Deze dingen stemmen geheel overeen. Wanneer een uitverkorene door de Heilige Geest bearbeid wordt, nog vóór de wedergeboorte, dan wordt hij overtuigd van zijn zonden, zonden tegen de wet en ook de zonde van ongeloof (Joh. 16:8). Deze overtuiging van zonde is echter nog niet zaligmakend. Deze mens die door de Heilige Geest overtuigd wordt, is nog niet wedergeboren, hij heeft dus ook nog niet de ware droefheid naar God, evenmin heeft hij het ware hongeren en dorsten. De citaten die ik gaf beschrijven het overtuigend werk door de Heilige Geest vóórdat de mens wedergeboren wordt en gelooft. En de Dordtse Leerregels stemmen hier geheel mee overeen die geen ware droefheid naar God en geen waar hongeren en dorsten erkent vóór de wedergeboorte en het geloof. Let er dus op: er is een overtuigend werk van de Heilige Geest dat DAN nog niet zaligmakend is (maar alleen in de uitkomst is het zaligmakend).Anker schreef:Duidelijke post, Zonderling.Zonderling schreef:Voorbereidingen door de Heilige Geest vóór de wedergeboorte erkend door de Leidse professoren (Synopsis), tevens leden Dordtse Synode
(...)
Het is alleen de Heilige Geest Die de mens door de bediening van Wet en Evangelie voorbereid om de genade te ontvangen.
Ik lees in de Dordtse Leerregels echter het volgende:Hoe breng ik dat met elkaar in verband?4 Die leren: Dat de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde, of ontbloot van alle krachten tot het geestelijk goed; maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven, en offeren een offerande van een verslagen en gebroken geest, die Gode aangenaam is.
Want deze dingen strijden tegen de klare getuigenissen der Schrift: Gij waart dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1, 5); en: Het gedichtsel van des mensen hart is alleenlijk boos, te allen dage (Gen. 6:5 en 8:21). Daarenboven, hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende, en naar het leven, en Gode een offerande van een gebroken geest opofferen, geldt eigenlijk van de wedergeborenen, en van degenen die zalig genaamd worden (Ps. 51:19 en Matth. 5:6).
Echter, wanneer de mens wedergeboren wordt, dan wordt hij hetzelfde ogenblik ook een gelovige en door God gerechtvaardigd. Dáár ontvangt hij de vergeving van zonden. Daar begint ook de waarachtige bekering en wedergeboorte in ruime zin. Daar begint het ware hongeren en dorsten waaraan de zaligheid verbonden is. Dáár begint de ware droefheid naar God. Dit zaligmakend hongeren en dorsten en deze ware droefheid naar God zijn VRUCHTEN van wedergeboorte EN van het rechtvaardigend geloof. Lees hier bijvoorbeeld Calvijn over.
Ik zal niet willen twisten of geloof of wedergeboorte vóórgaat, zeker is dat God beide gelijktijdig werkt en dat de mens ook DOOR het geloof niet alleen gerechtvaardigd, maar ook vernieuwd wordt en DAAR de bekering (of wedergeboorte in ruime zin of heiligmaking) een aanvang neemt. Het hongeren en dorsten alsmede de droefheid naar God zijn kenmerken van deze bekering, wedergeboorte of heiligmaking en dus tevens vruchten van het geloof.
Er is dus tweeërlei overtuiging of droefheid over de zonde. De wettische droefheid, die vooraf gaat aan wedergeboorte en geloof en een evangelische droefheid die er juist op volgt. Maar beide worden gewerkt door de Heilige Geest, de wettische droefheid in het voorbereidend werk, terwijl de evangelische droefheid alleen verbonden is met de zaligheid en de vrucht is van het geloof en wedergeboorte.
Laten we blijven bij de eenvoudige leer van de Reformatie, van de Dordtse Synode en de grote massa der oudvaders en puriteinen die hier allen in overeenstemmen.