Laten wij een heenwijzing naar Christus als een mogelijkheid van zalig kunnen worden niet verwarren met de openbaring van Christus, ofwel, de instelling van het Pascha niet verwarren met de viering van het Pascha! Toen ik dit bovenstaande van ds. Moerkerken las werd ik bedroefd....mijn maag keerde zich om in m'n buikwand. En dat waant zich een gereformeerd leraar die in de lijn der reformatie preekt. Verschrikkelijk! Wat zou een man als Maarten Luther dit soort publieke uitspraken bestreden en zelfs vervloekt hebben.Erasmiaan schreef:Ik ben van dat boekje geschrokken. Veel stukjes zouden aan te halen zijn die niet in de lijn liggen met de uitleg van de hoofdstroom van de reformatie. Neem nu alleen al dit stukje..:Erasmiaan schreef:[Ik heb wel het boekje: genadeleven en genadeverbond van ds. Moerkerken gelezen, daar kon ik het over het algemeen goed mee eens zijn. Ik lees daar overigens niets over bedekte schuld en vergeven schuld, wel over trappen in de kennis van Christus en dat is volkomen Bijbels. Daar kun je in de leerstellige gedeelten van de Bijbel ook goed mee uit de voeten.
ds. Moerkerken schreef: Anderen (zeer velen!) verwarren een openbaring van Christus aan het hart met de rechtvaardigmaking.
Voor mij ligt een vraag, die iemand schriftelijk stelde:
Is het geloof in de Heere Jezus hetzelfde als gerechtvaardigd te zijn in de vierschaar der consciëntie?
Ons antwoord is neen, volstrekt niet.
Velen werpen ons dan tegen, dat wij toch door het geloof gerechtvaardigd worden! Wie het geloof heeft zeggen zij, is toch gerechtvaardigd! Wij moeten daarop antwoorden, dat men nooit verwarren moet het door geloof omhelzen van Christus met het door het geloof omhelzen van de vrijspraak des Vaders. Het instrument, waarmede de zondaar omhelzen mag, is altijd hetzelfde (het geloof); de weldaad echter, die omhelsd wordt, kan verschillen. En hoewel het zéker waar is, dat de zondaar op die plaats, waar hij Christus aan zijn ziel geopenbaard krijgt, de zonde zoeken kan en haar niet vinden, toch is er een groot onderscheid tussen het zien van de Advocaat in Zijn volkomenheid en algenoegzaamheid enerzijds, en het horen van de vrijspraak van de Rechter anderzijds. Men onderscheide daarom scherp (ook in eigen leven, niet slechts in de dogmatiek!) tussen een toevlucht nemen tot Christus of een openbaring van Christus en tussen de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie.
Het ongetwijfeld Christelijk Geloof
Want voorwaar zeg ik u, dat, zo wie tot deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven, dat hetgeen hij zegt geschieden zal, het zal hem geworden, zo wat hij zegt. Markus 11:23. Amen. Zo heeft God in het Onze Vader heel in het kort, alle noden die ons bedreigen, voor ons neergelegd, zodat wij geen verontschuldiging hebben om niet te bidden. Maar nu komt het er op aan, dat wij ook Amen daarop leren zeggen, dat is: niet twijfelen, maar geloven, dat het zeker verhoord wordt en gebeuren zal. Want het is niet anders dan een gebed van het Ongetwijfeld Geloof, dat niet zomaar op goed geluk bidt, maar weet, dat God niet liegt, aangezien Hij beloofd heeft onze beden te verhoren. Waar zo’n geloof niet is, daar kan ook geen echt gebed zijn! Daarom is het een noodlottige waan bij hen die zonder geloof bidden dat ze niet van harte JA erop durven zeggen en met zekerheid verwachten, dat God ze verhoort, maar in twijfel blijven steken en zeggen: ‘Zou ik zo vermetel zijn en mij erop beroemen, dat God mijn gebeden zou verhoren; ik ben toch maar een arme zondaar…,’ en meer van dit soort verontschuldigingen, dat komt hiervan, dat zij niet naar Gods beloften zien, maar naar hun eigen werk en waardigheid, waardoor zij God verachten en Hem voor onbetrouwbaar houden. Daarom ontvangen zij ook niets, zoals Jacobus zegt: Wie bidt, moet bidden in geloof en niet twijfelen, want die twijfelt is als een golf van de zee, die door de wind voortgedreven en opgejaagd wordt; die mens moet niet denken, dat hij iets van de Heere zal ontvangen. Zie, zoveel is er God aan gelegen, dat wij zeker zullen zijn niet te vergeefs te bidden en in geen enkel opzicht onze eigen gebeden verachten. Der Große Katechismus, von dem Gebete, 1529, vgl. WA 30.1, 211, 15-33. Lezen: Markus 11:12-26, tekstvers voor meditatie: vers 23.
De zekerheid van het geloof
Dit is de ware heilzame leer van het Christelijk geloof, namelijk, dat deze gewisse verzekering en dit getuigenis van de Heilige Geest, in het hart moeten zijn, zodat het geheel niet twijfelt, dat wij door Christus, Gods kinderen zijn, vergeving van zonden en het eeuwige leven hebben, en dat wij ook moeten weten, dat God met alle ernst dit geloof eist en verbied om hieraan te twijfelen, als Hij zegt: Die in den Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelf; die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn Zoon (1 Johannes 5:10). Hiermee is de schandelijke, verdoemde, duivelse leer der papisten, die hiertegen zonder schaamte voorgeven, dat het goed is als je twijfelt, en dat een christen moet twijfelen aan de genade, op een geweldige manier in de bodem geslagen. Dat is zoveel geleerd: dat het goed is Gods getuigenis niet te geloven! en dit is niet anders dan God een leugenaar noemen, de Heere Christus lasteren en te schande maken, de Heilige Geest in het openbaar op de mond slaan, en zo wezenlijk en waarachtig de mensen tot de onvergeeflijke zonde en lastering tegen de Heilige Geest te brengen en daarin vast te maken, zodat ze tot de duivel moeten varen en geen heil of troost van hun zaligheid ooit zullen hebben. Crucigers Sommerpostille (1544), vgl. WA 21, 288, 16-30.
Om de reine en zuivere leer
Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers van de wereld, van de duisternis in deze eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (Efeze 6:12)Daarom laten wij voortgaan en ijverig volharden met bidden en smeken. Wij aan wie het Woord bevolen is – die in het predikambt zijn – zullen de christelijke kerk helpen en behouden door de reine en zuivere leer, maar iedere christen moet haar ook ondersteunen door het gebed. Wie nu de christelijke kerk en het Evangelie liefheeft, en graag haar welzijn en voorspoed zou zien die moet bedenken dat hij, om die te ontvangen en te behouden ook zélf daarbij helpen moet. Dat kan echter alleen gebeuren door het gebed. Als je bidt dat de Naam van God geheiligd wordt, Zijn Rijk komt en Zijn wil geschiedt, en daartegen dat de naam van de duivel ontheiligd worde, zijn rijk verstoord en zijn wil en listen verhinderd worden. Wanneer je dat doet! dan sta jezelf, en iedere christen die dat ook doet, als een strijder in zijn wapenrusting op het slagveld en in de voorhoede en je helpt de christelijke kerk tegen de duivel en de wereld verdedigen en beschermen. Want iedere christen is een strijder en strijdt tegen de duivel op het slagveld! Zo zwaar als de strijd is om de prediking en de leer, zo zwaar moet je ook strijden met bidden en gebeden. Voor de reine en zuivere leer moet gestreden en geworsteld worden, want wij christenen zijn geweldige strijders eerst wij in het predikambt en daarna u in de gebeden. Ueber das Evang. Johann. 16, 23 – 30, Anno 1534, Verg. E.A. (2), 5, 131.
Alleen Christus
Lieve Heere, maar wat moet ik dan doen opdat ik zalig worde? Ik moet de Zoon aanzien en aan Hem hangen, mij aan Hem houden, Hem liefhebben en in Hem geloven, dat Hij het is die mij zalig maken en behouden zal, Die mij niet verliest. Dit heeft God besloten: dat ik door Hem het eeuwige leven heb, indien ik slechts alleen aan Hem hang. Maar indien niet…, al was mijn leven nog heiliger als dat van de heilige Hieronymus, zo ben ik verloren. Heere Christus, ik blijf bij U, ik hang aan U, ik geloof in U, dat is het voornaamste, door U is mij het leven geschonken. Ik wil graag beginnen God en mijn naaste lief te hebben zoveel ik kan, en allerlei goed te doen, maar het blijft voor mij vaststaan, dat mijn goede werken mij niets helpen. Want U bent het alleen, mijn leven is te gering en mijn werken zijn te weinig, dat ik daardoor de dood zou kunnen verslinden, de hel toesluiten, de zonde zou kunnen wegnemen en de hemel opendoen. Wij kunnen de wet niet houden! Vergl. W.A. 33, 109, 3 – 39.
Indien gij van ganser harte gelooft
Lieve Heere God, Ik geloof dat Jezus Christus, waarachtig God, van de Vader van eeuwigheid geboren, en ook waarachtig mens geboren uit de maagd Maria, mijn Heere en Zaligmaker is, Die mij, verloren en verdoemd mensenkind, verlost heeft met Zijn lijden en bittere dood. Hij heeft mij ook uit alle zonden, de dood en uit de macht van de duivel verlost, niet met goud of zilver, maar met het Zijn heilig en dierbaar bloed, en met Zijn onschuldig lijden en sterven, opdat ik Zijn eigendom zij, en in Zijn Rijk, voor Hem leef en Hem dien, in eeuwige gerechtigheid, onschuld en zaligheid. Hij Die opgestaan is uit de dood, leeft en regeert in eeuwigheid. Dat is gewisselijk waar! Amen. Gebets-Schatz 1895 (vergelijk: Kleine Katechismus, W.A. 30.1, 365 – 367).
Verzekering van de zaligheid
Lieve God, U hebt het mij beloofd en een zeker en vast teken van Uw genade in de sacramenten gegeven, dat Christus mijn dood met Zijn dood overwonnen heeft. Met Zijn gehoorzaamheid en door Zijn lijden, mijn zonden, vernietigd heeft. Dat Hij door Zijn liefde mijn hel in Zijn van-God-verlaten-zijn verwoest heeft. Dit teken en deze belofte van mijn zaligheid zal mij niet beliegen of bedriegen. U hebt het gezegd, U kunt niet liegen niet met woorden en ook niet met daden, daar sta ik op, daar sterf ik op. Amen. Gebets-Schatz 1895.
Uit de werken van Maarten Luther