@ Albion, nee ik bedoelde dat de verkondiging dat er een Fontein is tegen de zonde en tegen de onreinheid , dat die vooral tot de gedoopten komt. Zij zitten onder het Evangelie.
Ik las bij Boston (zijn boek over het verbond der genade) in hoofdstuk 4 het volgende over het recht van toegang tot de Zaligmaker van het verbond der genade:
Thomas Boston schreef:4. Laten we ons de vraag eens stellen wie degenen zijn met wie Christus verbonden is als Zaligmaker en van wie Hij volgens de Schriften de Zaligmaker is. Het antwoord dat we daarop vinden is dat Hij alleen van Zijn lichaam de werkelijke Zaligmaker is, Eféze 5: 23. Maar wanneer we Hem beschouwen als officiële Zaligmaker of als Zaligmaker krachtens ambt, dan is Hij de Zaligmaker van de wereld, 1 Joh. 4: 14; Joh. 4: 42. Als iemand aangesteld is als de dokter van een bepaalde gemeenschap, dan is hij krachtens ambt de dokter van de hele gemeenschap en staat hij tot elk lid ervan in betrekking als dokter. Echter, hij geneest niet al de leden van die gemeenschap, maar alleen degenen die gebruik van hem maken. Hoewel sommigen uit die gemeenschap zelfs nooit gebruik van hem zouden maken, maar de hulp van andere dokters zouden inroepen, is hij toch nog steeds krachtens ambt hun dokter. Ook al zouden ze sterven aan hun ziekte, omdat ze hem er niet bij wilden roepen, dan blijft het waar dat hij hun dokter was en dat ze hem te hulp hadden mogen roepen om van hem geneesmiddelen te krijgen. Het is dan ook helemaal hun eigen fout, wanneer ze door hem niet genezen werden. Zo is de Heere Jezus Christus ook door de hemel aangesteld als Zaligmaker van de wereld. Op gezag van Zijn Vader is Hij met dat ambt bekleed en overal waar het Evangelie komt, klinkt Zijn volmacht door: "En wij hebben het aanschouwd en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld", 1 Joh. 4: 14. Daarom zal niemand van ons verloren gaan omdat het hem aan een Zaligmaker ontbrak. Jezus Christus is de Zaligmaker van de wereld. Hij is uw Zaligmaker en mijn Zaligmaker, hoe ons geval er ook voorstaat. God is in en door Hem de Zaligmaker van alle mensen, in het bijzonder van degenen die geloven, 1 Tim. 4: 10. Daarom is de zaligheid van Christus de algemene zaligheid, Judas: 3 en is het Evangelie de genade van God die de zaligheid aan alle mensen laat verschijnen, Titus. 2: 11. Christus staat daarom als een Zaligmaker krachtens ambt in relatie met de hele mensheid op aarde. Hij is hun Zaligmaker en zo is Hij verbonden aan elk van hen, aan zondaren, aan het gezelschap van verloren zondaren: "Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken", 1 Tim. 1: 15; "De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was", Lukas 19: 10.
Laat niemand zeggen: "Helaas, ik heb niets met Christus te maken en Hij niet met mij, want ik ben een zondaar, een verloren zondaar". Integendeel, juist daarom is er een relatie tussen Hem en u. Omdat u een zondaar bent uit de mensheid, is Christus uw Zaligmaker, want Hij is op grond van Zijn ambt de Zaligmaker van het geslacht waarvan u een lid bent. Als u iemand anders dan Hem wilt gebruiken, of wegkwijnen in uw kwaal, in plaats van uzelf in Zijn hand te stellen, dan brengt u uzelf in levensgevaar. Maar weet voorzeker, dat u een Zaligmaker hebt die God voor u uitgekozen heeft, of u nu gebruik van Hem maakt of niet. Hij is door Zijn Vader benoemd als de Dokter van zielen. U bent de zieke en hoe minder u er van voelt, hoe gevaarlijker uw ziekte is. Er is daarom als zodanig een waardevolle relatie tussen Christus en u, Matth. 9: 11 12. Hij is de grote Lastdrager, Die rust geeft aan degenen die vermoeid en zwaar beladen zijn, Matth. 11: 28; Jesaja 55: 2. U arbeidt, door te werken voor hetgeen niet verzadigt. U bent beladen met ongerechtigheid, ja zwaar beladen en dat bent u niet minder omdat u er niet op gepaste wijze door aangedaan bent. Om die reden is er een betrekking tussen Christus en u. Welnu, als Christus tot de wereld van zondaren in betrekking staat als Zaligmaker, dan zijn zij dus het voorwerp van Zijn bediening van het verbond.
5. Tenslotte, als dit niet zo zou zijn, dan zouden bepaalde personen uit de zondaren van het menselijke geslacht evenmin als de duivels gemachtigd zijn om het verbond aan te grijpen door in Christus te geloven. Dit is echter in tegenspraak met de aanhou-dende roep van het Evangelie, Joh. 3: 16; Markus 16: 15. Want degenen voor wie de Bedienaar niet gemachtigd is, hebben zeker geen recht om het verbond vast te grijpen. Wie kunnen er dan van de zondaren uit het menselijke geslacht uitgezonderd zijn? Niet de heidenen en andere ongelovigen die het Evangelie niet horen. Want hoewel in de diepte van soevereine wijsheid dat recht niet aan hen bekendgemaakt werd, strekt het zich toch werkelijk tot hen uit zoals dat begrepen is in de algemene bewoording "een iegelijk", Joh. 3: 16. En als het zich niet tot hen uitstrekte, dan kon het verbond door de Evangeliedienaars evenmin wettig aan hen gepredikt en aangeboden worden, als dat een omroeper wettig zou kunnen rondgaan en schadeloosstelling van de koning aanbieden aan degenen die er geen aandeel in hebben maar ervan uitgesloten zijn. Het Evangelieaanbod door de predikers is zonder twijfel van nul en gener waarde wanneer het de grenzen overschrijdt van het voorwerp van Christus' verbondsbediening. Daarvan zou sprake zijn wanneer de bediening uitgebreid wordt door één of meerderen die daartoe geen volmacht hebben. Tegelijk wordt niemand die het Evangelie hoort uitgezonderd, want het niet vastgrijpen van het verbond door het geloof in Christus, is de grote zonde van iedereen die het Evangelie wel heeft, maar er geen gebruik van maakt, Spr. 8: 36; Joh. 3: 19; Markus 16: 16. Dat zou echter nooit de zonde kunnen zijn van personen die uitgesloten zijn, want het kan nooit iemands zonde zijn om iets niet te doen waartoe hij van God geen volmacht gekregen heeft. Veel minder zijn de niet uitverkorenen uitgezonderd, want in dat geval zou hun ongeloof hun zonde niet zijn. In die situatie zouden ook de uitverkorenen nooit kunnen geloven tot op het moment dat hun verkiezing voor het eerst aan
hen geopenbaard werd. Dat is echter in strijd met de vastgestelde werkwijze van de genade. Niemand kan immers in Christus geloven totdat hij zijn volmacht ziet, want die volmacht is de basis van het geloof.
Daarom concluderen we dat zondaren uit de mensheid in het algemeen het voorwerp zijn van Christus' bediening van het verbond, dat Hij macht gekregen heeft om het aan u te bedienen, ja aan elk van u, wie u ook bent of geweest bent. Ook stellen we vast dat u óf het verbond moet aangrijpen voor het leven en de zaligheid, óf moet vergaan als verachters ervan omdat u het Evangelie gehoord hebt.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)