Afgewezen schreef:Geka schreef:Op die vraag wil ik graag ingaan, maar dan uitgaande van de principiele eenheid tussen OT en NT.
Wij moeten uitgaan van de eenheid tussen OT en NT, zoals de Bijbel die ons leert. En de lijnen zijn niet altijd zo eenvoudig vast te stellen.
1. Als een niet-kerkelijk en ongelovig iemand een evangelisatietoespraak bijwoont, dan komt er op dat moment een indringende oproep tot bekering en een welmenende nodiging tot de zaligheid in Christus tot zo iemand.
De HEERE zegt op dat moment indringend en welmenend door die roeping: Ik wil ook uw God zijn!
Bekeert u, en gelooft Mijn evangelie!
2. Het zaad van de gelovigen ontvangt echter nog grotere voorrechten, (en daarmee ook grotere verantwoordelijkheden!).
Hun (en niet de heidenen) geldt de specifieke belofte van het genadeverbond. Daarin zegt de HEERE niet: Ik wil uw God zijn. Maar Hij gaat nog verder en zegt: Ik ben de HEERE, uw God!
Dat wil zeggen dat de kinderen van de gelovigen vanaf hun geboorte in een verbondsverhouding tot de HEERE door Hem geplaatst zijn. Niet omdat ze beter zijn, niet omdat ze van nature niet even verdoemelijk zouden zijn als de heidenen, maar enkel en alleen vanwege Gods verkiezend (! Ja, dat is ook verkiezing, een 1e trap) welbehagen in Zijn genadeverbond!
Dus eigenlijk zeg jij: er is geen verschil meer tussen Jood en Griek, maar wel tussen verbondskind en niet-verbondskind. Ik geloof niet dat het NT die kant op wil als het om het Evangelie gaat. Er is één Evangelie, dat bestaat uit dezelfde beloften, die in Christus ja en amen zijn, en er is niet een Evangelie met speciale pleitgrond voor verbondskinderen. Het gaat om het
geloof en ook alleen om het geloof. Geboorte, afkomst, speelt in het NT geen rol. Zodra wij gaan stellen dat de één een extra pleitgrond heeft boven de ander, doen we de te kort aan de rijkdom en de universaliteit van het Evangelie!
En nog altijd geldt het woord van Paulus in Hand. 28:28:
Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods de heidenen gezonden is, en dezelve zullen horen.
En ook aan het verbondsvolk Israël werd het Evangelie
verkondigd: Hand. 13:38
Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt; en dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen (Christus) een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd wordt.
Buiten Christus geen rechtvaardiging, geen verbondsverhouding, niets. Eén weg, één boodschap: rechtvaardiging door het geloof in Christus.
Verschillende profeten (Jeremia, Hosea, enz) gebruiken voor het beeld van de verhouding tussen de HEERE en Zijn verbondsvolk de metafoor van het huwelijk. Wij gebruiken die metafoor (en vanuit het Hooglied is dat terecht) vooral voor de verhouding tussen Christus en Zijn Bruidskerk van gelovigen. Maar de kinderen van die gelovigen horen op grond van Gods verbondsbelofte zodanig bij dat verbond, dat ze eveneens in diezelfde huwelijksverhouding met de HEERE geplaatst worden. In het NT spreekt de apostel in 1 Kor. 7 uit dat ze in Christus geheiligd zijn.
Buiten Christus is er
geen verbondshouding tussen de HEERE en enig mens. "Gaat weg van mij... Ik heb u nooit gekend."
Dat de kinderen door hun geboorte apart gezet zijn van de wereld en IN DE OUDER(S) geheiligd zijn, is een andere zaak. Maar op die manier is ook de ongelovige man of vrouw geheiligd in de gelovige vrouw of man. Maar dan kun je toch ook niet zeggen dat er van een verbondsverhouding sprake is?
Tal van andere beloften maken duidelijk dat Hij Zijn Geest aan hen in het bijzonder belooft (Jes. 44:3), en daarbij roept Hij hen op om ootmoedig te pleiten op de vervulling van die beloften in hun leven (Ezech. 36).
En die belofte zou níét komen tot elk ander die het Evangelie hoort?? In feite stel je hiermee impliciet dat het Evangelie niet voldoende is, nee, er zijn ook nog beloften náást het Evangelie, speciaal voor verbondskinderen. Is dat wat het NT ons leert?
Als de HEERE hen zo Zijn belofte schenkt, is die belofte vergezeld van Zijn eis tot geloof, bekering, nieuwe gehoorzaamheid.
Alleen in die weg zal het beloofde goed daadwerkelijk ontvangen worden, en de belofte tot vervulling komen.
De Heere schenkt zijn belofte aan
iedere hoorder van het Evangelie. Het 'testament' van Christus (Erskines) bevat voor iedere hoorder hetzelfde. De teneur van het NT is "een
ieder die gelooft..."
Op grond van de belofte ontvangen zij zelfs al als kind het teken en zegel van dat verbond en van hun inlijving in de Kerk van Christus, opdat het hun zal zijn tot een sacrament tot versterking van het geloof. Niet dat dit geloof veronderstelt wordt als grond voor het ontvangen van dat teken en zegel, maar het wordt wel gegeven tot toekomstig geloof en bekering, vanuit de gegronde verwachting dat de HEERE in het zaad van Zijn Kerk zal werken door Zijn Geest.
Dat levenslang geldige teken en zegel van Gods genadeverbond en Zijn belofte, van de inlijving in Zijn Kerk, mist een onkerkelijke hoorder op een evangelisatiebijeenkomst.
Evenals de besnijdenis tot voorhuid kon worden, kan het gedoopt zijn tot niet-gedoopt zijn worden.
Tot slot; de kinderen van de gelovigen horen niet slechts eenmalig de boodschap van het evangelie van Christus, maar ze groeien er onder op en horen die voortdurend. Als het goed is zowel thuis, op school, als in de kerk. Opnieuw een voorrecht dat onkerkelijke mensen moeten missen.
Zeker, daarover loopt het verschil niet.
3. Het bovenstaande maakt duidelijk dat de door de HEERE geschonken voorrechten aan de kinderen van de gelovigen veel groter zijn dan het voorrecht dat iemand ontvangt die eenmalig het evangelie hoort op een samenkomst.
Tegelijkertijd zijn daarmee ook de verantwoordelijkheden van de kinderen van de gelovigen vele malen groter.
Ook mee eens.
4. Het bovenstaande laat onverlet dat de kinderen van de gelovigen van nature even verdoemelijk zijn als alle anderen.
Zonder het waarachtig geloof in Christus Jezus, geschonken in de wedergeboorte, zullen zij verloren gaan, maar dan zelfs te zwaarder straf ontvangen vanwege de grotere voorrechten die zij ontvangen hebben vanuit Gods verbond.
Dan wordt de wraak van het verbond werkelijkheid. (Trouwens, het gegeven dat de Schrift hierover spreekt als een werkelijkheid maakt op zich al duidelijk dat het genadeverbond meerderen omvat dan alleen de uitverkoren gelovigen).
De verbondswraak treft
een ieder die het Evangelie niet gehoorzaam is.
Tot slot: het is in deze onjuist om OT en NT tegenover elkaar te stellen. Sommige mensen wijzen op de aanspraken in de brieven van Paulus, die veronderstellen dat hij alleen tot ware gelovigen spreekt. Laten we niet over het hoofd zien dat Paulus schrijft aan de 1e generatie, waarbij ook hij oproepen tot zelfonderzoek insluit in zijn brieven.
Als je vervolgens de brieven van Johannes aan de 7 gemeenten leest, bijna 2 generaties verder, zie je dat het nog steeds de gemeente van Christus is, maar dat er veel indringender wordt opgeroepen tot bekering van allerlei misstanden.
M.a.w.: de tweeerlei kinderen des verbonds in de gemeente van Christus is ook in het NT volop werkelijkheid. Het is onjuist om je daarbij alleen maar te beroepen op de eerste brieven van Paulus.
Ik word wat moe van het verwijt als zou ik het OT en het NT tegenover elkaar stellen. Dat doe ik niet. Maar ik mis in jouw hele betoog de heilshistorische voortgang van OT naar NT. Het lijkt er nu op of God onveranderd op oud-Israëlitische manier verdergaat met de gemeente. En zo is het niet. Het verbond met Israël heeft zijn
concentratiepunt gevonden in Christus en waaiert van daaruit uit over de gehele aarde. Het heil is in Christus, en ieder, ongeacht of hij Jood of heiden is,
heeft in de prediking de beschikking over dat heil, ook over die beloften die volgens jou alleen voor 'verbondskinderen' zijn.
Dan komt er een volgende generatie, de kinderen van de gelovigen. Zij zijn door de gelovige ouders geheiligd, apart gezet - dat is een overeenkomst met de situatie van oud-Israël - maar ook zij moeten, net als hun ouders,
door het geloof zalig worden (dat ontken je overigens niet). Maar er is geen sprake van een verbonds- of bruidsverhouding met God buiten het geloof om. Dat was in het OT in schaduwachtige zin wél mogelijk, in het NT niet meer. De verbondshouding heeft een verdieping én een verbreding ondergaan: verdieping, alleen de waar-gelovigen hebben deel aan het nieuwe verbond door het geloof in Christus, de niet-gelovigen staan erbuiten, verbreding: de verbondsbelofte komt tot állen die het Evangelie horen en is niet meer beperkt tot het volk Israël.