Mee eens. Daarom heb ik ook aangegeven zeker niet tegen de prediking van de wet te zijn, maar dat dat wel op een goede manier moet gebeuren. Dan hoort het wijzen op de zonden (en de oproep er tegen te strijden) ook bij de oproep tot heiliging omdat we als kinderen van God nog wel onder de zonde zijn (waar we tegen moeten vechten) maar niet onder de vloek van de zonde die ons veroordeelt, omdat Hij ons vrijspreekt.Fjodor schreef:Maar hoe wordt mij de waarde van Christus' kruiswerk voorgehouden? Dat is toch door mij te wijzen op mijn zonden? Dat is iets anders dan de gelovigen weer onder de vloek van de wet brengen, maar dat is wel het ernstig preken van de zonde opdat Christus' Middelaarswerk verheerlijkt wordt.Marnix schreef: Ik zeg niet dat de wet niet gepreekt moet worden. Ik denk wel dat je moet uitkijken met hoe je het brengt. De wet is goed en vervuld in Christus. We zijn als kinderen van Hem niet meer onder de vloek van de wet. Je moet dan uitkijken dat je mensen niet iedere keer eerst weer "onder de vloek van de wet brengt" om vervolgens ze weer vrijspraak te preken, alsof we iedere keer weer eerst vijanden van God worden en dan weer vrijgesproken worden. Bekering en wedergeboorte is eenmalig. Dat moet echter niet leiden tot een zoetsappig evangelie (maak je niet druk, het komt allemaal wel goed). Bij de apostelen zien we doorgaans dat ze ongelovigen (die vijanden van God zijn) oproepen tot bekering en de gemeente van Christus (die vrijgekochte kinderen van God zijn) tot heiliging. En dat is ook mijn waarschuwing en oproep, om die zaken niet door elkaar te halen. En de aansporingen en oproep tot heiliging zijn zeker geen zoetsappige praatjes.
Verder moet die oproep tot heiliging ook zeker een plaats hebben.
1 Wij zijn dus als rechtvaardigen aangenomen op grond van ons geloof en leven in vrede met God, door onze Heer Jezus Christus. 2 Dankzij hem hebben we door het geloof toegang gekregen tot Gods genade, die ons fundament is, en in de hoop te mogen delen in zijn luister prijzen we ons gelukkig. 3 En dat niet alleen, we prijzen ons zelfs gelukkig onder alle ellende, omdat we weten dat ellende tot volharding leidt, 4 volharding tot betrouwbaarheid, en betrouwbaarheid tot hoop. 5 Deze hoop zal niet worden beschaamd, omdat Gods liefde in ons hart is uitgegoten door de heilige Geest, die ons gegeven is. 6 Toen wij nog hulpeloos waren is Christus immers voor ons, die op dat moment nog schuldig waren, gestorven. 7 Er is bijna niemand die voor een rechtvaardig mens wil sterven; slechts een enkeling durft voor een goed mens zijn leven te geven. 8 Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. 9 Des te zekerder is het dus dat wij, nu we door zijn dood zijn vrijgesproken, dankzij hem zullen worden gered en niet veroordeeld. 10 Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met hem zijn verzoend, worden gered door diens leven. 11 En meer nog, dat wij God prijzen danken we aan onze Heer Jezus Christus, door wie we nu al met God zijn verzoend.
(...)
17 Als de dood heeft geheerst door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus. 18 Kortom, zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld, zo zal de rechtvaardigheid van één enkel mens ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven. 19 Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden. 20 En later is de wet erbij gekomen, zodat de overtredingen toenamen; maar waar de zonde toenam, werd ook de genade steeds overvloediger. 21 Zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer.