Luther over de prediking van het Evangelie

[DWW]

Maarten Luther over Johannes 16 vers 1-4
"Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geërgerd wordt. Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij. Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden
was."

"Hier hoort gij dat het Evangelie zulk een prediking is, welke naar de rede en het oordeel der mensen slechts is een ergerlijke prediking, d.i. welke men niet alleen houdt voor een grote dwaling of dwaze tijding, die de wereld veracht en bespot, maar ook voor zulk een zaak, die in geen enkel opzicht te horen of te verdragen is, als het schadelijkste vergif van de duivel uit de hel. Zulk een schijn en naam zal het rijk van Christus hebben op aarde, waarmede men toch zien en begrijpen zal dat het niet is zulk een werelds rijk, als vlees en bloed daarin zoeken; ja! dat het ook niet moet genaamd worden rijk van God of van Christus, maar een verwoesting en verstoring van alle goed bestuur, zowel van het Goddelijk als het wereldlijk rijk. Dit mag wel een wonder boven wonder genaamd worden, dat dit de Zoon van God zal wedervaren van die mensen, die Gods volk genoemd worden en de beste mensen zijn der wereld. Want Hij spreekt hier niet over openbare, lichtvaardige, boze mensen en goddeloze lieden, maar over hen, die de voornaamste, verlichtste, heiligste mensen zijn en, gelijk Hij hier zegt, Gods dienaren genaamd worden."

[-DIA-]

Maarten Luther over Johannes 16 vers 1-4
"Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geërgerd wordt. Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij. Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden
was."

"Hier hoort gij dat het Evangelie zulk een prediking is, welke naar de rede en het oordeel der mensen slechts is een ergerlijke prediking, d.i. welke men niet alleen houdt voor een grote dwaling of dwaze tijding, die de wereld veracht en bespot, maar ook voor zulk een zaak, die in geen enkel opzicht te horen of te verdragen is, als het schadelijkste vergif van de duivel uit de hel. Zulk een schijn en naam zal het rijk van Christus hebben op aarde, waarmede men toch zien en begrijpen zal dat het niet is zulk een werelds rijk, als vlees en bloed daarin zoeken; ja! dat het ook niet moet genaamd worden rijk van God of van Christus, maar een verwoesting en verstoring van alle goed bestuur, zowel van het Goddelijk als het wereldlijk rijk. Dit mag wel een wonder boven wonder genaamd worden, dat dit de Zoon van God zal wedervaren van die mensen, die Gods volk genoemd worden en de beste mensen zijn der wereld. Want Hij spreekt hier niet over openbare, lichtvaardige, boze mensen en goddeloze lieden, maar over hen, die de voornaamste, verlichtste, heiligste mensen zijn en, gelijk Hij hier zegt, Gods dienaren genaamd worden."

Misschien is het wel een bedenkelijke zaak als er zich geen vijandschap openbaart als de Waarheid gezegd mag worden. Deze zaak is ook voluit Bijbels, mits men er oog voor heeeft. Maar meest zijn we maar ziende blind en horende doof en merken we het niet, en toch zal ieder kind van God weten wat het is om verwaardigd te worden de smaadheid Christi te dragen.
Maar ook aangaande dit, dan mogen we daar ook weer geen grond van maken als de wereld en de vrome godsdienst ons weg zou honen. Want ook hier kan de satan ons heel listig mee proberen te vangen. Onze onze werken en woorden en daden hebben op zich geen enkele waarde. Niet dat het onverschillig is wat we zeggen of doen, verre daarvan! De wereld en de godsdienst zou uit onze levensopoenbaring God moeten verheerlijken, en wee ons als Zijn Naam om onzetwil wordt gelasterd.
Of zo'n reactie als bovenstaand begrepen word? Het lijkt me niet erg waarschijnlijk, en of het wijs is dit te posten lijkt me ook weer twijfelachtig, gezien de gedachte die post kan vatten dat we ons op de vijandschap die zich opoenlijk of heimelijk wel openbaard, tot een grond zouden kunnen verheffen en te denken: Wellicht is het goed, en zit ik op een Bijbels spoor. Want ons hart is zo arglistig, dat we zelfs met de Waarheid onszelf nog vaak bedoelen.

[Jongere]

Luther heeft helemaal gelijk.
We moeten wel oppassen deze waarheid niet verkeerd om te gebruiken. Dus: als ik tegenstand en ergernis ervaar, zit ik op de goede weg. Dat is het paard achter de wagen spannen. De tegenstand en ergernis is geen bewijs dat we op de goede weg zitten. Gelukkig wierp de leer van Arius of Arminius ook zoveel tegenstand en ergernis op binnen de kerk, dat zij buitengesloten werden. Als je de ergernis gaat liefhebben, als het een leer wordt die er is om te provoceren (en er zijn mensen die daarvan kunnen genieten) zit je niet op het goede spoor. (edit: ik zie dat DIA dit gevaar ook terecht noemt)
Dit is wel een troost voor de kinderen van God die deze tegenstand (dagelijks) ervaren. In de Handelingen zie je ook wat een ergernis het evangelie is als het zuiver wordt gepreekt. Paulus kan een hele rij martelingen opnoemen die hij ervoor heeft moeten ondergaan. In dat opzicht zouden we wel eens kritisch naar onszelf mogen kijken, ja. Hoe lauwer de christen, de kerk en het evangelie, hoe beter zij bij de wereld passen en hoe minder tegenstand en ergernis er zal zijn.

[eenvoudige]

Maarten Luther over Johannes 16 vers 1-4
"Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geërgerd wordt. Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij. Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden
was."

"Hier hoort gij dat het Evangelie zulk een prediking is, welke naar de rede en het oordeel der mensen slechts is een ergerlijke prediking, d.i. welke men niet alleen houdt voor een grote dwaling of dwaze tijding, die de wereld veracht en bespot, maar ook voor zulk een zaak, die in geen enkel opzicht te horen of te verdragen is, als het schadelijkste vergif van de duivel uit de hel. Zulk een schijn en naam zal het rijk van Christus hebben op aarde, waarmede men toch zien en begrijpen zal dat het niet is zulk een werelds rijk, als vlees en bloed daarin zoeken; ja! dat het ook niet moet genaamd worden rijk van God of van Christus, maar een verwoesting en verstoring van alle goed bestuur, zowel van het Goddelijk als het wereldlijk rijk. Dit mag wel een wonder boven wonder genaamd worden, dat dit de Zoon van God zal wedervaren van die mensen, die Gods volk genoemd worden en de beste mensen zijn der wereld. Want Hij spreekt hier niet over openbare, lichtvaardige, boze mensen en goddeloze lieden, maar over hen, die de voornaamste, verlichtste, heiligste mensen zijn en, gelijk Hij hier zegt, Gods dienaren genaamd worden."

Misschien is het wel een bedenkelijke zaak als er zich geen vijandschap openbaart als de Waarheid gezegd mag worden. Deze zaak is ook voluit Bijbels, mits men er oog voor heeeft. Maar meest zijn we maar ziende blind en horende doof en merken we het niet, en toch zal ieder kind van God weten wat het is om verwaardigd te worden de smaadheid Christi te dragen.
Maar ook aangaande dit, dan mogen we daar ook weer geen grond van maken als de wereld en de vrome godsdienst ons weg zou honen. Want ook hier kan de satan ons heel listig mee proberen te vangen. Onze onze werken en woorden en daden hebben op zich geen enkele waarde. Niet dat het onverschillig is wat we zeggen of doen, verre daarvan! De wereld en de godsdienst zou uit onze levensopoenbaring God moeten verheerlijken, en wee ons als Zijn Naam om onzetwil wordt gelasterd.
Of zo'n reactie als bovenstaand begrepen word? Het lijkt me niet erg waarschijnlijk, en of het wijs is dit te posten lijkt me ook weer twijfelachtig, gezien de gedachte die post kan vatten dat we ons op de vijandschap die zich opoenlijk of heimelijk wel openbaard, tot een grond zouden kunnen verheffen en te denken: Wellicht is het goed, en zit ik op een Bijbels spoor. Want ons hart is zo arglistig, dat we zelfs met de Waarheid onszelf nog vaak bedoelen.

Waarom zal Christus dit gezegd hebben tegen Zijn discipelen?
Omdat, als het goed is, iedereen de vrede en de eensgezind liefheeft. Maar als Gods Woord gepreekt wordt naar Schrift en belijdenis, zal het vijandschap teweegbrengen.
En dat is niet naar het vlees. Gods knechten en kinderen zullen zich er voor over moeten leren krijgen. Een dienstknecht is niet meerder dan zijn Heere.

[-DIA-]

Maarten Luther over Johannes 16 vers 1-4
"Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geërgerd wordt. Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij. Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden
was."

"Hier hoort gij dat het Evangelie zulk een prediking is, welke naar de rede en het oordeel der mensen slechts is een ergerlijke prediking, d.i. welke men niet alleen houdt voor een grote dwaling of dwaze tijding, die de wereld veracht en bespot, maar ook voor zulk een zaak, die in geen enkel opzicht te horen of te verdragen is, als het schadelijkste vergif van de duivel uit de hel. Zulk een schijn en naam zal het rijk van Christus hebben op aarde, waarmede men toch zien en begrijpen zal dat het niet is zulk een werelds rijk, als vlees en bloed daarin zoeken; ja! dat het ook niet moet genaamd worden rijk van God of van Christus, maar een verwoesting en verstoring van alle goed bestuur, zowel van het Goddelijk als het wereldlijk rijk. Dit mag wel een wonder boven wonder genaamd worden, dat dit de Zoon van God zal wedervaren van die mensen, die Gods volk genoemd worden en de beste mensen zijn der wereld. Want Hij spreekt hier niet over openbare, lichtvaardige, boze mensen en goddeloze lieden, maar over hen, die de voornaamste, verlichtste, heiligste mensen zijn en, gelijk Hij hier zegt, Gods dienaren genaamd worden."

Misschien is het wel een bedenkelijke zaak als er zich geen vijandschap openbaart als de Waarheid gezegd mag worden. Deze zaak is ook voluit Bijbels, mits men er oog voor heeeft. Maar meest zijn we maar ziende blind en horende doof en merken we het niet, en toch zal ieder kind van God weten wat het is om verwaardigd te worden de smaadheid Christi te dragen.
Maar ook aangaande dit, dan mogen we daar ook weer geen grond van maken als de wereld en de vrome godsdienst ons weg zou honen. Want ook hier kan de satan ons heel listig mee proberen te vangen. Onze onze werken en woorden en daden hebben op zich geen enkele waarde. Niet dat het onverschillig is wat we zeggen of doen, verre daarvan! De wereld en de godsdienst zou uit onze levensopoenbaring God moeten verheerlijken, en wee ons als Zijn Naam om onzetwil wordt gelasterd.
Of zo'n reactie als bovenstaand begrepen word? Het lijkt me niet erg waarschijnlijk, en of het wijs is dit te posten lijkt me ook weer twijfelachtig, gezien de gedachte die post kan vatten dat we ons op de vijandschap die zich opoenlijk of heimelijk wel openbaard, tot een grond zouden kunnen verheffen en te denken: Wellicht is het goed, en zit ik op een Bijbels spoor. Want ons hart is zo arglistig, dat we zelfs met de Waarheid onszelf nog vaak bedoelen.

Waarom zal Christus dit gezegd hebben tegen Zijn discipelen?
Omdat, als het goed is, iedereen de vrede en de eensgezind liefheeft. Maar als Gods Woord gepreekt wordt naar Schrift en belijdenis, zal het vijandschap teweegbrengen.
En dat is niet naar het vlees. Gods knechten en kinderen zullen zich er voor over moeten leren krijgen. Een dienstknecht is niet meerder dan zijn Heere.

Dat is ongekunsteld en eenvoudig gezegd.