Twee Drie-verbondsleren?

Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 19087
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door huisman »

Afgewezen schreef:
huisman schreef:
Afgewezen schreef:Het verbond ligt als het ware open.
Dus niet opgericht met de uitverkorenen maar opgericht in de tijd met de gelovigen en hun kinderen ?
Dit is niet wat ik bedoel.
Kun je dan uitleggen wat je wel bedoeld ? In dezelfde post lees ik "het heil is universeel geworden. Dus een ieder die het heil hoort, bevindt zich op dat moment in dezelfde positie als het OT Israël ("want ook ons is het Evangelie verkondigd gelijk als hun"). Je zult hier toch niet mee bedoelen dat het verbond universeel is, elke hoorder hoort bij het verbond?
Waarom zeggen de steeds weer opnieuw gewraakte huisteksten ons toch niet meer. Hier kun je lezen dat de God van het O.T. dezelfde is in het N.T. (O.T.: besnijdenis voor de gelovige Abraham en al zijn ingezetenen, N.T. : doop voor de gelovige een alle huisgenoten) Zo richt de HEERE Zijn verbond op.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Simon
Berichten: 2035
Lid geworden op: 19 sep 2011, 23:34

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Simon »

huisman schreef:
Afgewezen schreef:
huisman schreef:
Afgewezen schreef:Het verbond ligt als het ware open.
Dus niet opgericht met de uitverkorenen maar opgericht in de tijd met de gelovigen en hun kinderen ?
Dit is niet wat ik bedoel.
Kun je dan uitleggen wat je wel bedoeld ? In dezelfde post lees ik "het heil is universeel geworden. Dus een ieder die het heil hoort, bevindt zich op dat moment in dezelfde positie als het OT Israël ("want ook ons is het Evangelie verkondigd gelijk als hun"). Je zult hier toch niet mee bedoelen dat het verbond universeel is, elke hoorder hoort bij het verbond?
Waarom zeggen de steeds weer opnieuw gewraakte huisteksten ons toch niet meer. Hier kun je lezen dat de God van het O.T. dezelfde is in het N.T. (O.T.: besnijdenis voor de gelovige Abraham en al zijn ingezetenen, N.T. : doop voor de gelovige een alle huisgenoten) Zo richt de HEERE Zijn verbond op.
Het is zoals Paulus in Gal. 4 : 28 zegt: “Maar wij, broeders, zijn kinderen DER BELOFTE, als Izak was”.
In Rom. 9 : 7 – 8 staat: “Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar in Izaäk zal u het zaad genoemd worden. Dat is, niet de kinderen van het vlees, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend”.
De Gemeenteleden worden dan ook geen “kinderen van het verbond” genoemd, maar wel “kinderen der beloftenis”.
“Wij prediken tot mensen alsof zij zich ervan bewust zijn stervende zondaars te zijn; dat zijn zij niet; zij hebben een goede tijd, en ons spreken over wedergeboren worden ligt op een domein waarvan zij niets weten. De natuurlijke mens wil niet wedergeboren worden”.
- Oswald Chambers -
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 19087
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door huisman »

@ Simon : En geef eens duidelijk aan wat volgens jou het verschil is tussen kinderen van het verbond en kinderen der beloftenis.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Simon
Berichten: 2035
Lid geworden op: 19 sep 2011, 23:34

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Simon »

huisman schreef:@ Simon : En geef eens duidelijk aan wat volgens jou het verschil is tussen kinderen van het verbond en kinderen der beloftenis.
Hetzelfde als het verschil tussen de slaaf en de vrije.

Hagar met haar zoon Ismaël vertegenwoordigen de wet die bij de berg Sinaï is gegeven.
Paulus schrijft in Galaten 4:21-26: “Zegt mij, gij, die onder de wet wilt zijn, hoort gij de wet niet?Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije. Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; hetwelk dingen zijn, die andere betekenis hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van de berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar; want dit, namelijk Agar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder”.
Hagar betekent in het Arabisch ‘steen’, een benaming voor de berg Sinaï. In Paulus’ allegorie vertegenwoordigt Hagar de wet en het aardse Jeruzalem, oftewel het volk Israël dat nog onder de wet leeft en ‘in slavernij’ is. Dit is een belangrijk gegeven. Paulus noemt het leven onder de wet een vorm van slavernij. In Galaten 3:24 noemt hij de wet een tuchtmeester, die het volk Israël bewaarde in afwachting van de Messias. Dit bewaren had o.a. ten doel om het volk af te zonderen (denk aan de middelmuur die scheiding maakte tussen Israël en de andere volken, Ef. 2:14) en hen te beschermen tegen assimilatie. Verder leert de apostel in Galaten 3:19 dat de wet was gegeven om de overtredingen te doen blijken (NBG).
Toen het geloof gekomen was, het geloof van en in de Messias1, had de wet zijn functie vervuld. De wet had geen echte kinderen gebaard, alleen maar slaven die hun meester moeten gehoorzamen. Vandaar dat Israël in slavernij verkeerde tot de komst van de Messias. Christus’ vervulling van de wet, had daarentegen de weg geopend om Israël tot het zoonschap op te voeden. Zoonschap heeft in de Bijbel de betekenis van erfgenaamschap en houdt verband met geestelijke groei en verantwoordelijkheid dragen. Met de verwerping van de Messias heeft Israël als volk de groei naar het zoonschap geblokkeerd. Daarom is Jeruzalem nog steeds in slavernij (zie Gal. 4:25, 26).
Dan komt Paulus (in Gal. 4:29) tot de kern van de allegorie: De wet en de genade verdragen elkaar niet, ze zijn niet samen te smelten, zij zijn elkaars opponenten. Zoals Hagar Sara verachtte (Gen. 16:4), zo verdragen de wet en de genade elkaar ook niet. Zoals toentertijd Ismaël de spot dreef met Izak en Sara, haatten religieuze Joden die het verlossingswerk van de Messias afwezen, later hun volksgenoten die in Hem de genade hadden leren kennen. “Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden” (Joh. 1:17).

Terwijl Abraham een tussenoplossing zocht, begreep Sara dat zachte heelmeesters hier geen genezing konden brengen. Hagar en haar zoon Ismaël moesten worden weggezonden. Misschien lijkt deze gebeurtenis in Genesis 21 hard en liefdeloos. In het licht van Galaten 4 zien we echter de diepere zin: Wet en genade zijn niet te combineren, zij verdragen elkaar niet. Daarom ook is Paulus zo fel en radicaal als hij zegt: “Ziet, ik, Paulus, zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn. En ik betuig weer aan een ieder mens, die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele wet te doen. Christus is u ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen” (Gal. 5: 2-4).

bron :IB studiehuis
“Wij prediken tot mensen alsof zij zich ervan bewust zijn stervende zondaars te zijn; dat zijn zij niet; zij hebben een goede tijd, en ons spreken over wedergeboren worden ligt op een domein waarvan zij niets weten. De natuurlijke mens wil niet wedergeboren worden”.
- Oswald Chambers -
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Afgewezen »

huisman schreef:Kun je dan uitleggen wat je wel bedoelt? In dezelfde post lees ik "het heil is universeel geworden. Dus een ieder die het heil hoort, bevindt zich op dat moment in dezelfde positie als het OT Israël ("want ook ons is het Evangelie verkondigd gelijk als hun"). Je zult hier toch niet mee bedoelen dat het verbond universeel is, elke hoorder hoort bij het verbond?
Nee, dat wil ik zeker niet zeggen. Met het schuingedrukte toon ik aan dat de situatie nu niet precies dezelfde is als die ten tijde van OT Israël. Wie behoort bij het verbond? Degene die het verbond ingewilligd heeft, m.a.w. die Christus als zijn Zaligmaker aangenomen heeft.
huisman schreef:Waarom zeggen de steeds weer opnieuw gewraakte huisteksten ons toch niet meer. Hier kun je lezen dat de God van het O.T. dezelfde is in het N.T. (O.T.: besnijdenis voor de gelovige Abraham en al zijn ingezetenen, N.T. : doop voor de gelovige een alle huisgenoten) Zo richt de HEERE Zijn verbond op.
Wees voorzichtig met al te stellige conclusies naar aanleiding van de huisteksten. Zie dit artikel: http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.ph ... el&id=2339
Gebruikersavatar
Luther
Berichten: 15857
Lid geworden op: 25 jun 2008, 20:16
Contacteer:

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Luther »

Afgewezen schreef:
huisman schreef:Kun je dan uitleggen wat je wel bedoelt? In dezelfde post lees ik "het heil is universeel geworden. Dus een ieder die het heil hoort, bevindt zich op dat moment in dezelfde positie als het OT Israël ("want ook ons is het Evangelie verkondigd gelijk als hun"). Je zult hier toch niet mee bedoelen dat het verbond universeel is, elke hoorder hoort bij het verbond?
Nee, dat wil ik zeker niet zeggen. Met het schuingedrukte toon ik aan dat de situatie nu niet precies dezelfde is als die ten tijde van OT Israël. Wie behoort bij het verbond? Degene die het verbond ingewilligd heeft, m.a.w. die Christus als zijn Zaligmaker aangenomen heeft.
Maar dan maak je het verbond en het behoren tot het verbond tot een tweezijdige zaak, waarin de mens ingewilligd moet hebben door het geloof. Dat nu is juist niet het merg van het verbond. Dat gaat erover wat de Heere doet en belooft. Vgl. de situatie met Abraham: Genesis 15: Abraham stond er geheel buiten!
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 19087
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door huisman »

Afgewezen schreef:
huisman schreef:Kun je dan uitleggen wat je wel bedoelt? In dezelfde post lees ik "het heil is universeel geworden. Dus een ieder die het heil hoort, bevindt zich op dat moment in dezelfde positie als het OT Israël ("want ook ons is het Evangelie verkondigd gelijk als hun"). Je zult hier toch niet mee bedoelen dat het verbond universeel is, elke hoorder hoort bij het verbond?
Nee, dat wil ik zeker niet zeggen. Met het schuingedrukte toon ik aan dat de situatie nu niet precies dezelfde is als die ten tijde van OT Israël. Wie behoort bij het verbond? Degene die het verbond ingewilligd heeft, m.a.w. die Christus als zijn Zaligmaker aangenomen heeft.
huisman schreef:Waarom zeggen de steeds weer opnieuw gewraakte huisteksten ons toch niet meer. Hier kun je lezen dat de God van het O.T. dezelfde is in het N.T. (O.T.: besnijdenis voor de gelovige Abraham en al zijn ingezetenen, N.T. : doop voor de gelovige een alle huisgenoten) Zo richt de HEERE Zijn verbond op.
Wees voorzichtig met al te stellige conclusies naar aanleiding van de huisteksten. Zie dit artikel: http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.ph ... el&id=2339

Jouw link kan mij zeker niet overtuigen (en dat is nog een eufemisme )
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Simon
Berichten: 2035
Lid geworden op: 19 sep 2011, 23:34

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Simon »

Simon schreef:
Luther schreef:
Afgewezen schreef:1. Hoe behoren die tot de gemeente? Ook GJdB komt daar niet helemaal uit. 2. Het blijkt dus dat de gemeente geen 'gesloten' geheel meer is, zoals dat bij Israël wel was ("Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls"); het heil is universeel geworden. Dus een ieder die het heil hoort, bevindt zich op dat moment in dezelfde positie als het OT Israël ("want ook ons is het Evangelie verkondigd gelijk als hun").
Zeker, het is geen gesloten geheel. Maar feit is wel dat er onderscheid is (genadig onderscheid) tussen de verbondskinderen en zij die dat niet zijn. Hun zijn de woorden Gods toebetrouwd. Hun is (Ursinus, schatboek bij zondag 20) de Heilige Geest gegeven.
Ga nu Rom 9:3-5 eens GOED lezen.
Inmiddels dit al gelezen, Luther???
“Wij prediken tot mensen alsof zij zich ervan bewust zijn stervende zondaars te zijn; dat zijn zij niet; zij hebben een goede tijd, en ons spreken over wedergeboren worden ligt op een domein waarvan zij niets weten. De natuurlijke mens wil niet wedergeboren worden”.
- Oswald Chambers -
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Afgewezen »

Luther schreef:
Afgewezen schreef:
huisman schreef:Kun je dan uitleggen wat je wel bedoelt? In dezelfde post lees ik "het heil is universeel geworden. Dus een ieder die het heil hoort, bevindt zich op dat moment in dezelfde positie als het OT Israël ("want ook ons is het Evangelie verkondigd gelijk als hun"). Je zult hier toch niet mee bedoelen dat het verbond universeel is, elke hoorder hoort bij het verbond?
Nee, dat wil ik zeker niet zeggen. Met het schuingedrukte toon ik aan dat de situatie nu niet precies dezelfde is als die ten tijde van OT Israël. Wie behoort bij het verbond? Degene die het verbond ingewilligd heeft, m.a.w. die Christus als zijn Zaligmaker aangenomen heeft.
Maar dan maak je het verbond en het behoren tot het verbond tot een tweezijdige zaak, waarin de mens ingewilligd moet hebben door het geloof. Dat nu is juist niet het merg van het verbond. Dat gaat erover wat de Heere doet en belooft. Vgl. de situatie met Abraham: Genesis 15: Abraham stond er geheel buiten!
Strikt doorgeredeneerd behoort dan iedereen die het Evangelie hoort, tot het verbond.
Geka
Berichten: 440
Lid geworden op: 11 aug 2006, 19:32

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Geka »

De discussie volgend wil ik graag een eenmalige bijdrage plaatsen, in de vorm van onderstaand gedeelte uit een artikel.
Persoonlijk voel ik enerzijds met Afgewezen mee dat de zaligmakende kern van Gods genadeverbond bestaat in de wederzijdse verhouding tussen God en Zijn volk. Daarom klinkt ook telkens in het OT als samenvatting de formule:
Ik zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn.
Tegelijkertijd wil ik met de anderen hier ook staande houden dat dit niet betekent dat het genadeverbond van geen enkele betekenis is voor de nog ongelovige kinderen/ouderen van de gemeente. Het wordt immers opgericht met de gelovigen en hun kinderen. Dat geldt niet alleen in OT, maar ook in het NT.
Op grond van de verbondsbelofte worden zij gedoopt, zij leven onder de beloften en eisen van het verbond.

Overigens, verwijzend naar de titel van het topic, is dit artikel geschreven vanuit de overtuiging dat er met betrekking tot de eeuwige staat van de mens maar twee verbonden zijn. Het verbond der verlossing in de eeuwigheid losmaken van het genadeverbond in de tijd neemt naar mijn overtuiging teveel de spanning in het Bijbelse verbondsdenken weg, en doet te weinig recht aan het gegeven dat de kern van het genadeverbond in de tijd de tweezijdige verhouding tussen God en Zijn volk is. Tegelijkertijd betekent dit niet dat de beloften alleen voor de uitverkorenen zijn, maar dat zij als pleitgrond worden aangeboden aan allen die leven onder Gods genadeverbond, en het teken en zegel daarvan mochten ontvangen.
Hieronder de bijdrage.

1. Het Woord van God maakt duidelijk dat sinds de zondeval alle mensen in Gods ogen verdoemelijk zijn (Rom. 3), dood in zonden en misdaden (Efeze 2). De aangrijpende werkelijkheid van ons natuurlijk bestaan is dat er niemand is die naar God zoekt of vraagt.
Toch heeft het God behaagd om in Zijn vrije genade Zijn Zoon in deze wereld te zenden, om door Zijn plaatsvervangend lijden en sterven voor de zonde, en Zijn plaatsvervangend vervullen van de wet van God, een gemeente van gevallen zondaren zalig te maken.
Op vele plaatsen in het Woord van God wordt duidelijk dat een zondaar alleen zaligmakend deel heeft aan dit werk van Christus, wanneer wij persoonlijk in de weg van de wedergeboorte (Joh. 3) het ware geloof in Christus ontvangen. Dit ware geloof in Christus wordt gekenmerkt door droefheid naar God over de zonde, het omhelzen van Gods belofte van genade in Christus Jezus, en het verlangen om uit liefde te leven naar het Woord van God.
Allen die door dit persoonlijk ontvangen geloof aan Christus verbonden zijn, ontvangen vergeving van zonden en eeuwig leven. Allen die dit geloof missen, blijven onder de toorn van God over onze zonde. Ons doopformulier leert ons dit als eerste: dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom kinderen des toorns, die in het rijk van God niet kunnen komen tenzij wij opnieuw geboren worden.

2. Het Woord van God leert ons verder dat God Zijn genade in Christus Jezus wil realiseren in de weg van het genadeverbond. De wortels van Gods genadeverbond liggen in de eeuwigheid, waar Vader, Zoon en Geest besloten hebben om op grond van Christus’ werk een gemeente van gevallen zondaren, uitverkoren tot het eeuwige leven, zalig te maken in de tijd.
God openbaart Zijn genadeverbond in de tijd, waarbij dit verbond een bepaalde verschijningsvorm kent. In het Oude Testament openbaart God Zijn genadeverbond (alleen) binnen het volk Israel, waarbij de besnijdenis van de jongens een teken en zegel van dit verbond is. In het Nieuwe Testament openbaart God Zijn genadeverbond binnen de christelijke gemeente die bestaat uit zowel Joden als heidenen, waarbij de heilige doop van zowel jongens/meisjes als mannen/vrouwen het teken en zegel van het genadeverbond is.
Het gaat in Oude Testament en Nieuwe Testament (en dus ook nu nog) om één en hetzelfde genadeverbond. Door de komst van Christus en Zijn bloedig schuldoffer op Golgotha is het bloedige teken en zegel van de besnijdenis overgegaan/vervuld in het onbloedige teken en zegel van de heilige doop. En sinds de uitstorting van de Heilige Geest op Pinksteren is het genadeverbond niet meer alleen beperkt tot het volk van Israel, maar ook voor de heidenen die komen tot geloof in Christus en bekering tot God.

Wie behoren er tot dit genadeverbond van God? De gelovigen, en hun kinderen (Gen. 17:7).
De gelovigen zijn degenen die waar geloof in Christus Jezus kennen, zodat er bij hen sprake is van een tweezijdige verbondsverhouding. Dat wil zeggen: in het genadeverbond heeft God in Christus Zijn gelovigen lief, maar Zijn gelovigen hebben door Zijn herscheppende genade ook Hem wederkerig lief gekregen. De (zaligmakende!) kern van het genadeverbond is dus de wederzijdse verhouding tussen God en Zijn volk (gelovigen). Dat tweezijdige klinkt ook door in de herhaalde verbondsformule: Ik zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn.

Maar, bij dit genadeverbond horen ook de kinderen van de gelovigen, op grond van Gods belofte in Zijn verbond: Ik ben uw God, en uws zaads God.
Dat betekent dat de HEERE verklaart dat Hij gewillig is ook de kinderen van Zijn gelovigen Zijn genade te schenken. Zo komt Hij met Zijn verbondsbelofte van genade tot deze kinderen, die het karakter draagt van een indringende en welmenende aanbieding van de zaligheid in Christus Jezus. In het Woord van God wordt die verbondsverhouding ook wel vergeleken met het door de HEERE geplaatst worden in een huwelijksverhouding met Hem (zie bijv. Hosea).
Dat beeld zegt alles over de liefde en genade die de HEERE in Zijn verbond wil geven, en het maakt duidelijk dat Hij van Zijn kant in Zijn belofte toezegt dat Hij alles wil geven wat nodig is voor tijd en eeuwigheid.
We mogen hier denken aan het ten tweede wat ons doopformulier noemt, waarin wordt uitgesproken wat Vader, Zoon en Heilige toezeggen (dat is: beloven, zie ook HC Zondag 27).
Als we dat op ons laten inwerken, is het duizelingwekkend groot wat de HEERE in Zijn beloften wil geven, aan schuldige en onreine zondaren zoals wij en onze kinderen allen zijn.

3. Maar, dat is niet het enige. We mogen Gods verbondsbelofte nooit losmaken van Gods verbondseis, om in de weg van bekering Hem lief te hebben, te gehoorzamen, te dienen.
Wat God belooft in Zijn belofte, wordt alleen daadwerkelijk ontvangen als er ook gehoorzaamheid is aan Zijn eis om Hem lief te hebben, te geloven, en te dienen.
Want, waar Zijn verbondseis in ongeloof en onbekeerlijkheid wordt verworpen, daar zal uiteindelijk de verbondswraak van de HEERE ons deel zijn na dit leven: Gods eeuwige toorn over de zonde in de hel, die juist over ongehoorzame verbondskinderen zoveel groter zal zijn dan bij heidenen, omdat wij dan Gods aangeboden beloften in ongeloof veracht hebben.

Dus: de kinderen van de gelovigen worden weliswaar geplaatst in de huwelijksverhouding van Gods genadeverbond, waarbij God van Zijn kant alles toezegt/belooft te zullen geven.
Maar, die eenzijdige verbondsverhouding en verbondsbelofte vanuit de HEERE dient wel een antwoord te ontvangen vanuit de zijde van de mens, in de vorm van geloof en bekering.
Pas dan is er sprake van een tweezijdige verbondsverhouding die (alleen!) zaligmakend is.
De noodzaak van dit tweezijdige in de verbondsverhouding om zalig te worden noemt ons doopformulier in het ten derde: overmits in alle verbonden twee delen begrepen zijn, zo worden wij ook door God in de doop vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk om deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest lief te hebben, te betrouwen, enz.
Waar dit tweezijdige in de verbondsverhouding ontbreekt, daar liggen we nog steeds verloren voor God in zonde en schuld. Dus: punt 2 heft zonder punt 3, nooit punt 1 op!
Dat is het aangrijpende, wat wij nooit over mogen slaan: ook al worden wij door de HEERE in Zijn genadeverbond in een huwelijksverhouding met Hem geplaatst vanaf Zijn kant vanaf onze geboorte, toch kunnen en zullen wij allen vanuit onszelf nooit anders doen dan al die aangeboden genade in ongeloof en onbekeerlijkheid verwerpen! Wij kunnen en zullen vanuit onszelf nooit anders doen dan Hem ontrouw zijn in ongeloof en onbekeerlijkheid, terwijl ons getrouwd heeft in Zijn genadeverbond! Omdat we gevallen kinderen van Adam zijn.
Er is maar één tenzij: Tenzij wij door de Geest van God wedergeboren worden!
Ziet u dat wedergeboorte ook voor kinderen van Gods genadeverbond onmisbaar is?
Alleen door wedergeboorte vanuit God ontvangen wij daadwerkelijk het zaligmakend geloof in Christus en de bekering tot God, die nodig zijn om Gods verbondseis te gehoorzamen! Zodat er een (zaligmakende!) tweezijdige verbondsverhouding met de HEERE is!
Zo is het genadeverbond ook daadwerkelijk een verbond van genade! Ook al ligt de eis van geloof en bekering op ons leven, tegelijkertijd is geloof en bekering ook door de HEERE beloofd, en is het Zijn gave die Hij wegschenkt in het hart en leven van zondaren!
Hij zorgt er Zelf voor, dat er een tweezijdige verhouding is tussen Hem en Zijn volk!
Geeft Hij die genade van de wedergeboorte daadwerkelijk aan allen die het teken en zegel van Zijn verbond ontvangen hebben? Wij weten vanuit het Woord dat dit niet het geval is.
God realiseert de stroom van Zijn genadige verkiezing binnen de bedding van Zijn genadeverbond. Daarom lezen we ook in OT en NT over twee soorten verbondskinderen:
Gelovig, en ongelovig. Wie het geloof ontvangt, ontvangt dat alleen uit vrije genade, vanuit Gods vrijmachtig verkiezend welbehagen. Zodat we daarin alleen leren roemen.
Maar wie in ongeloof volhardt, kan nooit de schuld op de HEERE werpen, sinds Hij tot ons komt met Zijn welmenende belofte en eis! Zijn belofte is dan ook een welmenende pleitgrond in ons gebed, voor ons en onze kinderen, dat Hij ze alles zal geven wat nodig is: wedergeboorte, geloof in Christus, en bekering tot God!
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Afgewezen »

@Geka, hierbij mijn reactie. Ik heb een paar citaten uit je betoog gelicht, waarop ik een reactie geef.
Geka schreef:Tegelijkertijd wil ik met de anderen hier ook staande houden dat dit niet betekent dat het genadeverbond van geen enkele betekenis is voor de nog ongelovige kinderen/ouderen van de gemeente. Het wordt immers opgericht met de gelovigen en hun kinderen. Dat geldt niet alleen in OT, maar ook in het NT.
Op grond van de verbondsbelofte worden zij gedoopt, zij leven onder de beloften en eisen van het verbond.
Dit is op zich al een forse theologische uitspraak. De vraag is immers of ‘het’ genadeverbond wordt ‘opgericht’ met ‘gelovigen en hun kinderen’. Het ligt genuanceerder. Het verbond dat God opricht in het OT, doorloopt een geschiedenis. En het wisselt ook van verbondspartner. Eerst is het een verbond met Abraham en de zijnen, later wordt het een verbond met het volk Israël als zodanig. Maar wie de lijn in het OT volgt, ziet dat het verbond op een bepaald moment het verbond wordt met de gelovigen in Israël, en dat de ongelovigen daarbuiten vallen, gesymboliseerd in de scheuring van het rijk (Juda vs. Israël). Uiteindelijk concentreert het verbond zich in Christus, Die gegeven is tot een Verbond des volks, en van daaruit komt er een uitstraling ook naar de heidenvolkeren toe. Het verbond is nu niet meer een Israëlitische aangelegenheid, maar het is de bedoeling dat het wereldwijd wordt.
Daarom vind ik de formulering door jou gegeven, te statisch en te veel ingegeven door de situatie in OT Israël. Die kun je, na de komst van Christus, niet één op één overzetten op de NT situatie.
Geka schreef:Tegelijkertijd betekent dit niet dat de beloften alleen voor de uitverkorenen zijn, maar dat zij als pleitgrond worden aangeboden aan allen die leven onder Gods genadeverbond, en het teken en zegel daarvan mochten ontvangen.
Zie wat ik hierboven schreef. De beloften zijn er niet uitsluitend voor de gelovigen en hun kinderen, maar voor ieder die het Evangelie hoort.
Het OT verbond met Israël kende twee componenten: 1. het door jou terecht genoemde tweezijdige verbond met de gelovigen, 2. de verkondiging van het Evangelie (de beloften) als zodanig. Ik laat hier de schaduwachtige component dan nog buiten beschouwing.
Die twee componenten hebben zich in de NT situatie vertaald in de volgende twee 1. de gemeente, als in principe bestaande uit de ware gelovigen (wat ook onze belijdenis leert), 2. de gehele wereld, als adresdrager van de beloften.
De situatie in de gemeente nú is dus niet helemaal vergelijkbaar met die van het OT Israël.
Geka schreef:God openbaart Zijn genadeverbond in de tijd, waarbij dit verbond een bepaalde verschijningsvorm kent. In het Oude Testament openbaart God Zijn genadeverbond (alleen) binnen het volk Israel, waarbij de besnijdenis van de jongens een teken en zegel van dit verbond is. In het Nieuwe Testament openbaart God Zijn genadeverbond binnen de christelijke gemeente die bestaat uit zowel Joden als heidenen, waarbij de heilige doop van zowel jongens/meisjes als mannen/vrouwen het teken en zegel van het genadeverbond is.
De grote vraag die hier speelt, is: was de besnijdenis teken van de eerste component van het verbond of van het tweede? Wanneer de besnijdenis ook betrekking heeft op de éérste component van het verbond (het tweezijdig verbond met de gelovigen), dan betekent dit zonder meer dat ook de kinderdoop valide is, immers, Abraham werd besneden én zijn huis. Maar had de besnijdenis uitsluitend betrekking op de tweede component van het verbond, dan is het de vraag of de kinderdoop wel valide is, immers, de gehele wereld is adresdrager van de belofte geworden.
Geka schreef:Wie behoren er tot dit genadeverbond van God? De gelovigen, en hun kinderen (Gen. 17:7).
De gelovigen zijn degenen die waar geloof in Christus Jezus kennen, zodat er bij hen sprake is van een tweezijdige verbondsverhouding. Dat wil zeggen: in het genadeverbond heeft God in Christus Zijn gelovigen lief, maar Zijn gelovigen hebben door Zijn herscheppende genade ook Hem wederkerig lief gekregen. De (zaligmakende!) kern van het genadeverbond is dus de wederzijdse verhouding tussen God en Zijn volk (gelovigen). Dat tweezijdige klinkt ook door in de herhaalde verbondsformule: Ik zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn.

Maar, bij dit genadeverbond horen ook de kinderen van de gelovigen, op grond van Gods belofte in Zijn verbond: Ik ben uw God, en uws zaads God.
Laten we niet vergeten dat het verbond met Abraham opgericht is met hém en zijn zaad. Dit zonder meer te vertalen met ‘de gelovige en zijn zaad’, is wellicht een stap te ver. Wanneer wij in het OT lezen van het zaad, dan moeten wij toch niet uit het oog verliezen, dat het ook in dezen kan gaan om het geestelijk zaad van Abraham (wanneer de eerste component van het verbond bedoeld wordt).
Geka schreef:Dat betekent dat de HEERE verklaart dat Hij gewillig is ook de kinderen van Zijn gelovigen Zijn genade te schenken. Zo komt Hij met Zijn verbondsbelofte van genade tot deze kinderen, die het karakter draagt van een indringende en welmenende aanbieding van de zaligheid in Christus Jezus. In het Woord van God wordt die verbondsverhouding ook wel vergeleken met het door de HEERE geplaatst worden in een huwelijksverhouding met Hem (zie bijv. Hosea).
Dat beeld zegt alles over de liefde en genade die de HEERE in Zijn verbond wil geven, en het maakt duidelijk dat Hij van Zijn kant in Zijn belofte toezegt dat Hij alles wil geven wat nodig is voor tijd en eeuwigheid.
Zie wat ik hierboven gezegd heb. Dit alles gaat over de tweede component van het verbond, die in de OT situatie beperkt bleef tot Israël, maar in het NT niet. Dus om díé reden hoeven de kinderen van de gemeente niet gedoopt te worden. Er is wat dit betreft in principe geen onderscheid tussen kerk en wereld.
Geka schreef:3. Maar, dat is niet het enige. We mogen Gods verbondsbelofte nooit losmaken van Gods verbondseis, om in de weg van bekering Hem lief te hebben, te gehoorzamen, te dienen.
Wat God belooft in Zijn belofte, wordt alleen daadwerkelijk ontvangen als er ook gehoorzaamheid is aan Zijn eis om Hem lief te hebben, te geloven, en te dienen.
Want, waar Zijn verbondseis in ongeloof en onbekeerlijkheid wordt verworpen, daar zal uiteindelijk de verbondswraak van de HEERE ons deel zijn na dit leven: Gods eeuwige toorn over de zonde in de hel, die juist over ongehoorzame verbondskinderen zoveel groter zal zijn dan bij heidenen, omdat wij dan Gods aangeboden beloften in ongeloof veracht hebben.
De ‘verbondseis’ is het Evangelie. Daarin komt God met Zijn genadeverbond tot een ieder die het hoort. En wie dit spreken verwerpt, die krijg te doen met de ‘verbondswraak’.
WimA
Berichten: 2028
Lid geworden op: 17 mei 2012, 20:15

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door WimA »

.
Laatst gewijzigd door WimA op 19 jun 2012, 23:46, 1 keer totaal gewijzigd.
WimA
Berichten: 2028
Lid geworden op: 17 mei 2012, 20:15

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door WimA »

Ds. Kersten en de drieverbondenleer (6 en slot)
We bezagen de vorige keer, dat het voor ds. Kersten in de verbondsleer wezenlijk was, ‘dat de mens van nature in een gebroken werkverbond ligt en alleen door wedergeboorte in het verbond der genade opgenomen wordt’ Dogm. I, blz. 313). Daarmee wees hij resoluut de leer af volgens welke alle leden der kerk en hun zaad, ook de niet-uitverkorenen, bondelingen zijn en rechtens deel hebben aan de heilgoederen van het genadeverbond. Dit is een wijd verbreide leervoorstelling geworden. Men spreekt daarin van verbondsmatige prediking. In die prediking horen verbondskinderen van hun voorrechten en klinkt tot hen de oproep om in Jezus te geloven. Alsof de gevallen mens in zijn geestelijke doodstaat daartoe in staat en gewillig is. Verbondskinderen? Ds. Kersten leerde, dat elke uitverkorene van nature ‘gerekend is in Adams bondsbreuk en mitsdien onder de vloek van het werkverbond ligt; wandelend op de weg des verderfs; zonder Christus, vreemdeling van de verbonden der belofte; geen hoop hebbende en zonder God in de wereld (Efeze 2:12). Om zalig te worden heeft mitsdien elke uitverkorene een daadwerkelijke opneming in het verbond van node. Zij worden Christus ingelijfd en daarmede al Zijn weldaden deelachtig en in verbondsrelatie tot God gebracht’ Hij noemt dat een overzetten ‘uit het verbroken werkverbond in het verbond der genade; uit de staat der verdoemenis in die der verzoening’ (Dogm. I. 322).

In een gebroken werkverbond
Wat dat verschil voor de prediking betekent, willen we tonen met de woorden van een predikant uit de begintijd van de Gereformeerde Gemeenten. Hij schreef: ‘Zeker, ieder van Gods uitverkorenen is begrepen, van eeuwigheid aan, in het gezegend verbond der genade, en treedt bij zijn natuurlijke geboorte als zulk een ‘begrepene in dat verbond’ dit aardse leven in. Maar wat zijn staat betreft, bevindt hij zich in een gebroken werkverbond, dat wij wel aan onze zijde door onze overtreding en verdorvenheid verbroken en krachteloos gemaakt hebben tot verwerving des eeuwigen levens, maar dat niettemin aan de zijde Gods niet opgeheven of ontbonden is verklaard. Gods recht en eis, Zijn belofte en vloek, tot dat verbond behorende, zijn nog evenzeer van kracht als toen het opgericht werd. Dat verbond is niet afgeschaft of vernietigd, zo min door de dood van Christus als door de zonde van de mens – gelijk de Heilige Schrift in Matth. 5:18, Rom. 7:12, Rom. 3:9 en 19, Jak. 4:11 en 2:11 en andere plaatsen meer, de nadenkende lezer niet onduidelijk geeft te verstaan.
En daarom predik ik aan mijn hoorders: het kan zeer wel zijn dat gij, van de onbegonnen eeuwigheid aan, in het verbond der genade begrepen zijt – ik kan het noch bevestigen nog ontkennen – maar feit is het, dat ge in het verbond der wet zijt geboren, hetwelk niet anders voor u bevat dan vloek en toorn, krachtens de bedreiging van Gods rechtvaardigheid aan de overtreders gedaan, en dat er in eeuwigheid geen redding voor zulken zal zijn, tenzij dat ze uit dit verbond leren vluchten tot en ander verbond van louter genade op de grondslag van bevredigd recht, waarin alleen het behoud van verlorenen ligt.

Krachtdadig geroepen
Aan zulken die krachtdadig geroepen, uit de doodslaap der zonde opgewekt in onder zaligmakende overtuiging zijn, zondaars wordende in hun bewustzijn voor God – prediken wij dat God gezegd heeft: Zo hun onbesneden hart gebogen wordt en zij aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben, dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond. We zoeken in de bediening des Woords, als instrument in ’s Heeren hand, voor de verbrokenen van hart en verslagenen van geest het verbond, onder welks bediening zij leven, te openen, door hun te prediken de beloften des Evangelies, welker inhoud de van God gegeven Middelaar is, Christus de enige Weg zonder Welke niemand tot de Vader komt – opdat zij onder de toepassende werking des Heiligen Geestes mogen weten en verstaan van welke zijde hun behoud, hun herstel in Gods gemeenschap en gunst alleen te wachten is. We trachten, met hoveel gebrek dan ook, dezulken wie in de beloften des Evangelies ‘een deur der hope in het dal van Achor’ geopend werd, bij alle waardschatting van de verruiming, de blijdschap en de troost die in de weg van het toevluchtnemend geloof genoten wordt, evenwel voor te houden hoe allergewenst en voor een bewuste staatsverwisseling noodzakelijk het is: door het naakte geloof – een Godskracht die valt in een uitgewerkte, ontledigde ziel! – in de Heere Jezus Christus, de grote Verbondsmiddelaar en alzo in het verbond zelf te mogen overgaan, opdat zij in de geloofsvereniging met Hem, deelgenoten geworden aan al Zijn heilverdiensten, genieten mogen de gewisse weldadigheden Davids, welke in dat verbond worden toebedeeld zonder geld en zonder prijs. En zo ook pogen we in de bediening die ons werd toebetrouwd, Gods verloste volk geduriglijk te bepalen bij de volheid der genade die in Christus Jezus is, opdat zij, hoe onbekwaam, hoe arm en leeg ook in zichzelf, hun mond wijd zullen open doen, om in de gelovige gebruikmaking van hun gezegend Hoofd, van de Heilige Geest en van de volstrekte verbondsbeloften, bekwaamd te mogen worden tot alle gehoorzaamheid in het doen en lijden van huns Bondsgods wil. Ziedaar in korte woorden onze verbondsbeschouwing aangegeven. Is zij onbijbels? Ongereformeerd? In strijd met de bevinding van Gods heiligen?...’ (ds. W. den Hengst in ‘Uitgetreden’, de brochure waarin hij in 1913 zijn uittreden uit de Gereformeerde Kerken en overgang naar de Gereformeerde Gemeenten verantwoordde, blz. 31 en volgende)

Om ’t eeuwig welbehagen
Het allesbeheersend uitgangspunt van ds. Kerstens prediking is steeds geweest het soevereine welbehagen Gods. Dat bepaalde ook zijn strijd tegen de drieverbondenleer. We menen zelfs te kunnen zeggen dat de verkiezingsleer in zijn prediking op het laatst van zijn leven nog meer nadruk heeft gekregen. We nemen als voorbeeld zijn kerstpreek over 1 Tim. 1:15 in de prekenbundel De gelovige verwachting. Ze is het eerst gepubliceerd in de prekenserie Uit de schat des Woords, eind 1947, een klein jaar voor zijn sterven. Daaruit enkele citaten: ‘Spreek toch, zo roepen velen in onze dagen, spreek toch niet telkens weer van die predestinatie; zeg toch de mensen dat zij geloven en zich bekeren moeten. Maar hoe zou er geloof en bekering zijn dan alleen uit het soeverein welbehagen des Vaders? Is er één stuk van onze Gereformeerde religie, dat de mens, met behoud van diens volle verantwoordelijkheid voor zijn daden, scherper afsnijdt van al zijn droggronden, dan juist het welbehagen Gods om Zich soeverein te verheerlijken in Zijn redelijke schepselen, beide in rechtvaardigheid en in barmhartigheid? Is er één zaak in Gods Woord geopenbaard die Gods volk tot dieper wateren der zwemming wordt dan juist dat welbehagen Gods?’(390)
‘Ook de uitverkorenen zijn zondaren van nature, vijanden van God en Christus, overtreders van al Gods geboden, kinderen des toorns van nature. Dat zegt ons Gods Woord. Men moge voor gedoopten en kerkgangers in deze dagen schone benamingen bedenken, hen bondelingen noemen en rechthebbenden op de zaligheid, Gods Woord leert ons dat zij dood zijn door de misdaden en zonden; geworpen op het vlakke des velds. Maar de Heere Jezus kwam in de wereld oor hen’ (393)

Samenbinden
‘Velen willen de soevereiniteit Gods en de verantwoordelijkheid van de mens samenbinden door de gevallen zonder aan het werk te zetten als voorwaarde voor de vervulling van Gods beloften. Om één voorbeeld te noemen, men beroept zich erop dat er geschreven staat: ‘Klopt en u zal opengedaan worden’. God heeft Zijn belofte dus gegeven, zo roept men nu, en als gij nu maar klopt, dan zal u zeker worden opengedaan. (…) Zij bedriegen u, die u de hemel openen als gij maar ernstig leeft en op zijn tijd bidt, en dat houden voor ‘kloppen’ als door Christus bedoeld, waarop God krachtens Zijn belofte u opendoen zal. (…) Daarom vermanen wij u, jong en oud, de dienst der wereld te verzaken, Gods Woord aanhoudend te onderzoeken en te overleggen. Doch slechts als middel, dat God tot ontdekking van uw zondestaat gebruiken mocht (396 e.v.) ‘Men dringt, nog wel met een beroep op onze vaderen, elke mens een pleiten op de beloften Gods op, omdat men niet onderscheidt tussen leven en dood. Pleiten is een werk des geloofs, en het geloof is niet aller, maar alleen der wedergeborenen. Maar die uit God geboren is, is zondaar geworden voor God, een verlorene (397 e.v.) ‘Werd u ooit de soevereine leer der predestinatie liever dan toen gij, volk van God, het hemelwonder voor uzelf door het geloof mocht omhelzen? Het getrouwe woord, dat alle aanneming waardig is, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.’ (398)

P.S. Om misverstand te voorkomen, ds. Kersten sprak van vele christelijk gereformeerden, niet van
alle christelijk gereformeerden.
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 19087
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door huisman »

WimA schreef:Ds. Kersten en de drieverbondenleer (6 en slot)
We bezagen de vorige keer, dat het voor ds. Kersten in de verbondsleer wezenlijk was, ‘dat de mens van nature in een gebroken werkverbond ligt en alleen door wedergeboorte in het verbond der genade opgenomen wordt’ Dogm. I, blz. 313). Daarmee wees hij resoluut de leer af volgens welke alle leden der kerk en hun zaad, ook de niet-uitverkorenen, bondelingen zijn en rechtens deel hebben aan de heilgoederen van het genadeverbond. Dit is een wijd verbreide leervoorstelling geworden. Men spreekt daarin van verbondsmatige prediking. In die prediking horen verbondskinderen van hun voorrechten en klinkt tot hen de oproep om in Jezus te geloven. Alsof de gevallen mens in zijn geestelijke doodstaat daartoe in staat en gewillig is. Verbondskinderen? Ds. Kersten leerde, dat elke uitverkorene van nature ‘gerekend is in Adams bondsbreuk en mitsdien onder de vloek van het werkverbond ligt; wandelend op de weg des verderfs; zonder Christus, vreemdeling van de verbonden der belofte; geen hoop hebbende en zonder God in de wereld (Efeze 2:12). Om zalig te worden heeft mitsdien elke uitverkorene een daadwerkelijke opneming in het verbond van node. Zij worden Christus ingelijfd en daarmede al Zijn weldaden deelachtig en in verbondsrelatie tot God gebracht’ Hij noemt dat een overzetten ‘uit het verbroken werkverbond in het verbond der genade; uit de staat der verdoemenis in die der verzoening’ (Dogm. I. 322).

In een gebroken werkverbond
Wat dat verschil voor de prediking betekent, willen we tonen met de woorden van een predikant uit de begintijd van de Gereformeerde Gemeenten. Hij schreef: ‘Zeker, ieder van Gods uitverkorenen is begrepen, van eeuwigheid aan, in het gezegend verbond der genade, en treedt bij zijn natuurlijke geboorte als zulk een ‘begrepene in dat verbond’ dit aardse leven in. Maar wat zijn staat betreft, bevindt hij zich in een gebroken werkverbond, dat wij wel aan onze zijde door onze overtreding en verdorvenheid verbroken en krachteloos gemaakt hebben tot verwerving des eeuwigen levens, maar dat niettemin aan de zijde Gods niet opgeheven of ontbonden is verklaard. Gods recht en eis, Zijn belofte en vloek, tot dat verbond behorende, zijn nog evenzeer van kracht als toen het opgericht werd. Dat verbond is niet afgeschaft of vernietigd, zo min door de dood van Christus als door de zonde van de mens – gelijk de Heilige Schrift in Matth. 5:18, Rom. 7:12, Rom. 3:9 en 19, Jak. 4:11 en 2:11 en andere plaatsen meer, de nadenkende lezer niet onduidelijk geeft te verstaan.
En daarom predik ik aan mijn hoorders: het kan zeer wel zijn dat gij, van de onbegonnen eeuwigheid aan, in het verbond der genade begrepen zijt – ik kan het noch bevestigen nog ontkennen – maar feit is het, dat ge in het verbond der wet zijt geboren, hetwelk niet anders voor u bevat dan vloek en toorn, krachtens de bedreiging van Gods rechtvaardigheid aan de overtreders gedaan, en dat er in eeuwigheid geen redding voor zulken zal zijn, tenzij dat ze uit dit verbond leren vluchten tot en ander verbond van louter genade op de grondslag van bevredigd recht, waarin alleen het behoud van verlorenen ligt.

Krachtdadig geroepen
Aan zulken die krachtdadig geroepen, uit de doodslaap der zonde opgewekt in onder zaligmakende overtuiging zijn, zondaars wordende in hun bewustzijn voor God – prediken wij dat God gezegd heeft: Zo hun onbesneden hart gebogen wordt en zij aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben, dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond. We zoeken in de bediening des Woords, als instrument in ’s Heeren hand, voor de verbrokenen van hart en verslagenen van geest het verbond, onder welks bediening zij leven, te openen, door hun te prediken de beloften des Evangelies, welker inhoud de van God gegeven Middelaar is, Christus de enige Weg zonder Welke niemand tot de Vader komt – opdat zij onder de toepassende werking des Heiligen Geestes mogen weten en verstaan van welke zijde hun behoud, hun herstel in Gods gemeenschap en gunst alleen te wachten is. We trachten, met hoveel gebrek dan ook, dezulken wie in de beloften des Evangelies ‘een deur der hope in het dal van Achor’ geopend werd, bij alle waardschatting van de verruiming, de blijdschap en de troost die in de weg van het toevluchtnemend geloof genoten wordt, evenwel voor te houden hoe allergewenst en voor een bewuste staatsverwisseling noodzakelijk het is: door het naakte geloof – een Godskracht die valt in een uitgewerkte, ontledigde ziel! – in de Heere Jezus Christus, de grote Verbondsmiddelaar en alzo in het verbond zelf te mogen overgaan, opdat zij in de geloofsvereniging met Hem, deelgenoten geworden aan al Zijn heilverdiensten, genieten mogen de gewisse weldadigheden Davids, welke in dat verbond worden toebedeeld zonder geld en zonder prijs. En zo ook pogen we in de bediening die ons werd toebetrouwd, Gods verloste volk geduriglijk te bepalen bij de volheid der genade die in Christus Jezus is, opdat zij, hoe onbekwaam, hoe arm en leeg ook in zichzelf, hun mond wijd zullen open doen, om in de gelovige gebruikmaking van hun gezegend Hoofd, van de Heilige Geest en van de volstrekte verbondsbeloften, bekwaamd te mogen worden tot alle gehoorzaamheid in het doen en lijden van huns Bondsgods wil. Ziedaar in korte woorden onze verbondsbeschouwing aangegeven. Is zij onbijbels? Ongereformeerd? In strijd met de bevinding van Gods heiligen?...’ (ds. W. den Hengst in ‘Uitgetreden’, de brochure waarin hij in 1913 zijn uittreden uit de Gereformeerde Kerken en overgang naar de Gereformeerde Gemeenten verantwoordde, blz. 31 en volgende)

Om ’t eeuwig welbehagen
Het allesbeheersend uitgangspunt van ds. Kerstens prediking is steeds geweest het soevereine welbehagen Gods. Dat bepaalde ook zijn strijd tegen de drieverbondenleer. We menen zelfs te kunnen zeggen dat de verkiezingsleer in zijn prediking op het laatst van zijn leven nog meer nadruk heeft gekregen. We nemen als voorbeeld zijn kerstpreek over 1 Tim. 1:15 in de prekenbundel De gelovige verwachting. Ze is het eerst gepubliceerd in de prekenserie Uit de schat des Woords, eind 1947, een klein jaar voor zijn sterven. Daaruit enkele citaten: ‘Spreek toch, zo roepen velen in onze dagen, spreek toch niet telkens weer van die predestinatie; zeg toch de mensen dat zij geloven en zich bekeren moeten. Maar hoe zou er geloof en bekering zijn dan alleen uit het soeverein welbehagen des Vaders? Is er één stuk van onze Gereformeerde religie, dat de mens, met behoud van diens volle verantwoordelijkheid voor zijn daden, scherper afsnijdt van al zijn droggronden, dan juist het welbehagen Gods om Zich soeverein te verheerlijken in Zijn redelijke schepselen, beide in rechtvaardigheid en in barmhartigheid? Is er één zaak in Gods Woord geopenbaard die Gods volk tot dieper wateren der zwemming wordt dan juist dat welbehagen Gods?’(390)
‘Ook de uitverkorenen zijn zondaren van nature, vijanden van God en Christus, overtreders van al Gods geboden, kinderen des toorns van nature. Dat zegt ons Gods Woord. Men moge voor gedoopten en kerkgangers in deze dagen schone benamingen bedenken, hen bondelingen noemen en rechthebbenden op de zaligheid, Gods Woord leert ons dat zij dood zijn door de misdaden en zonden; geworpen op het vlakke des velds. Maar de Heere Jezus kwam in de wereld oor hen’ (393)

Samenbinden
‘Velen willen de soevereiniteit Gods en de verantwoordelijkheid van de mens samenbinden door de gevallen zonder aan het werk te zetten als voorwaarde voor de vervulling van Gods beloften. Om één voorbeeld te noemen, men beroept zich erop dat er geschreven staat: ‘Klopt en u zal opengedaan worden’. God heeft Zijn belofte dus gegeven, zo roept men nu, en als gij nu maar klopt, dan zal u zeker worden opengedaan. (…) Zij bedriegen u, die u de hemel openen als gij maar ernstig leeft en op zijn tijd bidt, en dat houden voor ‘kloppen’ als door Christus bedoeld, waarop God krachtens Zijn belofte u opendoen zal. (…) Daarom vermanen wij u, jong en oud, de dienst der wereld te verzaken, Gods Woord aanhoudend te onderzoeken en te overleggen. Doch slechts als middel, dat God tot ontdekking van uw zondestaat gebruiken mocht (396 e.v.) ‘Men dringt, nog wel met een beroep op onze vaderen, elke mens een pleiten op de beloften Gods op, omdat men niet onderscheidt tussen leven en dood. Pleiten is een werk des geloofs, en het geloof is niet aller, maar alleen der wedergeborenen. Maar die uit God geboren is, is zondaar geworden voor God, een verlorene (397 e.v.) ‘Werd u ooit de soevereine leer der predestinatie liever dan toen gij, volk van God, het hemelwonder voor uzelf door het geloof mocht omhelzen? Het getrouwe woord, dat alle aanneming waardig is, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.’ (398)

P.S. Om misverstand te voorkomen, ds. Kersten sprak van vele christelijk gereformeerden, niet van
alle christelijk gereformeerden.
Ik hoop in ieder geval dat alle christelijke gereformeerden dit bovenstaande niet leren. Vooral de laatste perikoop staat wel zeer ver af van het gedachtengoed van de reformatie.

Ik hoop dat wij wel kunnen instemmen met Kohlbrugge's preek over de tekst "klopt en u zal opengedaan worden."
Nu hebben wij volgens des Heeren Jezus woord nog te denken aan een vriendelijke deurwachter, die, als u aanklopt, van harte bereidwillig is om de poort voor u open te doen. Zo lang u nog niet weet, hoe u in de hemel moet komen, moet u ook blijven aankloppen en al is de deur u wel eens geopend geweest, al bent u vaak getroost door de liefelijke en hemelse vertroostingen van boven, zo zult u toch ook ondervinden, hoe spoedig deze vertroostingen weer kunnen verdwijnen, zodat de deur weer voor u in het slot is gevallen en u radeloos daar voor staat. Wat u dan ook probeert, u zult alleen ervaren, dat u de sleutel niet in handen hebt en al had u die in handen, ach! u zou er nog niet eens gebruik van weten te maken! De weg ten hemel is in het begin ruw en bezwaarlijk, maar verderop is het toch ook dikwijls zielsverkwikking. Er is tot deze weg maar één poort, maar één ingang en deze ingang is zó nauw, dat er niets mee doorheen kan, dat er zelfs geen zucht of gebed, zoals wij in onze blindheid menen te moeten brengen als een offer om des Heeren hart daardoor te verwerven, door kan. Velen menen reeds door de nauwe poort heen te zijn en wandelen toch nog op de brede weg van het verderf. Velen liggen in sneeuw en storm voor de nauwe poort en menen: ach! ik ben met dat zware juk van zonden, dat ik op de rug draag, veel te breed, veel te zwaarlijvig om er ooit doorheen te komen. Eerst moet ik mij veel vermageren en welke dwaze overleggingen er al niet in een mens opkomen. Had ik maar dit, had ik maar dat, maar zoals ik nu ben, gaat het niet en de deur blijft gesloten. De Heere Jezus echter zegt u, dat al zulke beweringen niets zijn dan dwaze inbeeldingen van uw hart. U kunt het wel niet zien, maar achter die gesloten deur staat een zeer vriendelijke Man, wiens naam is "Trooster". Tot Hem zeggen wij:


O, vertroost mijn bang gemoed,
Was het rein in Jezus bloed.
Red mij Heer! uit al mijn nood,
Satans macht is mij te groot!


Deze Trooster, geliefden! staat klaar en Hij legt Zijn oor aan het sleutelgat om uw geschrei destebeter te vernemen. Wat hebt u nu te doen? "Klop aan en u zal open gedaan worden!" "Ik kan niet kloppen." Ja, dat is ook zo, maar ik heb toch menig stervende gezien, die in zijn laatste bange strijd met zijn magere knokkels tegen de planken van zijn bedstede klopte om hulp te verkrijgen.

Voelt u nu, mijn hoorder, u ook zo ellendig en uitgeteerd, dat alle leven u ontzinkt, o, klop maar aan bij de Heere Jezus, want het deurtje zal wel opengaan: ‘k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Gebruikersavatar
Tiberius
Administrator
Berichten: 34648
Lid geworden op: 12 jan 2006, 09:49
Locatie: Breda

Re: Twee Drie-verbondsleren?

Bericht door Tiberius »

De discussie over Postmodernisme heb ik hierheen afgesplitst: http://www.refoforum.nl/forum/viewtopic ... 18&t=11003.
Hier verder over twee of drie verbonden.
Plaats reactie