daadwerkelijk gelovig omhelzen van Christus – weinig uit.
Een boek dat op meerdere punten wel wat kort door de bocht is
Het boek van Kort is een moedig boek. Tegelijkertijd moet wel worden geconstateerd dat het meer dan eens wat kort door de bocht is en zaken versimpeld worden. Om met het eerste te beginnen denk ik aan de relatie tussen de gereformeerde leer en de scholastiek. De scholastiek is, voor wie dat niet weet, theologie die de logica van Aristoteles gebruikt om de inhoud van de Bijbelse boodschap te ordenen. Kort spreekt louter negatief over de scholastiek. Vanuit Maccovius trekt hij via Comrie lijnen naar Kuyper, Kersten en Steenblok. Echter, de relatie tussen de scholastiek en de gereformeerde theologie is veel complexer en genuanceerder dan Kort doet voorkomen. Luther heeft tegen de kwalijke invloed van de aristotelische logica op de theologie geprotesteerd. Toen men evenwel de boodschap van de Reformatie op ordelijke wijze uiteen ging zetten, ontkwam men er niet aan de logica als hulpmiddel te gebruiken. Zowel Calvijn als Melanchthon maakten een voorzichtig gebruik van de scholastiek bij de verwoording van de leer van de rechtvaardiging. In de Bijbel zelf lezen we zowel dat wij gerechtvaardigd worden door Christus’ bloed als dat wij gerechtvaardigd worden door het geloof. In de gereformeerde leer werd het bloed van Christus de materiële oorzaak van de rechtvaardiging genoemd en het geloof de instrumentele oorzaak. Hier zien we dat scholastiek in dienst staat van de verheldering en verwoording van de boodschap van het Evangelie.
Latere gereformeerden hebben een nog overvloediger gebruik gemaakt van de scholastiek dan Calvijn en zijn directe navolgers. Daarbij ging de een wel verder dan de ander. Zowel de Dordtse Leerregels als de Geloofsbelijdenis van Westminster zijn niet los te denken van de gereformeerde scholastiek. Dat doet echter niets af van hun waarde. Scholastiek moeten wij in eerste instantie slechts als een vorm of hulpmiddel zien om de Bijbelse boodschap te ordenen en te verhelderen. Echter, het gevaar is groot dat deze vorm een eigen leven gaat leiden en dat men los van de Schrift al redenerend tot allerlei inzichten komt. Dan gaat het mis. Wie echter alle gebruik van scholastiek afwijst, moet met de belijdenisgeschriften zelf al moeite krijgen. Dat geldt niet alleen de Dordtse Leerregels, maar ook de Heidelbergse Catechismus. Zo is de vormgeving van Zondag 5 en 6 niet los te zien van de mede door de scholastiek bepaalde denkwijze van de middeleeuwse theoloog Anselmus. Wat er staat, is daarmee niet minder waardevol en Bijbels.
Kort lijkt ook moeite te hebben met het onderscheid tussen wedergeboorte in engere en ruimere zin. Dit is echter een zinvol onderscheid. We kunnen over wedergeboorte in de zin van levenslange vernieuwing spreken. Dan is wedergeboorte een vrucht van het geloof en kan je, zoals dat ook te vinden is in de kanttekeningen van de Statenvertaling, over trappen in de wedergeboorte spreken. Wedergeboorte kan echter ook worden gezien als de inplanting van het geestelijke leven. Zo wordt er in de Dordtse Leerregels over gesproken. Zo opgevat is het een werk dat God zonder ons in ons werkt en gaat het – logisch gezien althans – aan het geloof vooraf. Pas als wij door Gods Geest zijn wedergeboren, kunnen en zullen wij daadwerkelijk geloven. Wie niet van wedergeboorte in engere zin wil weten, loopt wel heel groot gevaar het arminianisme in de hand te werken. Dat wil Kort allesbehalve. Meer dan eens lijkt het ook dat hij de consequenties van wat hij schrijft, niet goed overziet.
Wie Comrie recht wil doen, moet beseffen dat hij duidelijk wilde maken dat de grond van de rechtvaardiging helemaal buiten ons ligt en dat het geloof een genadegave van God is. Bezwaar is dat vanuit deze op zich Bijbelse gezichtspunten vervolgens los van concrete Schriftgegevens allerlei conclusies worden getrokken. Dat zien we al bij Comrie gebeuren, maar negentiende-eeuwse en latere navolgers van Comrie zijn veel verder gegaan. Zolang we – afgezien van kleine kinderen – maar vasthouden dat de hebbelijkheid van het geloof zich altijd uit in het daadwerkelijk omhelzen van Christus, is er tegen een onderscheid tussen hebbelijkheid en dadelijkheid van het geloof nog niet zoveel bezwaar in te brengen. Ik meen dat Comrie zelf dit meer heeft willen doen dan Kort laat voorkomen. Hij lijkt wel erg af te gaan op de interpretatie van drs. G.A. van den Brink en drs. W.J. van den Brink. Dr. Van Vlastuin en drs. D. Baarssen hebben laten zien dat hierop wel wat valt af te dingen.
Wanneer Comrie schrijft dat de Heere door Zijn Heilige Geest enige stralen van Zijn goddelijk licht inde ziel laat vallen en de zondaar de beminnelijkheid van Christus en de weg van verlossing doet verstaan, meent Kort dat in zo’n geval een mens nog een kind des toorns is. Dat kan ik hem echt onmogelijk nazeggen. Het beeld dat Comrie hier gebruikt, vinden wij ook bij Calvijn. In Institutie III, II, 19 schrijft Calvijn: ‘Want evenals wanneer iemand, die, in de gevangenis opgesloten, door een klein venster de stralen van de zon slechts van terzijde en als het ware ten halve ziet schitteren, wel beroofd is van het vrije aanschouwen der zon, maar toch met zijn ogen geen twijfelachtige glans opvangt en het gebruik daarvan ontvangt, zo worden wij, hoewel we gebonden zijn door de boeien van het aardse lichaam en met veel duisternis aan alle kanten worden omschaduwd, toch, ofschoon Gods licht slechts een weinig ons bestraalt om zijn barmhartigheid te doen zien, voldoende verlicht om een grondige gerustheid te verkrijgen.’
Als voorbeelden van hoe wel moet worden gepredikt, worden in een afzonderlijk hoofdstuk expliciet Van der Groe, Ledeboer, Kohlbrugge, Paauwe en Du Marchie van Voorthuizen genoemd. Ik maak hier enkele kanttekeningen. Ds. Du Marchie van Voorthuizen stelde weliswaar heel nadrukkelijk dat het nodig was van een bewuste overgang in Christus weet te hebben, maar hij kon zeggen dat wij voordat wij in Christus worden ingelijfd Gods verdoemend recht als zoet moeten leren ervaren en kussen. Kort noemt dit laatste niet, maar wie eerlijk wil zijn, mag dit niet verzwijgen. Het gaat hier om een zienswijze die door de gereformeerde vaderen heel nadrukkelijk is bestreden. Ik verwijs slechts naar Brakel en Koelman. Hier wordt namelijk van de zondaar iets verwacht wat alleen Christus kan en zelfs Die bad nog of deze drinkbeker aan Hem voorbij kon gaan. Van een zondaar wordt niet gevraagd Gods recht te kussen maar van de Sinaï naar Sion te vluchten. Zalig zijn we als we de Zoon leren kussen. Du Marchie van Voorthuizen heeft zelf vaak gezegd dat hij vergeleken bij de oudvaders slechts een walmend nachtpitje was. Zijn inzicht over het recht Gods is daarvan een duidelijk bewijs. Dat was trouwens ook een van de redenen dat zijn collega ds. C. Smits nogal kritisch was naar hem en dat meer dan eens ook publiek liet merken. Niet minder dan de embryotheologie is deze leer strijdig met de bloedtheologie. Ook geschriften en preken waarin dit inzicht wordt verdedigd, kan men beter ongelezen laten. Een christen roemt niet in zijn bereidheid onder Gods recht verloren te gaan (dat heeft in Gods gericht geen enkele waarde) maar in het bloed van Christus dat van alle zonden reinigt.
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Van wie is deze recensie?
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Zie mijn vorige post: Dr. P de Vries in het landelijk kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk.
-
- Berichten: 693
- Lid geworden op: 26 jun 2008, 13:55
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Ik krijg het gevoel dat de woeste weg plagiaat heeft gepleegd. Heb ik me van 't weekend lam getypt om het artikel fatsoenlijk op RF te krijgen, staat het nog geen uur later ook op DWW. Geldt hier geen auteursrecht? Of typist-recht? 

Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Mogelijk kun je DWW een mailtje sturen?GGBeroopingswerk schreef:Ik krijg het gevoel dat de woeste weg plagiaat heeft gepleegd. Heb ik me van 't weekend lam getypt om het artikel fatsoenlijk op RF te krijgen, staat het nog geen uur later ook op DWW. Geldt hier geen auteursrecht? Of typist-recht?
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Voortaan een paar subtiele typefoutjes maken.GGBeroopingswerk schreef:Ik krijg het gevoel dat de woeste weg plagiaat heeft gepleegd. Heb ik me van 't weekend lam getypt om het artikel fatsoenlijk op RF te krijgen, staat het nog geen uur later ook op DWW. Geldt hier geen auteursrecht? Of typist-recht?
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Bedankt iig voor je typekunsten. Ik was erg benieuwd naar de recensie van Dr P de Vries. Mooie evenwichtige en leerzame artikelen. Volgen er nog meer ?GGBeroopingswerk schreef:Ik krijg het gevoel dat de woeste weg plagiaat heeft gepleegd. Heb ik me van 't weekend lam getypt om het artikel fatsoenlijk op RF te krijgen, staat het nog geen uur later ook op DWW. Geldt hier geen auteursrecht? Of typist-recht?
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Uittypen is nergens voor nodig toch? Je kunt het gewoon inscannen.GGBeroopingswerk schreef:Ik krijg het gevoel dat de woeste weg plagiaat heeft gepleegd. Heb ik me van 't weekend lam getypt om het artikel fatsoenlijk op RF te krijgen, staat het nog geen uur later ook op DWW. Geldt hier geen auteursrecht? Of typist-recht?
Gewetensbezwaarde trouwambtenaar - 'De totalitaire staat werpt het geweten van haar burgers weg als een waardeloos vod'
Dr. J.H. Bavinck
Dr. J.H. Bavinck
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Ik vind de recensie op sommige punten ook wel wat kort door de bocht...
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Dan ben ik erg benieuwd op welke punten...
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Ik meen dat je zelf plagiaat gespeeld hebt, daar je geen bronmelding gedaan hebt...GGBeroopingswerk schreef:Ik krijg het gevoel dat de woeste weg plagiaat heeft gepleegd. Heb ik me van 't weekend lam getypt om het artikel fatsoenlijk op RF te krijgen, staat het nog geen uur later ook op DWW. Geldt hier geen auteursrecht? Of typist-recht?
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Op dit stukje is wel wat af te dingen:sunlover schreef:Dan ben ik erg benieuwd op welke punten...
en op dit stuk ook:Ds. P. de Vries schreef:Voor wie ervan overtuigd is dat het geestelijke leven nooit bestaat buiten doorleefde kennis van Christus en van de vergeving van zonden in Zijn naam, zijn de verschillen tussen een verbondstheologie waarbij men niet tot nauwelijks recht doet aan de noodzaak van wedergeboorte en een embryotheologie waarbij wedergeboorte aanwezig wordt geacht zonder Christuskennis, van ondergeschikt belang. Zij zijn meer cultureel dan principieel. Kort verwoordt met zijn inzichten een lijn die vroeger veel sterker in de rechterflank van de gereformeerde gezindte te vinden was dan nu. Ik denk aan mijn eigen overgrootvader die bij een kleine gemeente behoorde die zich als een nooddak buiten de Hervormde Kerk zag. Van zijn drie zonen ging er één over naar de Gereformeerde Kerken – die in die jaren niet alleen leerstellig nog onverdacht gereformeerd waren maar ook nog een bevindelijke stroming herbergden. Een andere zoon ging over naar de Gereformeerde Gemeenten. Voor mijn overgrootvader maakte het – gezien het feit dat er in beide kerken ruimte was voor de zienswijze dat er van geestelijk leven sprake kon zijn buiten een daadwerkelijk gelovig omhelzen van Christus – weinig uit.
Verder lijken sommige alinea's de echo van de recensie van ds. De Heer.Ds. P. de Vries schreef:Als voorbeelden van hoe wel moet worden gepredikt, worden in een afzonderlijk hoofdstuk expliciet Van der Groe, Ledeboer, Kohlbrugge, Paauwe en Du Marchie van Voorthuizen genoemd. Ik maak hier enkele kanttekeningen. Ds. Du Marchie van Voorthuizen stelde weliswaar heel nadrukkelijk dat het nodig was van een bewuste overgang in Christus weet te hebben, maar hij kon zeggen dat wij voordat wij in Christus worden ingelijfd Gods verdoemend recht als zoet moeten leren ervaren en kussen. Kort noemt dit laatste niet, maar wie eerlijk wil zijn, mag dit niet verzwijgen. Het gaat hier om een zienswijze die door de gereformeerde vaderen heel nadrukkelijk is bestreden. Ik verwijs slechts naar Brakel en Koelman. Hier wordt namelijk van de zondaar iets verwacht wat alleen Christus kan en zelfs Die bad nog of deze drinkbeker aan Hem voorbij kon gaan. Van een zondaar wordt niet gevraagd Gods recht te kussen maar van de Sinaï naar Sion te vluchten. Zalig zijn we als we de Zoon leren kussen. Du Marchie van Voorthuizen heeft zelf vaak gezegd dat hij vergeleken bij de oudvaders slechts een walmend nachtpitje was. Zijn inzicht over het recht Gods is daarvan een duidelijk bewijs. Dat was trouwens ook een van de redenen dat zijn collega ds. C. Smits nogal kritisch was naar hem en dat meer dan eens ook publiek liet merken. Niet minder dan de embryotheologie is deze leer strijdig met de bloedtheologie. Ook geschriften en preken waarin dit inzicht wordt verdedigd, kan men beter ongelezen laten. Een christen roemt niet in zijn bereidheid onder Gods recht verloren te gaan (dat heeft in Gods gericht geen enkele waarde) maar in het bloed van Christus dat van alle zonden reinigt.
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
De pijn voor jou zal dan waarschijnlijk in deze quote zitten. Principiëel ben ik het hier echter wel mee eens. Als je zalig gesproken wordt omdat je aan de kenmerken voldoet ( ellendekennis, honger naar het Woord, afkeer van de zonde) is dat niet anders dan dat je zalig gesproken wordt omdat je binnen het verbond bent. Bij allebei komt Christus in het verhaal niet voor. Degene die op basis verbondstheologie zichzelf er bij rekent zal zeggen dat Jezus hem gered heeft maar mist de doorleefde kennis van Christus. De twijfelaar in gereformeerde kring zal ook wel over Jezus spreken maar op zo'n afstand en zo onbereikbaar en hem daarmee ook daadwerkelijk op afstand houden zodat hij ook daarmee met al zijn kenmerken geen stap dichter bij het Koninkrijk komt.Voor wie ervan overtuigd is dat het geestelijke leven nooit bestaat buiten doorleefde kennis van Christus en van de vergeving van zonden in Zijn naam, zijn de verschillen tussen een verbondstheologie waarbij men niet tot nauwelijks recht doet aan de noodzaak van wedergeboorte en een embryotheologie waarbij wedergeboorte aanwezig wordt geacht zonder Christuskennis, van ondergeschikt belang.
Van jouw tweede quote kan ik alleen maar gissen waar jij op af wil dingen. Ik denk dat in onze kring er vele malen sterker geaccentueerd wordt op de beleving van onder Gods recht verloren gaan dan in de Bijbel terug te vinden is. Ik ben benieuwd waar je precies op wilt afdingen.
-
- Berichten: 693
- Lid geworden op: 26 jun 2008, 13:55
Re: Wedergeboorte of schijngeboorte [3]
Ds. De Vries bewandelt hier geheel onnodig een zijspoor. Ds. Kort bedoelt volgens mij juist het punt van ds. Du Marchie van Voorthuizen 'dat het nodig was van een bewuste overgang in Christus weet te hebben'. En dat punt wordt door hem ook aangehaald. Om dan te stellen dat je in een boek over dit vraagstuk, ook gelijk de andere accenten van de genoemde predikanten moet benoemen, vind ik niet nodig. Want dan moet je ook consequent zijn: Dan zou hij ook moeten noemen dat hij het er niet mee eens in om bij het Avondmaal brood naar een bijna achter in de kerk zittend gemeentelid te brengen, als ds. Ledeboer.Erasmiaan schreef:Op dit stukje is wel wat af te dingen:sunlover schreef:Dan ben ik erg benieuwd op welke punten...Ds. P. de Vries schreef:Als voorbeelden van hoe wel moet worden gepredikt, worden in een afzonderlijk hoofdstuk expliciet Van der Groe, Ledeboer, Kohlbrugge, Paauwe en Du Marchie van Voorthuizen genoemd. Ik maak hier enkele kanttekeningen. Ds. Du Marchie van Voorthuizen stelde weliswaar heel nadrukkelijk dat het nodig was van een bewuste overgang in Christus weet te hebben, maar hij kon zeggen dat wij voordat wij in Christus worden ingelijfd Gods verdoemend recht als zoet moeten leren ervaren en kussen. Kort noemt dit laatste niet, maar wie eerlijk wil zijn, mag dit niet verzwijgen. Het gaat hier om een zienswijze die door de gereformeerde vaderen heel nadrukkelijk is bestreden. Ik verwijs slechts naar Brakel en Koelman. Hier wordt namelijk van de zondaar iets verwacht wat alleen Christus kan en zelfs Die bad nog of deze drinkbeker aan Hem voorbij kon gaan. Van een zondaar wordt niet gevraagd Gods recht te kussen maar van de Sinaï naar Sion te vluchten. Zalig zijn we als we de Zoon leren kussen. Du Marchie van Voorthuizen heeft zelf vaak gezegd dat hij vergeleken bij de oudvaders slechts een walmend nachtpitje was. Zijn inzicht over het recht Gods is daarvan een duidelijk bewijs. Dat was trouwens ook een van de redenen dat zijn collega ds. C. Smits nogal kritisch was naar hem en dat meer dan eens ook publiek liet merken. Niet minder dan de embryotheologie is deze leer strijdig met de bloedtheologie. Ook geschriften en preken waarin dit inzicht wordt verdedigd, kan men beter ongelezen laten. Een christen roemt niet in zijn bereidheid onder Gods recht verloren te gaan (dat heeft in Gods gericht geen enkele waarde) maar in het bloed van Christus dat van alle zonden reinigt.
Op de conclusie als zou ds. Du Marchie roemen in zijn bereidheid onder Gods recht verloren te gaan, is inderdaad veel op af te dingen.