Tiberius schreef:Laat ik dan eens de focus naar een andere predikant richten.
Laatst las ik een preek van ds. J. van Eckeveld over Spreuken 11:4, hij staat in het leesprekendeel van Prekenweb.
Dan spreekt hij op een gegeven over de rijke man uit de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (begint ongeveer halverwege bladzijde 5) als een verbondskind.
Kan jij je daar in vinden, Anker? En vind je dat hij daar wezenlijk anders spreekt over verbondskinderen dan ds. Van Aalst in het boekje?
(Mijn eigen antwoorden zijn: ja, nee).
ds. van Eckeveld schreef:Abraham zegt: ‘Kind…’ Weet u wat dat betekent? Die man was een kind van het verbond. Hij droeg het teken van het verbond. Hij was besneden en was een godsdienstig mens. Hij noemde Abraham ook ‘váder Abraham’. Een echte, godsdienstige jood. Iedere sabbat was hij in de synagoge. Je zou zeggen: hij kwam zelfs doordeweeks naar de kerk. En dan toch eeuwig in de pijn…
Gemeente, dat maakt het zo aangrijpend, hè? Uiteindelijk was deze man met al zijn godsdienst en met al zijn farizese rechtzinnigheid alleen maar druk met het aardse goed. Nooit had hij één hand uitgestoken naar die arme Lazarus, naar dat arme en tegelijk rijke kind van God, dat daar als een bedelaar aan zijn deur lag. ‘Als ik maar genieten kan en als ik maar al meer naar mezelf kan toehalen…’ En dan toch: ‘Kind…’
Wat komt het dichtbij, gemeente. We gaan met een gedoopt voorhoofd verloren, als we alleen maar druk waren met al die duizend en één dingen van beneden. Al zaten we in de kerk. Als we verloren gaan met een gedoopt voorhoofd, dan zullen we komen in de eeuwige pijn. En dan zullen we weten dat we gedoopt waren, dat we het teken van het verbond aan ons voorhoofd droegen. Je zou kunnen zeggen: dat doopwater droogt nooit meer op.
Dan zal dat gedoopte voorhoofd eeuwig tegen je zeggen: eigen schuld, eigen schuld. Het is niet Gods schuld. Hij riep je. Hij nodigde je. Hij klopte op de deur van je hart. Hij gaf het teken dat er ook voor jou ruimte was in het bloed van Christus. Maar je bent eraan voorbijgegaan. Je was alleen maar druk met het aardse goed. En nu is het de eeuwige dag der verbolgenheid. Dat is de eeuwige pijn. Een dag waar nooit meer een einde aan komt. De eeuwige dag der verbolgenheid. Nu is het te laat. Dan zal je gedoopte voorhoofd eeuwig tegen je getuigen.
God zet je in de doop apart. We dragen het teken van het verbond. En wat zegt deze predikant daarvan:
Hij riep je. Hij nodigde je. Hij klopte op de deur van je hart. Hij gaf het teken dat er ook voor jou ruimte was in het bloed van Christus. Maar je bent eraan voorbijgegaan.
Wat doet de predikant hier? Hij wijst op onze verantwoordelijkheid. God heeft Zijn Naam aan onze naam verbonden. Dat is wat! We mogen leven onder de bediening van het verbond. In die zin zijn we een kind van het verbond. Maar dan wel in uiterlijke zin. Maar de zin
Hij gaf het teken dat er ook voor jou ruimte was in het bloed van Christus is geen belofte maar een bewijs dat het onze eigen schuld is dat we verloren gaan en op de roepstem die vanuit de doop tot ons komt geen acht geven.
Maar goed, dit is weer een soort zijweg. We hadden het over ds. Van Aalst. Jij hebt met telkens laten geloven dat ik deze predikant niet goed begreep of in ieder geval eenzijdig citeerde. Nu zeg je dat hij op twee gedachten hinkt. Ik vind dat allemaal nogal wat. Ik ga er een keer over ophouden maar echt bevredigend is dat niet.