OK, dus jij stelt dat alleen zij die door een waar geloof, onder de werking van de Heilige Geest, Christus en Zijn weldadenaangenomen hebben, behouden zijn? En dat een ieder die Christus en Zijn weldaden nog niet heeft aangenomen, nog dood is in de zonden en misdaden?vragensteller schreef:Als je dat constateert, heb je mijn posts niet goed gelezen of niet goed begrepen. Ik ga mijzelf op dit punt niet herhalen. Lees die citaten van Calvijn nog maar eens over.
Het verhaal van de Kananese vrouw is geen bekeringsgeschiedenis.Ik vind het ook redelijk gedurfd om kennelijk te veronderstellen, dat het geloof van de Kananese vrouw ongeloof was, zolang ze de vervulling nog niet in handen had (genezing van haar dochter).
Hier komt een heidense vrouw in het vertrouwen dat Jezus haar dochter kán redden tot Jezus. Zij verwacht het alleen van Hem. Wat een geloof wordt daarin zichtbaar. Te meer, als wij bedenken dat zij een heiden is, een Kanaänitische (God had bevolen bij de intocht van Israël in Kanaän om alle volkeren uit te roeien, zij leeft slechts bij gratie van Israëls ongehoorzaamheid). Zij stond buiten Israël. Voor haar waren er geen beloften. Het is niet van een vrouw die tot geloof komt, maar van een vrouw in wie een bestaand geloof openbaar komt, en beproeving doorstaat. Kortom, een verhaal van heiligmaking in plaats van rechtvaardiging.
Bidden en vragen kán een teken van geloof zijn, maar dat hoeft niet. Slechts als het voor 100% eigen rechtvaardigheid heeft afgeschreven, en voor 100% het verwacht van Christus in het zekere vertrouwen dat wat het Evangelie omtrent zijn weldaden belooft niet alleen aan anderen, maar ook aan mij geschonken wordt.Feitelijk neem je Christus weldaden ook aan, als je voortdurend tot Hem nadert in gebed, alleen is dat voor je bewustheid een andere weldaad dan de zekerheid van vergeving van zonden en de zekerheid van het recht op het eeuwige leven (die je op zich van Gods kant wel geschonken zijn en die je daarmee ook ontvangen hebt). Je richt je dan meer op het feit dat Hij de Voorspraak is bij de Vader, bijvoorbeeld. In die zin omhels je Christus wel (en daarmee al Zijn weldaden, kun je niet scheiden). Dát zie ik bij die Kananese vrouw ook (dan kun je roepen: ja dat was de -bewuste- rechtvaardiging niet, nou ik weet dat zo net nog niet ...)
Kennis van Christus, vertrouwen in Hem en de beloften van het Evangelie en in de goedwilligheid van God, is noodzakelijk voor een waar geloof. Het geloof rechtvaardigt. De HC en andere oudvaders/reformatoren spreken daar in termen over die duidelijk maken dat dit een bewuste daad in de mens is. Men wordt niet rechtvaardig zonder het zelf te merken. Terecht wijst Maarten Luther op de bezittelijke voornaamwoorden van het geloof. Het ware geloof zegt: Mijn Zaligmaker!
Werden we er maar eens aan ontdekt, ook na ontvangen genade, hoe een grote zonde het is, om God niet op Zijn Woord te geloven, en door ons ongeloof vraagtekens te zetten of God Zijn Woord wel meent, en of het ook wel voor ons bedoelt is.