Wat scharen we hierin allemaal wel of juist niet onder het woord 'zegen' ? Volgens mij zijn er uit de geschiedenis en uit de Bijbel voldoende voorbeelden van 'der goddelozen voorspoed'.
Ook kan uitwendige voorspoed een zegen schijnen maar juist van de Heere afbrengen (denk bijvoorbeeld aan Asaf, hij was 'ziende op der goddelozen voorspoed'; velen zullen hun voorspoed wellicht als een zegen gezien hebben en onder het woord 'goddelozen' kunnen we denk ik ook het destijds (en nog) levende 'uitwendig vrome' volk scharen, 'loos van God')
Ik denk dat 'voorspoed' en 'succes' zeker tegengesteld kunnen zijn aan het Bijbelse woord 'zegen', maar ook juist samen kan gaan ("Ik zal uw dagen verlengen.. etc").
Ook denk ik dat het Bijbels is om te zeggen dat ook zondaren alle dingen moeten medewerken ten goede, in die zin denk ik dat je mag zeggen dat het werk van een zondaar in die zin door God gezegend kan worden tot zegen of nut van Gods kinderen en zeker in Gods raadsplan.
Uit Wikipedia:
Zegen heeft oorspronkelijk de betekenis van heil of voorspoed
Over het woord heil:
Heil
Let op: Spelling (deels) uit 1864: o. [geen meervoud] geluk, gelukstaat; zaligheid; ik wensch u - en zegen; het eeuwig -; aanhef der brieven bij de ouden, Cicero aan Atticus, heil!
~AND, (B.
~ANT), m. Zaligmaker; Jezus Christus, de - der menschheid.
~BEDE, v. (-n).
~BEGEERIG, [bij...
In onderstaande Bijbel citaten wordt (onder andere) gesproken over diverse betekenissen van het woord zegen in de Bijbel.
Genesis 12:2:
En Ik zal u tot een groot volk maken, en u *zegenen en uw naam groot maken; en wees een zegen.
Met de kanttekeningen:
*De zegening Gods betekent allerlei weldaad, óf in het gemeen, lichamelijke en geestelijke, aardse en hemelse, tijdelijke en eeuwige, Gen. 24:1. Deut. 28:2, 3, 4, enz., óf in het bijzonder enige derzelve, Gen. 1:22, 28; 39:5. Deut. 7:13. Ef. 1:3.
Genesis 22:18:
18 En f 34in uw Zaad 35zullen gezegend worden 36alle volken der aarde, 37naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.
Met de kanttekeningen:
36 Niet alleen die uit uw vlees zullen voortkomen, maar ook alle andere volken die in uw Zaad aan den Messias geloven zullen. Zie Gal. 3:29.
Deuterenomium 28:2
2 En al deze zegeningen zullen over u komen en u aantreffen, wanneer gij der stem des HEEREN uws Gods zult gehoorzaam zijn.
3 Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend zult gij zijn in het veld.
4 Gezegend zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws lands en de vrucht uwer beesten, de voortzetting uwer koeien en de kudden van uw kleinvee.
5 Gezegend zal zijn uw 3korf en uw 4baktrog.
6 Gezegend zult gij zijn in 5uw ingaan, gezegend zult gij zijn in uw uitgaan.
7 De HEERE zal geven uw vijanden die tegen u opstaan, 6geslagen voor uw aangezicht; door één weg zullen zij tot u uittrekken, maar door zeven wegen zullen zij voor uw aangezicht vlieden.
8 De HEERE zal 7den zegen 8gebieden, dat hij met u zij in uw schuren, 9en in alles waaraan gij uw hand slaat; en Hij zal u zegenen in het land dat u de HEERE uw God geven zal.
9 De HEERE zal u Zichzelven btot een 10heilig volk 11bevestigen, gelijk als Hij u gezworen heeft, wanneer gij de geboden des HEEREN uws Gods zult houden en in Zijn wegen wandelen.
10 En alle volken der aarde zullen zien, 12dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij zullen voor u vrezen.
11 cEn de HEERE zal u doen overvloeien aan goed, in de vrucht uws buiks en in de vrucht uwer beesten en in de vrucht uws lands; op het land dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft u te zullen geven.
12 De HEERE zal u opendoen Zijn goeden schat, den 13hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken dlenen, maar gij zult niet ontlenen.
13 En de HEERE zal u 14tot een hoofd maken en niet tot een staart, en gij zult alleenlijk 15boven zijn en niet onder zijn; wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN uws Gods, die ik u heden gebied te houden en te doen,
14 En gij niet afwijken zult van al de woorden die ik ulieden heden gebied, ter rechter- of ter linkerhand, dat gij andere goden nawandelt om die te dienen.
Tenslotte, er is geen enkele zegen verkregen door mensenwerk, het is alles 'om Jezus' wil'. En dan ben ik geneigd om te stellen dat het werk van iemand 'die in zonden leeft' gezegend kan worden uit Gods algemene genade. Het is alleen de vraag waar zo iemand heen gaat met die zegeningen, anders is het enkel tot verzwaring van het oordeel.
Dat zegt de Schrift ons ook: opdat de goedertierenheid Gods u tot bekering zou leiden. „Of weet ge niet”, zegt Paulus, „dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?”
Daarom schenkt God deze zegeningen. Het is de tijd der genade. De lankmoedigheid van God wijst erop dat de Heere uitstelt. Ons vonnis ligt klaar vanwege onze schuld en zonde. Maar God heeft gezegd: Wacht nog even met de volvoering van dat vonnis. Geef de mensen nog gelegenheid in de tijd van Mijn lankmoedigheid, opdat ze zich zouden bekeren. Opdat het uitgestelde vonnis nog een afgesteld vonnis zou worden in de weg der bekering.
http://www.refdag.nl/kerkplein/meditati ... 4_1_366349